Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36942 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36942 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, en de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
aanvraagformulier als bedoeld in artikel 2.5, vierde lid;
degene die een aanvraag om een vergunning heeft ingediend;
gebied dat is gelegen binnen de contouren zoals gevisualiseerd in bijlage 33 tot en met 39, van het bekendmakingsbesluit;
bankgarantie als bedoeld in artikel 2.7;
Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024;
bod als bedoeld in artikel 4.2 of artikel 4.10;
vergunning voor het gebruik voor digitale radio-omroep van 1/12e deel van de capaciteit in de multiplex van een allotment;
DAB-vergunning als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel b;
aanvrager die is toegelaten tot de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, of de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5;
voor FM-vergunningen het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen, of, voor DAB-vergunningen, het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat woont binnen de grenzen van het betreffende allotment;
handtekening als bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van de eidas-verordening;
demografisch bereik als bedoeld in artikel 3.9;
Minister van Economische Zaken;
deelnemer wiens bod of biedingen niet zijn aangemerkt als winnende biedingen;
pakket als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel a;
volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Short-Term Rate, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;
bedrag als bedoeld in artikel 4.3 of 5.4;
bedrag, genoemd in artikel 4.3, eerste lid;
rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep;
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep;
winnend bod als bedoeld in artikel 4.6, 4.11 of 5.7;
deelnemer wiens bod of biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen.
Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de volgende vergunningen beschikbaar om op grond van deze regeling te worden verdeeld:
a. de volgende pakketten van elk één FM-vergunning en één DAB-vergunning:
1. pakket NLCO1: FM-vergunning B01 en één DAB-vergunning in allotment 8B;
2. pakket NLCO2: FM-vergunning B02 en één DAB-vergunning in allotment 8B;
3. pakket NLCO3: FM-vergunning B03 en één DAB-vergunning in allotment 8B;
4. pakket NLCO4: FM-vergunning B04 en één DAB-vergunning in allotment 8B;
5. pakket NLCO5: FM-vergunning B05 en één DAB-vergunning in allotment 8B;
6. pakket NLCO6: FM-vergunning B06 en één DAB-vergunning in allotment 5B;
7. pakket NLCO7: FM-vergunning B07 en één DAB-vergunning in allotment 5B;
8. pakket NLCO8: FM-vergunning B08 en één DAB-vergunning in allotment 5B;
9. pakket NLCO9: FM-vergunning B09 en één DAB-vergunning in allotment 12B;
10. pakket NLCO10: FM-vergunning B10 en één DAB-vergunning in allotment 5A;
11. pakket NLCO11: FM-vergunning B11 en één DAB-vergunning in allotment 5A;
12. pakket NLCO12: FM-vergunning B12 en één DAB-vergunning in allotment 5A;
13. pakket NLCO13: FM-vergunning B13 en één DAB-vergunning in allotment 7C-N;
14. pakket NLCO14: FM-vergunning B14 en één DAB-vergunning in allotment 7C-N;
15. pakket NLCO15: FM-vergunning B15 en één DAB-vergunning in allotment 7C-N;
16. pakket NLCO16: FM-vergunning B16 en één DAB-vergunning in allotment 5A;
17. pakket NLCO17: FM-vergunning B17 en één DAB-vergunning in allotment 6A;
18. pakket NLCO18: FM-vergunning B18 en één DAB-vergunning in allotment 6A;
19. pakket NLCO19: FM-vergunning B19 en één DAB-vergunning in allotment 6A;
20. pakket NLCO20: FM-vergunning B20 en één DAB-vergunning in allotment 12B;
21. pakket NLCO21: FM-vergunning B21 en één DAB-vergunning in allotment 7C-Z;
22. pakket NLCO22: FM-vergunning B22 en één DAB-vergunning in allotment 7C-Z;
23. pakket NLCO23: FM-vergunning B23 en één DAB-vergunning in allotment 7C-Z;
24. pakket NLCO24: FM-vergunning B24 en één DAB-vergunning in allotment 5B;
25. pakket NLCO25: FM-vergunning B25 en één DAB-vergunning in allotment 7C-Z;
26. pakket NLCO26: FM-vergunning B26 en één DAB-vergunning in allotment 7C-N;
27. pakket NLCO27: FM-vergunning B27 en één DAB-vergunning in allotment 7C-Z.
b. de volgende DAB-only-vergunningen:
1°. 5 DAB-vergunningen in allotment 8B;
2°. 7 DAB-vergunningen in allotment 5A;
3°. 6 DAB-vergunningen in allotment 7C-N;
4°. 8 DAB-vergunningen in allotment 6A;
5°. 5 DAB-vergunningen in allotment 5B;
6°. 8 DAB-vergunningen in allotment 12B;
7°. 5 DAB-vergunningen in allotment 7C-Z.
1. Degene die voor een vergunning in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in bij de minister.
2. De aanvraag wordt uiterlijk ontvangen vóór 16:00 uur op de laatste dag van een periode van acht weken na de inwerkingtreding van deze regeling, waarop artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet, van overeenkomstige toepassing is:
a. per versleutelde e-mail of e-mail op het volgende emailadres: veilingnlco@rdi.nl, of
b. per aangetekende post of persoonlijke overhandiging op het volgende adres en met de volgende adressering:
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
Ter attentie van: veilingteam NLCO 2024
Emmasingel 1
9726 AH Groningen.
3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 10:00 uur en 12:00 uur of tussen 14:00 uur en 16:00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.
4. Voor aanvragen die worden ingediend op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, geldt als tijdstip van ontvangst het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen door de e-mailserver van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.
De aanvrager beschikt over toestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.
1. De aanvrager:
a. verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, door de aanvrager is geen faillissement aangevraagd, en er is geen verzoek tot faillissement ingediend;
b. is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd, en
c. heeft geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet aangeboden, en hem is geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillisementswet toegewezen.
2. Met de eisen van het eerste lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
1. Een aanvrager dient ten hoogste één aanvraag in.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden verbonden rechtspersonen tezamen als één aanvrager gezien.
3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen die ieder zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.
4. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage 1 opgenomen model en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.
5. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden die zijn opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
6. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.
7. In afwijking van het zesde lid, kunnen de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gesteld in één van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, mits gegevens en bescheiden die niet in de Engelse taal zijn gesteld vergezeld gaan van een Nederlandse vertaling.
8. Een aanvraag die wordt ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, wordt:
a. door de aanvrager voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, en
b. voorzien van de publieke sleutel van de aanvrager.
9. Indien de verklaring van de notaris, bedoeld in bijlage 1, wordt verstrekt op de wijze, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, wordt de verklaring van de notaris voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening.
De aanvrager informeert de minister uiterlijk binnen vijf werkdagen per aangetekende post op het adres, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, of per versleutelde e-mail of e-mail over een wijziging met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 2.5.
1. De aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van zijn bod:
a. voor deelname aan de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, een waarborgsom of bankgarantie ter grootte van € 20.000,– per pakket dat hij heeft aangevraagd, of
b. voor deelname aan de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5, een waarborgsom of bankgarantie ter grootte van € 10.000,– per DAB-only-vergunning die hij heeft aangevraagd.
2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot en met:
a. in geval van intrekking of afwijzing van de aanvraag, de datum van intrekking of afwijzing;
b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, de datum van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, en
c. in geval van toewijzing van de aanvraag, de datum waarop het verschuldigde bedrag, bedoeld in artikel 6.2 volledig is betaald, of, indien uitstel van betaling wordt verleend, de datum waarop de eerste termijn is voldaan op de wijze die is bepaald in de vergunning.
3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 2.1, tweede lid, bedoelde tijdstip:
a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer NL41 INGB 0705 0011 99, BIC: INGBNL2A, ten name van: Ministerie van Economische Zaken, Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, onder vermelding van ‘Veiling vergunningen NLCO 2024, of
b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage 2 of bijlage 3, is ontvangen op het in artikel 2.1, tweede lid, onderdelen a of b, genoemde adres.
4. Een bankgarantie die wordt verstrekt op de wijze, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, wordt voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening.
1. Binnen twee weken nadat de aanvrager zijn aanvraag heeft ingetrokken, dan wel nadat de minister overeenkomstig artikel 2.9, vijfde lid, heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag op grond van artikel 2.10 heeft afgewezen, of de aanvraag heeft geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet:
a. stort de minister, indien de aanvrager een waarborgsom heeft verstrekt, de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager, of
b. stuurt de minister, indien de aanvrager een bankgarantie heeft verstrekt, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie niet zal worden ingeroepen aan de bank van de betreffende aanvrager, en een kopie van deze schriftelijke verklaring aan de betreffende aanvrager.
2. In het geval van een gedeeltelijke intrekking wordt enkel het deel van de waarborgsom of bankgarantie dat betrekking heeft op de gedeeltelijke intrekking teruggestort of wordt enkel voor dat deel een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verstuurd.
3. Indien de minister een waarborgsom geheel of gedeeltelijk terugstort als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, respectievelijk tweede lid, vergoedt hij op de dag van terugstorten tevens de rente over het terug te storten bedrag, berekend vanaf de dag na de dag dat de minister de waarborgsom heeft ontvangen tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het bedrag door de minister wordt teruggestort
1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 2.3, 2.5, eerste, derde, vierde, zesde tot en met negende lid, of 2.7, eerste, derde en vierde lid, gestelde voorschriften, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt hij hem in de gelegenheid het verzuim te herstellen.
2. Het verzuimherstel wordt ontvangen vóór 16.00 uur op de tiende werkdag na de datum waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd.
3. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel worden ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid. Artikel 2.1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Verzuimherstel ten aanzien van de waarborgsom geschiedt met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a.
5. Indien het verzuim niet is hersteld binnen de termijn of op een wijze als bedoeld in het derde of vierde lid kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag af, indien niet is voldaan aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 2.1, tweede lid, 2.2, of 2.4;
2. De minister kan een aanvraag afwijzen als:
a. naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure;
b. de aanvrager niet heeft voldaan aan artikel 2.6, of
c. de aanvrager niet heeft voldaan aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet, die nodig is voor de vervulling van zijn taken in het kader van deze regeling.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, en op de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5.
1. De minister deelt de aanvrager wiens aanvraag niet buiten behandeling is gesteld, is afgewezen of is geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet, schriftelijk mee:
a. dat hij als deelnemer wordt toegelaten;
b. tot welke veiling of veilingen hij wordt toegelaten, en
c. voor de veiling of veilingen waarvoor hij is toegelaten:
1°. het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen, bedoeld in artikel 3.8, en
2°. het aantal deelnemers.
2. Een deelnemer neemt uitsluitend deel aan de veiling of veilingen waarvoor hij is toegelaten.
De veiling vindt plaats via internet met behulp van een elektronisch veilingsysteem.
1. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem en worden door de minister bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem.
2. Andere communicatie vindt uitsluitend plaats:
a. via het elektronisch veilingsysteem, of
b. telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres, en de minister bereikbaar is op het e-mailadres, bedoeld in artikel 3.17, onderdeel c.
1. De veiling bestaat uit twee fasen.
2. De eerste fase geschiedt door middel van een klokveiling.
3. De tweede fase geschiedt door middel van een veiling met een gesloten bod met prijscorrectieregel.
Een deelnemer brengt geen biedingen uit op een aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat hoger is dan:
a. in de eerste fase: het aantal pakketten of het aantal DAB-only-vergunningen dat hij heeft aangevraagd;
b. in de tweede fase: het aantal, bedoeld in onderdeel a, verminderd met het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat hij in de eerste fase heeft verworven.
Een deelnemer brengt geen biedingen uit op een pakket, DAB-only-vergunning of een combinatie van pakketten of DAB-only-vergunningen, waarmee hij bij toewijzing, al dan niet tezamen met pakketten of DAB-only-vergunningen die hij in een eerdere fase of in een eerdere veiling heeft gewonnen, het demografisch bereik, bedoeld in artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, zou overschrijden.
