Besluit van 20 mei 2016, houdende instelling van de Nederlandse Sportraad als adviescollege over het evenementenbeleid op het terrein van sport (Instellingsbesluit Nederlandse Sportraad)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 mei 2016, kenmerk 956137-149371-WJZ, gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst;

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. raad:

raad, genoemd in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2

  • 1. Er is een Nederlandse Sportraad.

  • 2. De raad wordt ingesteld voor een periode van vier jaar.

Artikel 3

De raad heeft tot taak Onze Minister te adviseren over het beleid ten aanzien van sportevenementen.

Artikel 4

  • 1. De raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden.

  • 2. Als voorzitter wordt benoemd de heer M. van Praag.

  • 3. Als leden worden benoemd:

    • a. de heer ing. A. Aboutaleb;

    • b. de heer J.H.R. de Groot;

    • c. de heer P.C.M. van den Hoogenband;

    • d. de heer D. Stutterheim;

    • e. mevrouw E.M. Vergeer;

    • f. mevrouw ir. M.W.L. van Vroonhoven MBA;

    • g. de heer dr. A. Kuipers.

Artikel 5

De raad stelt zijn eigen werkwijze vast.

Artikel 6

  • 1. De raad wordt ondersteund door een secretariaat en kan gebruik maken van andere faciliteiten die nodig zijn voor zijn werkzaamheden.

  • 2. Onze Minister voorziet in het secretariaat en in de andere faciliteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7

De archiefbescheiden van de raad worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2016.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2020.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Nederlandse Sportraad.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 20 mei 2016

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de zevende juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Sport verbindt en is de sleutel tot een gezonde leefstijl. Alle aspecten van sport spelen daarbij een belangrijke rol: van het organiseren van de sport in een financieel gezonde aantrekkelijke sportbond, tot sportfaciliteiten in de buurt. Sportevenementen zijn mooie gelegenheden om deze boodschap uit te dragen. Ik zie echter dat we bij grote sportevenementen nog veel kansen laten liggen. Zo blijkt dat bijna de helft van de grote sportevenementen in de rode cijfers eindigt, dat de «spin-off», waaronder grotere sportdeelname, vluchtig is en men meer van elkaar zou kunnen leren.

Het besluit voorziet in de instelling van de Nederlandse Sportraad (de raad) voor een periode van vier jaar. Het betreft de instelling van een college voor de advisering over een in de tijd beperkt vraagstuk (artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges). Ingevolge artikel 7 van de Kaderwet adviescolleges wordt dit koninklijk besluit mede door Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst ondertekend. Deze nota van toelichting is dan ook mede namens deze minister opgesteld.

Opdrachten

De raad krijgt tot taak te adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen. Dit advies wordt gedaan binnen de bredere context van het Nederlandse sportbeleid. Zoals is uiteengezet in de brief van 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 30 234, nr. 142) wordt de raad gevraagd in het bijzonder te kijken naar zes punten:

1. Zorgen voor meer rendabele sportevenementen

Ruim de helft van de grote sportevenementen1 sluit af met verlies. Gemeenten, sportbonden en private partners moeten dan bijspringen, terwijl sportevenementen in potentie juist winstgevend zouden moeten zijn en geld zouden moeten genereren voor de sport. Diverse evenementen in binnen- en buitenland hebben al laten zien dat dit kan. Studies tonen bovendien steeds vaker aan dat evenementen een positieve economische impact in de directe omgeving kunnen hebben.2 Investeringen in evenementen zijn momenteel nog vaak publiek gefinancierd terwijl de opbrengsten grotendeels bij private partijen neerslaan. De raad krijgt als opdracht de balans tussen publieke en private financiering te verbeteren en de verliezen voor de sport om te zetten in winst voor de sport. Daarbij zal de raad bezien of het behulpzaam is om de systematiek waarmee kosten worden geschat te verbeteren en standaardiseren. De kosten vallen vaak tegen en zijn een oorzaak voor verliesgevende evenementen. De organisatie van een groot sportevenement moet grosso modo financieel ronddraaien, de overheid zal in plaats van startpunt eerder sluitpost zijn. Ook (multi)sportevenementen zullen veel minder afhankelijk moeten zijn van de belastingbetaler.

