Aanwijzing zelfmelden, medewerking en zelfonderzoek

Van: College van procureurs-generaal,

Aan: Hoofden van de OM-onderdelen, Korpschef van de Politie, Directeuren van de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Rijksrecherche, de Directeur-Generaal van de Douane

Registratienummer: 2024A007

Datum inwerkingtreding: 01-01-2025

Publicatie in Stcrt.: PM

Relevante beleidsregels: Aanwijzing hoge transacties (2020A005); Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003); Aanwijzing procesafspraken in strafzaken (2023A002); Aanwijzing afpakken (2016A009)

Wetsbepalingen: Artt. 9, 23, 51, 74 Sr; art. 257a Sv; Wet op de economische delicten

SAMENVATTING

Deze aanwijzing schetst de kaders en voorwaarden voor zelfmelden van en medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek naar (signalen van) mogelijke strafbare feiten gepleegd binnen de sfeer van een rechtspersoon, met uitzondering van rechtstreekse schendingen van de fysieke integriteit van natuurlijke personen (hierna: mogelijke strafbare feiten).

Voor zelfmelden door een rechtspersoon van betrokkenheid bij mogelijke strafbare feiten en/of medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek naar die feiten, kan de officier van justitie een korting geven op de eis ter zitting van een geldboete als bedoeld in artikel 9 eerste lid onder a sub 4 juncto artikel 23 Wetboek van Strafrecht, een geldboetecomponent in een transactie als bedoeld in artikel 74 tweede lid onder a Wetboek van Strafrecht of een geldboete in een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257a tweede onder b Wetboek van Strafvordering (hierna: geldboete).1

Medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek kan omvatten dat zelfonderzoek wordt uitgevoerd en de (bron)documenten daarvan ter beschikking worden gesteld aan de opsporingsdienst en het Openbaar Ministerie (hierna: OM).

1. ACHTERGROND

Wanneer een rechtspersoon zelf meldt dat er mogelijk strafbare feiten zijn gepleegd, meewerkt aan het strafrechtelijke onderzoek naar die strafbare feiten en/of zelf onderzoek daarnaar doet of laat doen, kan dat van grote waarde zijn bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Zelfmelden en medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek leiden immers tot de detectie van strafbare feiten die anders mogelijk (deels) verborgen waren gebleven, verbeteren de informatiepositie van de opsporingsdiensten en het OM, en dragen in bredere zin bij aan de efficiëntie van de opsporing en vervolging. Ze vergroten mogelijk ook de pakkans voor niet gemelde feiten.

Zelfmelden, medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek en zelfonderzoek kunnen mede zijn ingegeven door de wens om het strafrechtelijk onderzoek te bespoedigen en de strafzaak sneller af te doen. Een snellere afdoening is ook van belang voor (de vergoeding van schade aan) eventuele slachtoffers/benadeelden.

Beter inzicht in de achtergrond van strafbare gedragingen kan bovendien worden gebruikt om effectieve(re) maatregelen te nemen ter voorkoming van hetzelfde gedrag in de toekomst ten aanzien van de rechtspersonen die de strafbare feiten hebben gepleegd of binnen een gehele sector.

2. ALGEMEEN

De officier van justitie kan zelfmeldingen van mogelijke strafbare feiten en/of medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek naar die feiten, in strafverlagende zin meewegen bij het bepalen van de hoogte van een geldboete.

Medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek kan onder meer worden verleend door zelfonderzoek uit te (laten) voeren en de (bron)documenten daarvan ter beschikking te stellen aan de opsporingsdienst en het OM.

De kern van deze aanwijzing is dat een rechtspersoon die mogelijke strafbare feiten vrijwillig, volledig en tijdig meldt (overeenkomstig hoofdstuk 3 van deze aanwijzing) en volledig meewerkt aan een strafrechtelijk onderzoek naar die feiten (overeenkomstig hoofdstuk 4 van deze aanwijzing) in aanmerking kan komen voor een korting van in totaal maximaal 50% op de geldboete die het OM zonder die zelfmelding en/of medewerking zou eisen of opleggen voor die feiten.