1. De minister bepaalt het tijdstip en de duur van de biedronden.
2. Een biedronde eindigt op het tijdstip waarop de door de minister bepaalde duur van de biedronde is verstreken of, indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle resterende deelnemers een bod hebben uitgebracht.
3. In afwijking van het tweede lid, kan de minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door de minister bepaalde duur is verstreken.
1. Voor een deelnemer die in de eerste fase een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod heeft uitgebracht, wordt de betreffende biedronde eenmalig van rechtswege verlengd met 30 minuten.
2. Per veiling en per deelnemer worden ten hoogste twee biedronden van rechtswege verlengd, waarbij niet worden meegerekend de biedronden waarvoor de minister op grond van de artikelen 3.14, vierde lid, of 3.16, eerste lid, heeft besloten dat deze opnieuw worden gehouden.
3. De minister kan besluiten dat de biedronden niet worden meegerekend waarin het niet uitbrengen van een bod het gevolg was van technische problemen die zijn ontstaan vóór het verstrijken van de biedronde.
4. In afwijking van artikel 3.11, tweede lid, eindigt een biedronde die is verlengd als bedoeld in het eerste lid, op het moment dat de termijn van 30 minuten is verstreken, of, indien dat eerder is, op het moment waarop alle deelnemers voor wie de biedronde van rechtswege is verlengd een bod hebben uitgebracht.
5. De minister deelt de verlenging van een biedronde zo spoedig mogelijk mee aan alle deelnemers aan de veiling.
1. Een deelnemer die een bod uitbrengt van nul brengt geen bod uit in de daaropvolgende biedronden van de betreffende fase.
2. Een deelnemer die een biedronde of een voor hem verlengde biedronde laat verstrijken wordt geacht een bod te hebben uitgebracht van nul.
1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen die buiten de beïnvloedingssfeer liggen van de minister of de deelnemers, of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.
2. Een deelnemer meldt een bijzondere omstandigheid of technisch probleem onmiddellijk, maar uiterlijk binnen tien minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde, telefonisch aan de minister.
3. Indien technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat deze deelnemer zijn biedingen uitbrengt door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.
4. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:
a. alle biedingen uitgebracht in die ronde vervallen, tenzij alle nog actieve deelnemers in die ronde al een bod hebben uitgebracht, of
b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.
1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon:
a. onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen;
b. maakt geen informatie openbaar en verspreidt geen informatie aan derden met betrekking tot diens strategie, budget, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling, tot de laatste mededeling, bedoeld in artikel 3.18, is gedaan, met betrekking tot de veiling waarop de informatie betrekking heeft.
2. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon, maakt voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure tot de laatste mededeling, bedoeld in artikel 3.18, informatie over het al dan niet deelnemen aan de veiling en de indiening van de aanvraag daartoe, onverwijld volledig openbaar, zodra deze door hem aan een of meer derden bekend is gemaakt.
3. De minister kan de veiling beëindigen of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken, gedragingen of informatieverstrekking die in strijd zijn met het eerste of tweede lid, of indien de minister gegronde vermoedens heeft dat daarvan sprake is.
1. Indien voorafgaande aan of tijdens de veiling blijkt dat een aanvrager niet of niet meer voldoet aan de in deze regeling gestelde voorschriften, dan wel dat een aanvrager naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 3.15 kan de minister:
a. de betrokken aanvrager uitsluiten van deelname of verdere deelname aan de veiling en de biedingen van de betrokken aanvrager uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren;
b. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.
2. Indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een aanvrager naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 3.15 kan de minister de winnende biedingen van die aanvrager ongeldig verklaren en besluiten dat de veiling of een fase van de veiling opnieuw moet worden gehouden.
1. De minister deelt de deelnemers uiterlijk twee weken voor aanvang van de eerste fase schriftelijk mee:
a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;
b. de voor de veiling benodigde programmatuur;
c. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;
d. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer;
e. het internetadres waarop de deelnemer inlogt om aan de veiling deel te nemen, en
f. het aantal pakketten of vergunningen, bedoeld in artikel 3.8, en
g. zijn maximaal demografisch bereik in deze fase.
2. Uiterlijk de werkdag voor aanvang van de tweede fase deelt de minister de deelnemers schriftelijk mee de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, f en g.
De minister maakt zo spoedig mogelijk na de laatste biedronde aan alle deelnemers bekend welke biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen, onder vermelding van:
a. de identificatiecode van de winnende deelnemers, en
b. het bedrag, bedoeld in artikel 6.2.
De minister maakt zo spoedig mogelijk na afloop van de veiling openbaar:
a. de informatie, bedoeld in artikel 3.18, en
b. een overzicht van de biedingen van alle deelnemers, waarbij niet openbaar wordt gemaakt de identiteit van deelnemers die geen winnend bod hebben uitgebracht.
1. Een deelnemer brengt een bod uit in iedere biedronde waaraan hij deelneemt.
2. Een bod bestaat uit de pakketten die de deelnemer voor de geldende rondeprijs wenst te verwerven.
1. In de eerste biedronde is de rondeprijs:
a. voor pakket NLCO1: € 235.291,–;
b. voor pakket NLCO2: € 103.978,–;
c. voor pakket NLCO3: € 52.551,–;
d. voor pakket NLCO4: € 53.667,–;
e. voor pakket NLCO5: € 290.158,–;
f. voor pakket NLCO6: € 279.911,–;
g. voor pakket NLCO7: € 42.227,–;
h. voor pakket NLCO8: € 68.623,–;
i. voor pakket NLCO9: € 33.448,–;
j. voor pakket NLCO10: € 34.818,–;
k. voor pakket NLCO11: € 26.013,–;
l. voor pakket NLCO12: € 38.252,–;
m. voor pakket NLCO13: € 37.697,–;
n. voor pakket NLCO14: € 33.523,–;
o. voor pakket NLCO15: € 36.911,–;
p. voor pakket NLCO16: € 75.509,–;
q. voor pakket NLCO17: € 28.938,–;
r. voor pakket NLCO18: € 31.724,–;
s. voor pakket NLCO19: € 27.359,–;
t. voor pakket NLCO20: € 48.390,–;
u. voor pakket NLCO21: € 64.350,–;
v. voor pakket NLCO22: € 42.310,–;
w. voor pakket NLCO23: € 31.724,–;
x. voor pakket NLCO24: € 24.198,–;
y. voor pakket NLCO25: € 36.130,–;
z. voor pakket NLCO26: € 30.909,–;
aa. voor pakket NLCO27: € 28.074,–.
