28 101 Doeltreffendheid en effecten van de Kaderwet adviescolleges

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2016

Met ingang van 1 januari 1997 is de Kaderwet adviescolleges (hierna: de Kaderwet) in werking getreden. Deze wet schrijft in artikel 30 voor dat de Minister van Binnenlandse Zaken elke vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Hierbij zend ik u het rapport van de vierde evaluatie van de Kaderwet1. In deze evaluatie is de periode 2010–2015 geëvalueerd. Onderstaand ga ik nader in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen zoals die in het evaluatierapport zijn weergegeven (I) en de acties die ik op basis daarvan geformuleerd heb voor een toekomstbestendig adviesstelsel (II).

Doelstellingen Kaderwet

De Kaderwet heeft de volgende doelstellingen:

  • versobering en transparantie van het adviesstelsel;

  • de scheiding van advies en overleg en daarmee het herstel van het politieke primaat en verheldering van de politieke besluitvorming;

  • de verbetering van de politieke aansturing van adviescolleges.

De scheiding van advies en overleg is sinds 2010 onderdeel van de werkwijze van de adviescolleges onder de Kaderwet. Daarom is het niet nodig in de vierde evaluatie opnieuw aandacht te besteden aan deze doelstelling.

I Conclusies en aanbevelingen uit de vierde staat van advies

Ten opzichte van de derde evaluatie is de voorgenomen versobering gerealiseerd en worden de aandachtspunten die voortkomen uit de algemene conclusies van de derde evaluatie van de Kaderwet opgevolgd door departementen en adviescolleges.2 De adviescolleges hebben ten opzichte van de vorige periode de naleving van de bepalingen in de Kaderwet op orde. Vacatures worden openbaar gemaakt en werkprogramma’s, jaarverslagen en evaluatieverslagen zijn vaker op de websites van de colleges beschikbaar. Het toepassen van de anticumulatie-bepaling in het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies vindt zonder uitzondering plaats bij de benoeming van de leden van de adviescolleges.

Verder vinden in de periode 2010–2015 de volgende ontwikkelingen plaats:

  • Toegenomen differentiatie in adviesproducten bij de meeste adviescolleges in de periode 2010–2015 en flexibiliteit in het werkprogramma dragen bij aan een betere doorwerking van advies in beleid en aansluiting bij het politieke proces. Bij verdere productdifferentiatie gaat het bijvoorbeeld om het organiseren van conferenties en seminars of het presenteren van een advies in de vorm van een website.

  • Adviescolleges adresseren in adviezen steeds vaker andere partijen dan de regering of Staten-Generaal. Departementen leggen deze bredere adressering frequenter vast in instellingsbesluiten. De impact van de adviezen is in dit geval breder dan de doorwerking in beleid van het kabinet. De adviescolleges vragen het veld nadrukkelijker mee te denken over het adviesonderwerp.

  • Adviescolleges werken onderling meer samen dan vier jaar geleden. Bij adviezen gebruiken adviescolleges elkaars expertise, in een aantal gevallen worden medewerkers aan elkaar uitgeleend.

  • De strategische en grotere technisch-specialistische adviescolleges passen meer productdifferentiatie toe, betrekken en adresseren meer partijen dan alleen regering en Staten-Generaal en publiceren adviesproducten, interne evaluaties en jaarverslagen op de website. De kleinere technisch-specialistische adviescolleges blijven achter.

Bovenstaande conclusies uit de vierde evaluatie leiden tot aanbevelingen voor departementen, adviescolleges en een tweetal gezamenlijke aanbevelingen.

De aanbevelingen voor departementen zijn:

  • Blijf terughoudend omgaan met het instellen van eenmalige en tijdelijke adviescolleges door een betere benutting van onderzoekscapaciteit van de vaste adviescolleges. Deze optie is ook van toepassing op het instellen van commissies/colleges die buiten de Kaderwet vallen.

  • Waardeer andere vormen van advies dan geschreven rapporten en briefadviezen.

De aanbevelingen voor adviescolleges zijn:

  • Blijf alert op de naleving van de Kaderwet3 en zet de nevenfuncties van de raadsleden op de websites om belangenverstrengeling tegen te gaan.

  • Blijf flexibel in het uitbrengen van adviezen door de inzet van productdifferentiatie en te variëren in het moment van uitbrengen van het advies. Hierdoor sluiten de adviezen beter aan bij het politieke proces.

  • Verken de mogelijkheid om de kwaliteit van de adviezen verder te verhogen door adviezen bondiger te maken, de opmaak en vormgeving aansprekender te maken en meer gebruik te maken van visuele ondersteuning.