Als een rechtspersoon naar het oordeel van het OM vervolgbaar en strafbaar is en voldoet aan de voorwaarden voor zelfmelden en medewerking aan strafrechtelijk onderzoek in de zin van deze aanwijzing, dan opteert het OM in beginsel voor een buitengerechtelijke afdoening of, indien het OM meent dat de betreffende zaak toch aan de rechter moet worden voorgelegd, voor procesafspraken.

Zowel ten aanzien van de rechtspersoon als ten aanzien van de betrokken natuurlijke personen wordt per zaak beoordeeld welke strafmaat en afdoening het meest passend en effectief is gelet op alle omstandigheden van het specifieke geval, zoals de aard en de ernst van de strafbare gedraging, de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, recidive, erkenning van feiten, compensatie van schade, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de getroffen maatregelen ter voorkoming van soortgelijk gedrag in de toekomst. In deze beoordeling wordt ook meegewogen of strafbare feiten zelf zijn gemeld (zelfmelden) en/of medewerking is verleend aan een strafrechtelijk onderzoek (medewerking), welke medewerking kan omvatten dat zelfonderzoek is uitgevoerd (zelfonderzoek).

3. ZELFMELDEN

Als naar het oordeel van het OM een zelfmelding significant bijdraagt aan de opsporing en vervolging van strafbare feiten en aan de onderstaande voorwaarden is voldaan, dan kan de officier van justitie een korting van maximaal 25% toepassen op de geldboete die het OM zonder die zelfmelding passend zou achten.

Om in aanmerking te kunnen komen voor (een deel van) deze geldboetekorting, moet de betrokken rechtspersoon:

  • mogelijke strafbare feiten vrijwillig, volledig en tijdig op een duidelijke en gestructureerde wijze schriftelijk melden bij de rechercheofficier van justitie van het verantwoordelijke Parket;

  • de op het moment van de melding beschikbare gegevens en (bron)documenten overhandigen aan het OM die relevant zijn in het kader van het strafrechtelijke onderzoek naar de gemelde strafbare feiten, waaronder gegevens en (bron)documenten over:

    • de betrokken en/of verantwoordelijke (rechts)personen;

    • alle (overige signalen van) mogelijke strafbare feiten die vermoedelijk door en binnen (de sfeer van) die rechtspersoon zijn gepleegd;

    • (vermogensbestanddelen die (middellijk) afkomstig zijn uit die mogelijke strafbare feiten en/of die kunnen dienen voor verhaal van) schade en wederrechtelijk verkregen voordeel uit die feiten.

Als naar het oordeel van het OM niet (in voldoende mate) aan voornoemde voorwaarden is voldaan, kan de officier van justitie een lager kortingspercentage toepassen of afzien van het geven van een korting. Bijvoorbeeld als tijdens het strafrechtelijk onderzoek blijkt dat niet alle (signalen van) mogelijke strafbare feiten die redelijkerwijs op het moment van de melding bij de rechtspersoon bekend te achten waren, vrijwillig en tijdig zijn gemeld. De toegekende korting blijft in ieder geval beperkt tot de geldboete voor strafbare feiten die vrijwillig en tijdig zijn gemeld.

4. MEDEWERKING AAN STRAFRECHTELIJK ONDERZOEK

De officier van justitie kan een (additionele) geldboetekorting van maximaal 25% toepassen indien de rechtspersoon naar het oordeel van het OM volledig medewerking verleent aan een strafrechtelijk onderzoek.

Om in aanmerking te kunnen komen voor (een deel van) deze korting moet de betrokken rechtspersoon vrijwillig, volledig en tijdig medewerking verlenen aan het strafrechtelijk onderzoek. De rechtspersoon dient daartoe een (pro)actieve houding in te nemen en ook medewerking te verlenen aan verzoeken van de opsporingsdienst en/of het OM. Deze medewerking omvat onder meer dat de rechtspersoon:

  • alle relevante gegevens uit het binnen- en buitenland, inclusief onderliggende documentatie, beschikbaar houdt en tijdig en ongevraagd verstrekt aan de opsporingsdienst en/of het OM;