2. In de tweede en daaropvolgende biedronden verhoogt de minister met een door de minister vast te stellen bedrag de rondeprijs voor pakketten waarop in de voorafgaande biedronde meer dan één bod is uitgebracht.
Zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde deelt de minister:
a. alle deelnemers mee:
1°. het rondenummer van die biedronde;
2°. het aantal biedingen op elk pakket;
3°. de rondeprijs voor elk pakket in de volgende biedronde;
4°. het rondenummer, de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde, en in hoeverre in die volgende biedronde op grond van artikel 3.11, derde lid, wordt afgeweken van artikel 3.11, tweede lid;
b. iedere deelnemer afzonderlijk mee:
1°. het bod dat hij in die biedronde heeft uitgebracht, of het gebrek daaraan, en
2°. het aantal keer dat hij nog in aanmerking komt voor een verlenging als bedoeld in artikel 3.12.
De tweede fase vindt uitsluitend plaats indien in de eerste fase één of meer pakketten niet zijn verdeeld.
De tweede fase vindt niet eerder plaats dan de werkdag na de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 3.18, is gedaan met betrekking tot de eerste fase.
Uiterlijk de werkdag vóór aanvang van de tweede fase verstrekt de minister aan alle deelnemers via het elektronisch veilingsysteem de volgende informatie:
a. een overzicht van de pakketten die tijdens de eerste fase zijn verdeeld, waarbij voor elk pakket wordt vermeld:
1°. de hoogte van het winnende bod, en
2°. de identificatiecode van de winnende deelnemer;
b. een overzicht van de pakketten die tijdens de tweede fase worden verdeeld, waarbij voor elk pakket de hoogste rondeprijs wordt vermeld waarvoor ten minste één deelnemer het pakket wenste te verwerven tijdens de eerste fase.
1. De tweede fase bestaat uit één biedronde.
2. Deelnemers kunnen één of meer biedingen uitbrengen.
3. Elk bod heeft betrekking op één pakket dat in de eerste fase niet is verdeeld.
4. Een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig en bedraagt ten minste de voor het pakket geldende reserveprijs.
1. De minister merkt de hoogste biedingen aan als winnende biedingen.
2. In afwijking van het eerste lid vindt het aanmerken van twee of meer gelijke hoogste biedingen plaats door middel van een loting tussen deze gelijke hoogste biedingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van het elektronisch veilingsysteem.
De veiling vindt niet eerder plaats dan de werkdag na de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 3.18, is gedaan met betrekking tot:
a. de tweede fase van de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, of
b. de eerste fase van de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, indien geen tweede fase plaatsvindt.
Op de eerste fase van de veiling van DAB-only-vergunningen zijn de volgende artikelen van overeenkomstige toepassing:
a. 4.1;
b. 4.2,
c. 4.4, met dien verstande dat in onderdeel a, onder 2°, voor ‘op elk pakket’ wordt gelezen ‘per allotment’, en
d. 4.6.
1. In de eerste biedronde is voor elk allotment de rondeprijs voor één DAB-only-vergunning € 0,–.
2. In de tweede en daaropvolgende biedronden verhoogt de minister met een door de minister vast te stellen bedrag de rondeprijs voor DAB-only-vergunningen in allotments waarin het aantal vergunningen dat in de voorafgaande biedronde in totaal is geboden hoger is dan het aantal dat vergunningen dat op grond van artikel 1.2, onderdeel b, in het betreffende allotment beschikbaar is.
Op de tweede fase van de veiling van DAB-only-vergunningen zijn de volgende artikelen van overeenkomstige toepassing:
a. artikel 4.7, met dien verstande dat de tweede fase uitsluitend plaatsvindt indien tijdens ten minste één biedronde in de eerste fase voor ten minste één allotment een hoger aantal vergunningen is geboden dan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 1.2, onderdeel b, in het betreffende allotment beschikbaar was;
b. artikel 4.8;
c. artikel 4.9, en
d. artikel 4.10, met dien verstande dat:
1°. een deelnemer per allotment ten hoogste één bod kan uitbrengen, en
2°. een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig per DAB-only-vergunning en uit het aantal DAB-only-vergunningen dat de deelnemer voor dit bedrag ten hoogste wenst te verwerven.
1. De minister merkt telkens het bod met het hoogste bedrag per vergunning aan als winnend bod, zolang er DAB-only-vergunningen en biedingen resteren.
2. De winnende deelnemer verwerft het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 5.6, onderdeel e, onder 2°.
3. Indien bij het aanmerken van een bod als winnend bod het aantal resterende DAB-only-vergunningen lager is dan het aantal, bedoeld in artikel 5.6, onderdeel e, onder 2°, verwerft de winnende deelnemer, in afwijking van het tweede lid, het aantal DAB-only-vergunningen dat resteert.
4. Indien er twee of meer biedingen zijn met hetzelfde hoogste bedrag per DAB-only-vergunning en de aantallen, bedoeld in artikel 5.6, onderdeel e, onder 2°, waaruit de betreffende biedingen bestaan, tezamen hoger zijn dan het aantal vergunningen dat resteert, merkt de minister, in afwijking van het eerste lid, de volgende biedingen aan als winnende biedingen, en verwerven deze winnende deelnemers, in afwijking van het tweede en derde lid, het volgende aantal DAB-only-vergunningen:
a. als het aantal resterende vergunningen gelijk is aan of hoger is dan het aantal betreffende deelnemers: de biedingen van alle betreffende deelnemers, waarbij zij ieder een gelijk deel van het aantal resterende vergunningen verwerven, en waarbij vergunningen die daarna nog resteren worden verdeeld overeenkomstig onderdeel b, of
b. als het aantal resterende vergunningen lager is dan het aantal betreffende deelnemers: de biedingen die door middel van een loting zijn bepaald, waarbij de winnende deelnemers elk één vergunning verwerven.