2. De impact van evenementen op sportparticipatie en integratie vergroten

Sportevenementen zijn een pakkend en prikkelend platform voor brede maatschappelijke spin-offs die sportparticipatie en integratie stimuleren. Wij stellen voor het verlenen van rijksoverheidssubsidies het organiseren van side-events verplicht. Hier is nog een forse slag te slaan. In het brancherapport «Sportevenementen in Nederland» staat dat evenementen (vanwege deadlines, hoogtepunten en media-aandacht) een groot deel van de energie opzuigen en weinig ruimte laten voor investeringen in legacy (zoals side-events). De verantwoordelijkheid voor de realisatie van maatschappelijke doelen zijn daarbij volgens het brancherapport op zijn best vaak gedeeld, maar meestal afwezig.3 We willen doelgroepen niet incidenteel maar duurzaam boeien en binden voor sport in het algemeen en stimuleren tot sportparticipatie in het bijzonder. Incidenteel waren bijvoorbeeld de Achmea High Five Challenge bij de European Youth Olympic Festival in 2013, de Roeibus bij het WK Roeien of de simultaanschaakwedstrijden bij het WK Hockey in 2014. Mooie initiatieven, maar we willen meer. Hoe kunnen dit soort spin-off activiteiten van grote sportevenementen verschillende doelgroepen verleiden om na incidentele deelname te blijven sporten of vaker te sporten?

Sport- en culturele beleving liggen als fenomenen dichtbij elkaar en groeien steeds meer naar elkaar toe. Zo vindt het discuswerpen komend jaar niet in het Olympisch Stadion plaats maar op het Museumplein. Of denk bijvoorbeeld aan de diskjockeys die het WK Beachvolleybal en het EK Vrouwenvolleybal deze zomer opluisterden. Met cross-overs tussen de creatieve dance-industrie en sport maakten zij deze evenementen voor het publiek tot een ware belevenis. Beide sectoren kunnen van elkaar leren.

Met integratie spin-offs doel ik op stimulerende initiatieven voor zowel de integratie van mensen met beperkingen in onze samenleving als de integratie van inwoners met verschillende culturele achtergronden. Enerzijds vraagt dit om lef, bijvoorbeeld door paralympische nummers in kampioenschappen voor validen op te nemen zoals komend jaar gebeurt bij het EK Atletiek in Amsterdam. Anderzijds moeten we ons hiervoor oriënteren op sporten die in verschillende culturen populair zijn en deze aanbieden als side-events. Zo slaan honk- en softbal goed aan bij de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap in Nederland. Als organisatoren van sportevenementen willen bijdragen aan integratie, moeten ze weten hoe ze aan kunnen sluiten bij verschillende doelgroepen.

Er is een begin gemaakt met het organiseren van side-events waardoor ook buiten de stadions kennis wordt gemaakt met de sport en de sportbeleving. Er zijn veel mooie activiteiten tot stand gebracht waarvan veel energie en plezier uitging. Nu is de tijd om de impact hiervan te verduurzamen. Dat is de tweede opdracht aan de raad.

3. Effectief leren uit ervaringen van eerdere sportevenementen

Ik zie daarnaast kansen om meer en slimmer van elkaar te leren, zodat we met elk volgend evenement een stevige stap vooruit zetten. Evenementen kunnen verder groeien door ze echt op elkaars schouders te plaatsen: voortbouwen op de kennis, ervaringen en afspraken van het voorgaande evenement. Een goede aanzet hiervoor zijn de initiatieven van de netwerkorganisatie Kracht van Sportevenementen. Door samen te werken, krachten te bundelen en kennis te delen werkt deze netwerkorganisatie aan excellente organisatie van toonaangevende evenementen. De eerste winst van dit netwerk is dat steden elkaar niet langer beconcurreren. Ze kijken juist hoe zij kunnen bijdragen aan evenementen in andere steden door aan te sluiten met side-events. Zo zijn dit jaar bij het WK Beachvolleybal ook side-events georganiseerd in niet-speelsteden als Eindhoven en Utrecht. De raad kan hierop voortbouwen en zorgen voor verdere professionalisering. Door bijvoorbeeld kennisoverdracht te borgen en ondersteuning te versterken kan de raad een nieuwe fase afdwingen. Dit is dan ook de derde opdracht aan de raad.

4. Sportevenementen meer laten functioneren als een springplank voor (inter)nationale handel

Sportevenementen kunnen een bredere economische waarde hebben voor Nederland. Nederlandse ondernemers dragen wereldwijd bij aan sportevenementen zoals de Olympische Winterspelen in Sochi en de Olympische Spelen in London. In Londen verzorgde het Nederlandse bedrijfsleven onder andere grootschalige grondsanering, stadionverlichting, klimaattechnologie en transportsystemen. Ook zijn Nederlandse bedrijven welkom in Polen en Oekraïne bij de voorbereiding op het EK Voetbal, bijvoorbeeld voor beveiligingssystemen, bagageafhandelingssystemen op luchthavens en technologische infrastructuren in nieuwe stadions. Bovendien zagen we en zien we bij de WK’s Voetbal vraag naar de Nederlandse expertise in infrastructuur, stadionbouw en safety & security.

Sportevenementen zijn dus een sterk ontwikkelende, internationale groeimarkt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ze maken het bedrijfsleven zichtbaar en zijn uitgelezen kansen voor business-to-business, business-to-public én business-to-government zakendoen. We krijgen immers bij grote evenementen ook bezoek van buitenlandse delegaties en vertegenwoordigers van deelnemende landen.