  • deze gegevens en (bron)documenten op een heldere, duidelijke en gestructureerde wijze aanlevert, in een voor de opsporingsdienst leesbaar en doorzoekbaar formaat, zo nodig voorzien van duiding en vertaling;

  • medewerkers en (voor zover mogelijk) oud-medewerkers uit binnen- en buitenland beschikbaar houdt voor verhoor zonder deze (onnodig) op de hoogte te stellen van het onderzoek;

  • voorkomt dat getuigenverklaringen en/of ander bewijsmateriaal worden beïnvloed en onverwijld aan de opsporingsdienst en/of het OM meldt als er aanwijzingen zijn dat dit is gebeurd of dreigt te gebeuren;

  • zich onthoudt van elke gedraging die het onderzoek of de procedure zou kunnen belemmeren, zoals tactische vertragingen of informatie-overbelasting;

  • relevante gegevens en (bron)documenten aanwijst waar de rechtspersoon geen toegang toe heeft of die in het bezit zijn van derden en waar mogelijk faciliteert dat deze aan de opsporingsdienst beschikbaar worden gesteld;

  • vermogensbestanddelen aanwijst en beschikbaar houdt die afkomstig zijn uit die mogelijke strafbare feiten en/of kunnen worden aangewend voor een geldboete, schadevergoeding, verbeurdverklaring en/of ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De opsporingsdienst legt gedurende het strafrechtelijk onderzoek vast in welke mate medewerking is verleend, zodat het OM een goede afweging kan maken bij het nemen van de afdoeningsbeslissing en het bepalen van de hoogte van de geldboete(korting).

De officier van justitie kan een lager kortingspercentage toepassen of afzien van het geven van korting als naar diens oordeel niet in voldoende mate aan de voorwaarden is voldaan. De toegekende korting blijft in ieder geval beperkt tot geldboete voor de strafbare feiten ten aanzien waarvan volledig, vrijwillig en tijdig medewerking is verleend aan het strafrechtelijk onderzoek.

5. ZELFONDERZOEK

Naast het strafrechtelijk onderzoek door de opsporingsdienst en het OM, kan een rechtspersoon voorafgaand, tijdens dan wel direct volgend op een zelfmelding als bedoeld in hoofdstuk 3, zelfonderzoek (laten) uitvoeren naar (signalen van) mogelijke betrokkenheid van die rechtspersoon bij strafbare feiten.

Het OM kan een zelfonderzoek betrekken bij de bepaling van een kortingspercentage op grond van hoofdstuk 3 en/of 4 van deze aanwijzing. In de afweging of, en zo ja in welke mate, de uitkomsten van een zelfonderzoek gebruikt worden in een strafrechtelijk onderzoek, betrekt het OM onder meer of:

  • het zelfonderzoek bijdraagt aan de waarheidsvinding;

  • de rechten van slachtoffers en benadeelde partijen voldoende gewaarborgd worden;

  • het zelfonderzoek zodanig is of wordt uitgevoerd dat de grondigheid en betrouwbaarheid van het zelfonderzoek afdoende is gewaarborgd en dat de deugdelijkheid van de gebruikte bronnen kan worden vastgesteld, waarbij het OM onder meer meeweegt in hoeverre:

    • het zelfonderzoek voldoende objectief en deskundig is uitgevoerd;

    • de onderzoeker zich gedurende het zelfonderzoek heeft gehouden aan geldende wet- en regelgeving en, indien van toepassing, gedrags- of beroepsregels;

    • de herkomst en authenticiteit van bronnen herleidbaar zijn;

    • betrokkenen in een zelfonderzoek vrij zijn geweest om hun positie te bepalen en desgewenst juridische bijstand hebben kunnen inroepen;

    • (bron)documenten uit het zelfonderzoek eigenstandig zijn verstrekt aan het OM en de opsporingsdienst;

    • aan het OM en de opsporingsdienst voldoende inzicht is gegeven in de aard en reikwijdte van het zelfonderzoek;

    • de opsporingsdienst en het OM periodiek op de hoogte zijn gebracht van de voortgang van het zelfonderzoek.