5. Voor lotingen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, wordt gebruik gemaakt van het elektronisch veilingsysteem.
1. Na afloop van de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5, verleent de minister aan de winnende deelnemers, of als de winnende deelnemers dat in hun aanvraag hebben verzocht, aan de door hen opgegeven verbonden rechtspersoon, de door hen gewonnen vergunning of vergunningen, nadat zij de verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel 6.2, hebben betaald.
2. De minister wijst de aanvragen af van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.
1. Uiterlijk twee weken na de mededeling, bedoeld in artikel 3.18, onderdeel b, met betrekking tot de betreffende veiling, betaalt de winnende deelnemer:
a. het door hem verschuldigde bedrag, of
b. de helft van het door hem verschuldigde bedrag, indien hij overeenkomstig bijlage 1, onderdeel 3.3, uitstel van betaling heeft verzocht en verkregen, waarna de deelnemer het restant betaalt uiterlijk één jaar na de dag waarop de vergunningen zijn verleend.
2. Het verschuldigde bedrag voor de veiling, bedoeld in hoofdstuk 4, is gelijk aan de optelsom van de volgende bedragen per gewonnen pakket:
a. voor pakketten die de winnende deelnemer in de eerste fase heeft gewonnen: de rondeprijs in de laatste biedronde, en
b. voor pakketten die de winnende deelnemer in de tweede fase heeft gewonnen: het op één na hoogste bod dat tijdens de tweede fase is uitgebracht op het door de winnende deelnemer gewonnen pakket, of, voor zover daarop geen andere biedingen waren uitgebracht, de voor het pakket geldende reserveprijs.
3. Het verschuldigde bedrag voor de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5, is gelijk aan de optelsom van de volgende bedragen per gewonnen DAB-only-vergunning:
a. voor DAB-only-vergunningen die de winnende deelnemer in de eerste fase heeft gewonnen: de rondeprijs in de laatste biedronde, en
b. voor DAB-only-vergunningen die de winnende deelnemer in de tweede fase heeft gewonnen: het hoogste bod op een DAB-only-vergunning in hetzelfde allotment dat niet is aangemerkt als winnende bieding, of, voor zover daarop geen andere biedingen waren uitgebracht, 0 euro.
1. Indien de winnende deelnemer een waarborgsom heeft gestort, wordt de waarborgsom die hij voor de betreffende veiling heeft gestort aangewend voor de betaling van het voor de vergunning of vergunningen verschuldigde bedrag, met dien verstande dat:
a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt, en
b. indien de waarborgsom van een deelnemer méér dan het verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de vergunning is verleend.
2. Artikel 2.8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3. Indien de winnende deelnemer een bankgarantie heeft afgegeven, is artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing, nadat de winnende deelnemer het verschuldigde bedrag heeft betaald.
Artikel 2.8 is van overeenkomstige toepassing op de waarborgsom of bankgarantie van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.
1. Artikel 5 komt te luiden:
1. Voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma’s als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, door één rechtspersoon, wordt ten hoogste een hoeveelheid frequentieruimte gebruikt of verworven waarvan het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 procent.
2. Het demografisch bereik van in bijlage 14, tabel 2, genoemde allotments waarin één rechtspersoon vergunningen verwerft of gebruikt, bedraagt tezamen niet meer dan 50 procent.
2. In bijlage 1 wordt tabel 2 vervangen door de tabel in bijlage 4 van deze regeling.
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke FM-vergunningen 2017;
b. de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, en
c. de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 9 november 2024
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
– AANVRAAGFORMULIER –
1.1 Statutaire naam aanvrager
1.2 Rechtsvorm
1.3 Nummer van inschrijving in het handelsregister (of daarmee vergelijkbaar register)
1.4 Vestigingsadres (conform inschrijving in het handelsregister)
1.4.1 Straat + huisnummer
1.4.2 Postcode
1.4.3 Plaats
1.5 Correspondentieadres (indien afwijkend van het vestigingsadres)
1.5.1 Straat + huisnummer
1.5.2 Postcode
1.5.3 Plaats
1.6 Factuuradres (indien afwijkend van het correspondentieadres)
1.6.1 Straat + huisnummer
1.6.2 Postcode
1.6.3 Plaats
1.7 Intern ordernummer voor facturatie (indien gewenst):
2.1 Contactpersoon gedurende de aanvraag- en veilingprocedure
2.1.1 Voornamen (voluit)
2.1.2 Achternaam
2.1.3 Telefoonnummer
2.1.4 E-mailadres
2.2 Contactpersoon voor na afloop van de veilingprocedure (indien afwijkend)
2.2.1 Voornamen (voluit)
2.2.2 Achternaam
2.2.3 Telefoonnummer
2.2.4 E-mailadres
3.1 Mijn aanvraag heeft betrekking op de volgende hoeveelheid pakketten:
..........
(Toelichting: U hoeft niet aan te geven voor welk(e) pakket(ten) u interesse heeft, omdat het gedurende de veiling mogelijk is om te wisselen tussen alle pakketten.)
3.2 Mijn aanvraag heeft betrekking op de volgende hoeveelheid DAB-only-vergunningen, indien u interesse heeft in DAB-only-vergunningen in meerdere allotments, dan geeft u hier het totale aantal weer:
..........
(Toelichting: U hoeft niet aan te geven voor welke specifieke DAB-only-vergunning(en) u interesse heeft, omdat het gedurende de veiling mogelijk is om te wisselen tussen alle vergunningen.)
3.3 Kruis aan indien van toepassing
○ Ik dien hierbij een verzoek in om uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht ter grootte van de helft van het verschuldigde bedrag bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, van de Regeling, voor de duur van één jaar gerekend vanaf de dag na verlening van de vergunning. Op grond van artikel 4:101 van de Algemene wet bestuursrecht is over dit deel wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Regeling dient te zijn betaald tot en met de datum waarop het bedrag wordt betaald.