De raad krijgt daarom ook als vierde de opdracht om te bevorderen dat we met sportevenementen het Nederlandse bedrijfsleven optimaal in de etalage zetten voor internationaal geïnteresseerden.

5. Hoe benutten we sportinnovaties en maatschappelijke toepassingen

Innovaties in de sport zijn niet enkel interessant voor de sport zelf. Diverse innovaties kennen bredere toepassingsmogelijkheden. Voor deze vertaalslag en de promotie ervan kunnen we grote sportevenementen in Nederland inzetten. Zo zagen vele landen het drijvende stadion van het WK Beachvolleybal – een mooi staaltje technische innovatie. Ook experimenteren we met nieuwe vormen van urban sports. De raad zal daarom ook samen werken met het TopteamSport, dat zich bezig houdt met de versterking van kennis en innovatie in de sport, om dit effect te versterken. De raad krijgt dus als vijfde opdracht om grote sportevenementen te benutten voor de promotie en vertaalslag van sportinnovaties.

6. Hoe vullen we de evenementenkalender op de (iets) langere termijn?

Als de raad zich gaat inzetten op voorgaande vraagstukken, tillen we de sportevenementen naar een hoger plan. Hierbij is het van belang om strategisch te bezien welke evenementen we op de lange(re) termijn naar Nederland zouden willen halen. Zo is een goed georganiseerd EK Atletiek (2016) of EK Voetbal (2017) een belangrijke springplank naar een WK in deze takken van sport in de toekomst. De basis voor deze strategische evenementenkalender moet nu verder worden uitgebouwd. We moeten dit als bedrijven, sportorganisaties en overheden gezamenlijk doen. De raad kan nu gaan kijken hoe de topevenementenkalender voor Nederland er idealiter uitziet en hoe zij dat samen met betrokkenen gaat realiseren, met oog voor kostenefficiënte kandidaatstellingen en succesvolle bidprocessen. Uiteraard houdt de raad daarbij rekening met de verhouding tussen publieke en private middelen (zie opdracht 1), en de beschikbare middelen vanuit het Rijk. Ook de veiligheid van evenementen en de kosten die daarmee gepaard gaan krijgen de aandacht van de raad bij het strategisch samenstellen van de evenementenkalender. Dit is de zesde opdracht aan de raad.

Om de volgende slag te kunnen maken is meer continuïteit nodig in de organisatie, kennis en kunde van grote sportevenementen. Betrokkenheid van nieuwe (private) partijen is cruciaal. De benodigde expertise en kennis worden gebundeld in een nieuwe op te richten raad. Er bestaat geen adviescollege op het terrein van de sport dat de beoogde taak zou kunnen vervullen. Daarom is de instelling van een nieuw adviescollege noodzakelijk. De raad bestaat uit leden die vanuit verschillende perspectieven kunnen adviseren over het sportevenementenbeleid. De heer Camiel Eurlings (lid Internationaal Olympisch Comité) zal als vaste adviseur van deze raad de raadsvergaderingen bijwonen. Ik stel deze raad in voor een periode van vier jaar waarin zij rechtstreeks aan mij adviseert en rapporteert.

Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt een besluit tot instelling van het adviescollege niet eerder genomen dan vier weken nadat het voornemen daartoe aan de beide kamers der Staten-Generaal is medegedeeld. Deze mededeling is gedaan in de brief van 20 november 2015. Deze brief is voor de commissie van VWS van de Eerste Kamer aanleiding geweest tot het voeren van een schriftelijk overleg.

Tijdens dit overleg zijn de positie van de raad binnen de bestaande sportinfrastructuur, de opdracht en samenstelling van de raad verduidelijkt. Tijdens dit schriftelijk overleg zijn ook vragen gesteld over de man-vrouwverhouding in de raad. Naar aanleiding hiervan heb ik toegezegd dat er – ook bij toekomstige wisselingen in de Raad – oog is voor een evenwichtige verdeling van zetels tussen vrouwen en mannen in de Raad. Bij deze neem ik deze toezegging op in dit instellingsbesluit.

In overeenstemming met de kabinetsreactie op de vierde evaluatie van de Kaderwet adviescolleges (brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 januari 2016, Kamerstukken II 2015/16, 28 101, nr. 15, pag. 4) zal de raad drie jaar na het instellen ervan worden geëvalueerd. Deze evaluatie zal worden gebruikt voor de beoordeling van het voortzetten van de adviestaak van de raad.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Het gaat hierbij om de grote internationale sportevenementen die in Nederland plaatsvonden in de afgelopen vijf jaar, waaraan het ministerie van VWS een subsidie heeft verleend.

X Noot
2

bron: WESP.

X Noot
3

Bron: Hover P, e.a. (2014) Sportevenementen in Nederland.

Naar boven