  • Laat evaluaties uitvoeren door onafhankelijke partijen, zoals nu al praktijk is bij de strategische adviescolleges. Bij tijdelijke adviescolleges is het daarnaast raadzaam na drie jaar te evalueren.

Voor adviescolleges en departementen gezamenlijk:

  • Blijf investeren in een gezamenlijk voortraject (formuleren van goede kennis- en onderzoeksvragen) en een gezamenlijk natraject (voorafgaand overleg over de landing van adviezen in beleid) om de doorwerking van adviezen in beleid en wetgeving te bevorderen.

  • Blijf aandacht besteden aan de verspreiding, adressering en nazorg van adviezen. Monitor de impact van adviezen structureel en gebruik media-analyses.

II Continuering ingezet beleid op basis van de vierde staat van advies

Ik stel met tevredenheid vast dat ten opzichte van de derde evaluatie de voorgenomen versobering is gerealiseerd en de naleving van de Kaderwet adviescolleges verbeterd is als het gaat om het uitvoeren en beschikbaar stellen van werkprogramma’s, jaarverslagen en evaluaties. Daarnaast worden de aandachtspunten uit de algemene conclusies van de derde evaluatie van de Kaderwet opgevolgd door de departementen en adviescolleges.

De aanbevelingen uit de vierde evaluatie van de Kaderwet leiden tot een continuering van het in gang gezette beleid. Ik wil voortbouwen op de ingezette ontwikkelingen. Daaraan wil ik enkele nadere acties toevoegen:

1) Het stimuleren van verdere flexibiliteit

Adviescolleges maken in de periode 2010–2015 gebruik van meer gedifferentieerde adviesproducten en de werkprogramma’s zijn flexibeler. De doorwerking en aansluiting op het politieke proces zijn hierdoor verbeterd. De nu bestaande waardering voor nieuwe adviesproducten is van belang en moet behouden blijven. Door adviescolleges minder af te rekenen op het aantal geschreven adviezen dat zij produceren, kunnen departementen en bewindslieden bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe adviesproducten. Variatie in het moment van advisering draagt bij aan een verdere flexibiliteit van het adviesstelsel. Op beide punten zal het kabinet de adviescolleges de ruimte geven.

2) Maak (neven)functies van Raadsleden openbaar

Een aantal adviescolleges publiceert de (neven)functies van de leden op de website. In de Kaderwet is opgenomen dat leden op basis van deskundigheid en onafhankelijkheid benoemd worden. Daarom is het van belang dat transparant is welke andere functies Raadsleden vervullen buiten het lidmaatschap van de adviesraad. Het kabinet hecht er belang aan transparant te zijn over nevenfuncties. Ik verwacht van adviescolleges dat zij, voor zover zij dit nog niet gedaan hebben, de (neven)functies van raadsleden op hun website plaatsen. Ik en mijn collega-bewindslieden zullen hierop toezien.

3) Meer evenwichtige man/vrouwverhouding in de adviescolleges

Van de Raadsleden van de adviescolleges die onder de werking van de Kaderwet vallen is op 31 december 2014 minder dan 30% vrouw. Het kabinet streeft naar meer diversiteit in de samenstelling van de adviescolleges. Ik en mijn collega-bewindslieden zullen aandacht besteden aan diversiteit bij de benoeming van Raadsleden.

4) Evaluatie van tijdelijke adviescolleges na drie jaar

De evaluaties die strategische adviescolleges uitvoeren, worden steeds vaker door een onafhankelijke partij uitgevoerd. Dit heeft geleid tot kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke evaluaties waarin uitdrukkelijk aandacht is voor de taakvervulling van het betreffende adviescollege. Bij tijdelijke adviescolleges die onder de Kaderwet vallen, valt het tijdstip van de evaluatie samen met het einde van de instellingstermijn. Om de evaluatie te gebruiken voor de beoordeling van het voortzetten van de adviestaak, is het wenselijker om bij de tijdelijke adviescolleges een onafhankelijke evaluatie gedurende het derde jaar na instelling uit te voeren. Een besluit over de verlenging van de adviestaak is alleen mogelijk op basis van een evaluatie.

Een goed functionerend kennis- en adviesstelsel is van wezenlijk belang voor de kwaliteit van het openbaar bestuur. Met de adviescolleges beschikken we over deskundige, onafhankelijke en waardevolle adviseurs. Ik ga ervan uit dat het stelsel van adviescolleges door middel van bovenstaande acties nog beter benut kan worden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 28 101, nr. 11.

X Noot
3

Het gaat hier om het uitvoeren en beschikbaar stellen van werkprogramma’s, jaarverslagen en evaluaties (artikelen 26 en 28 van de Kaderwet).

Naar boven