4.1 Gemachtigde 1
4.1.1 Voornamen (voluit)
4.1.2 Achternaam
4.1.3 Telefoonnummer
4.1.4 E-mailadres
4.2 Gemachtigde 2
4.2.1 Voornamen (voluit)
4.2.2 Achternaam
4.2.3 Telefoonnummer
4.2.4 E-mailadres
4.3 Gemachtigde 3
4.3.1 Voornamen (voluit)
4.3.2 Achternaam
4.3.3 Telefoonnummer
4.3.4 E-mailadres
4.4 Gemachtigde 4
4.4.1 Voornamen (voluit)
4.4.2 Achternaam
4.4.3 Telefoonnummer
4.4.4 E-mailadres
Met ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de aanvrager dat:
• Geen afbreuk mededinging
hij en, indien er sprake is van verbonden rechtspersonen, anderen die zijn betrokken bij die rechtspersonen, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft/hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.
• Statutaire en financiële positie
de aanvrager een rechtspersoon is, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft binnen de Europese Economische Ruimte.
De aanvrager verklaart verder dat ten tijde van de ondertekening:
○ de aanvrager (uitgezonderd terugwerkende kracht tot 0:00 uur van diezelfde dag) niet failliet is verklaard;
○ de aanvrager geen aangifte tot eigen faillissement heeft gedaan;
○ de aanvrager niet is ontbonden;
○ aan de aanvrager geen surseance van betaling is verleend;
○ de aanvrager geen aanvraag tot surseance van betaling heeft gedaan;
○ de aanvrager geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet heeft aangeboden;
○ aan de aanvrager geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillissementswet is aangewezen.
• Recent uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register (niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag) van:
○ de aanvrager;
○ (indien van toepassing) dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
○ (indien van toepassing) andere ondernemingen waarmee de aanvrager een verbonden rechtspersoon is, en/of deel uitmaakt van een groep, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
• Meest recente statuten van (alle pagina’s):
○ de aanvrager;
○ (indien van toepassing) eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
○ (indien van toepassing) andere ondernemingen waarmee de aanvrager een verbonden rechtspersoon mee is, van een groep, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
• Kopie van de ondertekende toestemming (het besluit) van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 2.3 van de Regeling).
• Kopie geldig identiteitsbewijs van alle in onderdeel 10 genoemde bestuurders die bevoegd zijn om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen.
• (indien van toepassing) Volmachten voor bevoegde ondertekening door in onderdeel 10 genoemde gemachtigden.
• (indien van toepassing) Bankgarantie(s), conform bijlage 2 en/of 3;
Deze bepaling is erop gericht om van u alle relevante informatie te verkrijgen en te kunnen beoordelen of sprake is van verbondenheid. Zoals ook uitdrukkelijk uit grond i. blijkt gaat het om alle relevante omstandigheden. De bedoeling is niet dat u kort per grond beschrijft of en hoe deze op u van toepassing is, maar dat u een zelfstandig leesbaar document met de beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen aanlevert, waarin u alle relevante aspecten zoals opgenomen in de opsomming onder a. tot en met i. bespreekt. De omvang van deze beschrijving is afhankelijk van de aard en omvang van de rechtspersoon, de complexiteit van de juridische structuur waarvan die rechtspersoon deel uitmaakt en de eventuele overeenkomsten die gesloten zijn en die zien op bijvoorbeeld productie van het radio-aanbod of reclame-inkomsten. In sommige gevallen, bijvoorbeeld als de aanvrager een stichting of een besloten vennootschap is met een enig aandeelhouder (eventueel met een tussenholding), die zelf het programma-aanbod samenstelt en uitzendt, kan een korte beschrijving volstaan.
Zodra echter sprake is van een aanvrager die onderdeel is van een grotere structuur van vennootschappen en/of diverse vormen van samenwerking met andere partijen, dient u een uitgebreide omschrijving te geven van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen, voorzien van een schematisch overzicht van de structuur van de betrokken rechtspersonen (dus niet alleen de aanvrager, maar ook alle vennootschappen daarboven tot aan de ultimate benificial owners, zelfs als dat buitenlandse partijen zijn).
In de beschrijving en het schematische overzicht worden duidelijk de aandelenverdeling, de bestuurders enzovoorts weergegeven. U dient daarin ook aan te geven met welke andere partijen overeenkomsten bestaan, die bijvoorbeeld zien op productie van programma-aanbod, gebruik van licenties, verkoop van reclame en doorgifte van bandbreedte.
Uit de beschrijving met het schematische overzicht moet duidelijk worden wie juridisch gezien invloed heeft op de aanvrager, bijvoorbeeld via benoemingsrechten of goedkeuringsrechten. Ook moet duidelijk worden wie invloed kan verkrijgen, bijvoorbeeld op grond van bestaande overeenkomsten zoals via pandrechten, vruchtgebruik of opties op aandelen. Ook dient u in te gaan op de wijze van financiering van de aanvrager en welke voorwaarden daarbij gelden. Tot slot dient u in de beschrijving in te gaan op de vraag of er nog feitelijke invloed is van (rechts)personen op de aanvrager. Uiteraard voegt u alle relevante bijlagen bij.
De bedoeling is dat de beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen een zelfstandig leesbaar en begrijpelijk stuk is.
In het geval de onderstaande subonderdelen op u van toepassing zijn, dient u hier in uw beschrijving in ieder geval op in te gaan en de genoemde bijlagen bij te voegen.