Indien bekend is dat er tijdens het zelfonderzoek ook een strafrechtelijk onderzoek loopt naar de strafbare feiten, dan vindt afstemming plaats met het OM en de opsporingsdienst om doorkruising van het lopende strafrechtelijk onderzoek te voorkomen.

6. INZET OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN EN VERKRIJGING VAN GEGEVENS

Toepassing van deze aanwijzing laat de inzet van opsporingsbevoegdheden onverlet.

Indien de rechtspersoon, uit vrees voor juridische maatregelen van derden, bepaalde gegevens en/of (bron)documenten niet vrijwillig wil of kan verstrekken aan de opsporingsdienst en/of het OM, kan de opsporingsdienst of het OM deze gegevens en (bron)documenten desgewenst ook door middel van strafrechtelijke dwangmiddelen verkrijgen. Indien de rechtspersoon met redenen omkleed hierom verzoekt, geldt dit niet als niet-meewerken op grond van deze aanwijzing.

7. VERKENNEND GESPREK

Alvorens over te gaan tot zelfmelding en/of medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek (al dan niet door middel van zelfonderzoek) of alvorens een beroep te doen op de mogelijkheden die deze aanwijzing biedt, kan een rechtspersoon (of diens raadsman) zich wenden tot het OM ter toetsing of een zelfmelding en/of medewerking aan strafrechtelijk onderzoek onder deze aanwijzing zou kunnen vallen.

De rechtspersoon (of diens raadsman) kan, al dan niet anoniem, de casuspositie aan het OM schetsen. Indien het OM van oordeel is dat deze aanwijzing niet van toepassing kan zijn op de geschetste casuspositie, zal de inhoud van en mededelingen gedaan tijdens de verkennende gesprekken niet door het OM worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek. Voor verkennende gesprekken kan contact worden opgenomen met de rechercheofficier van justitie van het betreffende parket.

8. VERSCHONINGSRECHT

Bij een zelfmelding en/of medewerking aan strafrechtelijk onderzoek, worden gerechtvaardigde aanspraken op het verschoningsrecht gerespecteerd door het OM. Verschoningsgerechtigde informatie hoeft niet verstrekt te worden in het kader van een zelfmelding en/of medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek.

Het OM gaat ervan uit dat ook de rechtspersoon het verschoningsrecht respecteert en dat de rechtspersoon alleen bevindingen, gegevens en (bron)documenten verstrekt die in een strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt. Indien de rechtspersoon stukken verstrekt die mogelijk wel onder het verschoningsrecht vallen, dan wint de rechtspersoon het standpunt in van eventuele (afgeleid) verschoningsgerechtigde(n) en wordt tevens de schriftelijke toestemming van die verschoningsgerechtigde verstrekt aan het OM. Indien geen schriftelijke toestemming wordt verstrekt, kan het OM alle in het kader van deze aanwijzing verstrekte stukken, retourneren aan de rechtspersoon. De rechtspersoon wordt gelegenheid geboden de stukken opnieuw te verstrekken nadat die door de rechtspersoon zijn ontdaan van verschoningsgerechtigd materiaal.

Als inschakeling van een verschoningsgerechtigde bij het (laten) uitvoeren van zelfonderzoek ertoe leidt dat een beroep op het verschoningsrecht wordt gedaan ten aanzien van stukken, gegevens of bevindingen die relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek en dit materiaal als gevolg daarvan niet wordt verstrekt, dan kan dit tot gevolg hebben dat hetgeen wel aan de opsporingsdienst en het OM is verstrekt onvoldoende toetsbaar en betrouwbaar is voor gebruik in het strafrechtelijk onderzoek en/of te gering is om de conclusie te rechtvaardigen dat volledige zelfmelding is gedaan en/of medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek is verleend in de zin van deze aanwijzing.

OVERGANGSRECHT

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.


X Noot
1

De korting die de officier van justitie op grond van deze aanwijzing kan toepassen, ziet uitdrukkelijk niet op andere straffen of maatregelen, zoals de ontneming van wederrechtelijk voordeel en de schadevergoedingsmaatregel.

Naar boven