In het geval het subonderdeel niet van toepassing is, dient dit als zodanig bij het betreffende subonderdeel te worden aangegeven:
a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen (zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen) en de verdeling over de aandeelhouders, alles ten aanzien van de aanvrager;
○ n.v.t.
b. het vreemde vermogen van de aanvrager (zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt), wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;
○ n.v.t.
c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;
○ n.v.t.
d. aan wie en onder welke condities en beperkingen (doorlopende) volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;
○ n.v.t.
e. het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;
○ n.v.t.
f. bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon die behoort tot de groep van de aanvrager (bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap een vergunning heeft of gebruikt voor commerciële radio-omroep op FM of DAB+ of waarvan u het vermoeden heeft dat die partij in de nabije toekomst van plan is of kan zijn om een vergunning te verkrijgen of gebruiken voor commerciële radio-omroep op FM of DAB+ (in welk geval een kopie van bestaande en voorgenomen overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, als deze informatie niet is vastgelegd, een volledige beschrijving wordt opgenomen in de aanvraag);
○ n.v.t.
g. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een verbonden rechtspersoon;
○ n.v.t.
h. een omschrijving van hoe het programma-aanbod tot stand komt, welke andere (omroep-)partijen daarbij betrokken zijn en met welke afspraken. Voeg de kopieën van de betreffende overeenkomsten bij;
○ n.v.t.
i. een schematisch overzicht van de groep van de aanvrager, inclusief bestuurders en aandeelhouders, eventuele pandrechten, recht van vruchtgebruik of andere afspraken. Voeg de documentatie die ten grondslag ligt aan deze rechten en/of afspraken, bij;
○ n.v.t.
De aanvrager voegt in verband met de toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag:
j. een kopie van het aandeelhoudersregister van de aanvrager, waaruit blijkt wie de aandeelhouders zijn ten tijde van de aanvraag (tenzij de aanvrager enig aandeelhouder van de vennootschap is);
○ n.v.t.
k. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;
○ n.v.t.
l. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon;
○ n.v.t.
m. kopieën van bestuurlijke rechtsoordelen van het Commissariaat voor de Media en alle communicatie daarover met het Commissariaat voor de Media;
○ n.v.t.
Kruis aan indien van toepassing:
○ De aanvrager verzoekt hierbij om overeenkomstig artikel 6.1, eerste lid, de vergunning(en) te verlenen aan de volgende verbonden rechtspersoon:
..........
Van deze rechtspersoon dient u een kopie van de ondertekende toestemming (het besluit) van het Commissariaat voor de Media, als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 bij te voegen.
Kruis aan indien van toepassing:
○ De aanvrager die zijn aanvraag per aangetekende post of persoonlijke overhandiging indient, verklaart hierbij bereikbaar te zijn via het e-mailadres dat is opgenomen in onderdeel 2.4 van dit aanvraagformulier. (De aanvrager die zijn aanvraag langs elektronische weg indient maakt daarmee al kenbaar bereikbaar te zijn langs elektronische weg.)
De publieke sleutel van de aanvrager voor versleutelde communicatie dient u per e-mail te sturen aan veilingnlco@rdi.nl.
• Ondergetekende(n) is/zijn (gezamenlijk) bevoegd op grond van de bij deze aanvraag bijgevoegde uittreksel(s) uit het handelsregister, de bijgevoegde statuten en/of de bijgevoegde volmacht(en).
• Ondergetekende(n) verklaart/verklaren dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.
• Ondergetekende(n) verklaart/verklaren dat de personen genoemd in onderdeel 4 door middel van deze aanvraag volledig, zelfstandig en onbeperkt gemachtigd zijn om namens de aanvrager op te treden in de veilingprocedure.
10.1. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)
10.1.1 Naam ondertekende
10.1.2 Plaats
10.1.3 Datum
10.1.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening
10.2. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)
10.2.1 Naam ondertekende
10.2.2 Plaats
10.2.3 Datum
10.2.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening
10.3. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)
10.3.1 Naam ondertekende
10.3.2 Plaats
10.3.3 Datum
10.3.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening
10.4. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)
10.4.1 Naam ondertekende
10.4.2 Plaats
10.4.3 Datum
10.4.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening
De personen genoemd in onderdeel 10 zijn ten behoeve van de minister door de notaris geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en hebben (indien geen gebruik wordt gemaakt van een gekwalificeerde elektronische handtekening) in het bijzijn van ondergetekende notaris hun handtekening geplaatst in onderdeel 10.
Van deze personen is een door de notaris gewaarmerkte kopie van het legitimatiebewijs bij de aanvraag gevoegd.
De notaris verklaart ten tijde van diens ondertekening naar beste kunnen te hebben geverifieerd dat op het moment van verificatie de aanvrager:
− niet failliet is verklaard (uitgezonderd terugwerkende kracht tot 0.00 uur van de dag van deze ondertekening);
− dat aan de aanvrager geen surseance van betaling is verleend;
Van deze controle is een door de notaris gewaarmerkte uitdraai van het relevante register bij de aanvraag gevoegd.
− de aanvrager geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet heeft aangeboden;
− aan de aanvrager geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillissementswet is toegewezen;
Naam notaris:
Plaats:
Datum:
(Gekwalificeerde elektronische) Handtekening:
De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage, in ongewijzigde tekst, worden verstrekt. De verklaring mag niet later dan 2 werkdagen voor het indienen van de aanvraag zijn opgemaakt.
– Model bankgarantie pakketten –
I. De ondergetekende .......... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)1, gevestigd te .........., mede kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de bank’;
In aanmerking nemende:
A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de minister’);
B. dat de minister met het Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 heeft bekendgemaakt dat de pakketten (bedoeld in artikel 1.2, onderdeel a, van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 (hierna: de Regeling) overeenkomstig deze Regeling worden verdeeld;
C. dat .......... (naam aanvrager), rechtspersoon naar .......... recht (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een/meerdere pakket(ten) als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;
D. dat de minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling;
E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde pakket(ten) indient op grond van artikel 2.7 van de Regeling verplicht is voor de pakket(en) een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 20.000,– per pakket, waar de aanvraag, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 2.10, eerste of tweede lid, van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;
F. dat de aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;
G. dat de aanvrager de bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.
II. Verbindt zich tot het navolgende:
A. De bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € .......... 2 (zegge: .......... .......... euro), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.
B. De bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de vordering van de aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.
C. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.
D. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.
E. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.
F. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder II, onderdeel B waaraan de bank nog niet voldeed. Op verzoek van de bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze geheel is vervallen retourneren aan de bank.
Plaats: ..........
Datum: ..........
Naam bank: ..........
Naam medewerker: ..........
Functie medewerker: ..........
Handtekening medewerker3:
Stempel bank:
– Model bankgarantie DAB-only-vergunningen –
I. De ondergetekende .......... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)4, gevestigd te .........., mede kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de bank’;
In aanmerking nemende:
A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de minister’);
B. dat de minister met het Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 heeft bekendgemaakt dat de DAB-only-vergunningen (als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel b, van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 (hierna: de Regeling) overeenkomstig deze Regeling worden verdeeld;
C. dat .......... (naam aanvrager), rechtspersoon naar .......... recht (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een/meerdere DAB-only-vergunning(en) als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;
D. dat de minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling;
E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde DAB-only-vergunning(en) indient op grond van artikel 2.7 van de Regeling verplicht is voor de DAB-only-vergunning(en) een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 10.000,– per DAB-only-vergunning, waar de aanvraag betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;
F. dat de aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;
G. dat de aanvrager de bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.
II. Verbindt zich tot het navolgende:
A. De bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € ..........5 (zegge: .......... .......... euro), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.
B. De bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de vordering van de aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.
C. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.
D. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.
E. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.
F. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder II, onderdeel B waaraan de bank nog niet voldeed. Op verzoek van de bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de bank.
Plaats: ..........
Datum: ..........
Naam bank: ..........
Naam medewerker: ..........
Functie medewerker: ..........
Handtekening medewerker6:
Stempel bank:
Vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep |
---|
Pakketten FM en DAB-vergunningen in laag 4 |
Pakket NLCO1 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B01 en een DAB-vergunning in allotment 8B |
Pakket NLCO2 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B02 en een DAB-vergunning in allotment 8B |
Pakket NLCO3 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B03 en een DAB-vergunning in allotment 8B |
Pakket NLCO4 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B04 en een DAB-vergunning in allotment 8B |
Pakket NLCO5 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B05 en een DAB-vergunning in allotment 8B |
Pakket NLCO6 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B06 en een DAB-vergunning in allotment 5B |
Pakket NLCO7 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B07 en een DAB-vergunning in allotment 5B |
Pakket NLCO8 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B08 en een DAB-vergunning in allotment 5B |
Pakket NLCO9 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B09 en een DAB-vergunning in allotment 12B |
Pakket NLCO10 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B10 en een DAB-vergunning in allotment 5A |
Pakket NLCO11 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B11 en een DAB-vergunning in allotment 5A |
Pakket NLCO12 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B12 en een DAB-vergunning in allotment 5A |
Pakket NLCO13 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B13 en een DAB-vergunning in allotment 7C-N |
Pakket NLCO14 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B14 en een DAB-vergunning in allotment 7C-N |
Pakket NLCO15 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B15 en een DAB-vergunning in allotment 7C-N |
Pakket NLCO16 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B16 en een DAB-vergunning in allotment 5A |
Pakket NLCO17 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B17 en een DAB-vergunning in allotment 6A |
Pakket NLCO18 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B18 en een DAB-vergunning in allotment 6A |
Pakket NLCO19 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B19 en een DAB-vergunning in allotment 6A |
Pakket NLCO20 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B20 en een DAB-vergunning in allotment 12B |
Pakket NLCO21 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B21 en een DAB-vergunning in allotment 7C-Z |
Pakket NLCO22 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B22 en een DAB-vergunning in allotment 7C-Z |
Pakket NLCO23 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B23 en een DAB-vergunning in allotment 7C-Z |
Pakket NLCO24 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B24 en een DAB-vergunning in allotment 5B |
Pakket NLCO25 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B25 en een DAB-vergunning in allotment 7C-Z |
Pakket NLCO26 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B26 en een DAB-vergunning in allotment 7C-N |
Pakket NLCO27 bestaande uit een FM-vergunning voor kavel B27 en een DAB-vergunning in allotment 7C-Z |
DAB-only-vergunningen in laag 4 |
DAB-only-vergunningen in allotment 5A |
DAB-only-vergunningen in allotment 5B |
DAB-only-vergunningen in allotment 6A |
DAB-only-vergunningen in allotment 7C-N |
DAB-only-vergunningen in allotment 7C-Z |
DAB-only-vergunningen in allotment 8B |
DAB-only-vergunningen in allotment 12B |
Deze regeling voorziet in de aanvraag- en veilingprocedure voor de verdeling van de vergunningen voor analoge niet-landelijke commerciële radio-omroep (hierna: niet-landelijke FM-vergunningen), de daarbij behorende vergunningen voor digitale radio-omroep (hierna: niet-landelijke DAB-vergunningen), die tezamen als pakketten worden verdeeld, en van een aantal DAB-vergunningen die géén deel uitmaken van een pakket (hierna: DAB-only-vergunningen).
Op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna eveneens te noemen: de wet) en het Nationaal Frequentieplan 2014, is voor de meeste vormen van frequentiegebruik een vergunning van de Minister van Economische Zaken (hierna: de minister) vereist. Dit geldt ook voor het frequentiegebruik voor niet-landelijke commerciële radio-omroep. De minister heeft, op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de wet, verschillende mogelijkheden om deze vergunningen te verdelen.
De op grond van deze regeling te verdelen niet-landelijke FM-vergunningen zijn eerder in 2003 verdeeld op grond van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 of op grond van de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003. Sommige van deze niet-landelijke FM-vergunningen zijn sinds 2003, bijvoorbeeld na intrekking door de minister of zogenoemde inlevering door de vergunninghouder, opnieuw verdeeld op grond van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 of de Regeling voorwaardelijke veiling niet-landelijke commerciële FM-vergunningen. Naar aanleiding van het besluit van de minister van 26 augustus 2021 heeft de minister de looptijd van de FM-vergunningen verlengd en de daaraan gekoppelde digitale DAB-vergunningen opnieuw verleend met een looptijd tot 1 september 2025.7
Met het Besluit bekendmaking veiling vergunningen niet-landelijke commerciële radio-omroep 2024 heeft minister besloten de niet-landelijke FM-vergunningen en niet-landelijke DAB-vergunningen opnieuw te verdelen door middel van een veiling voor de periode van 1 september 2025 tot 1 september 2035. Dit mede naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2022 en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 20 december 2022.8 Hoewel deze bovengenoemde uitspraken zien op de uitgifte van landelijke commerciële radiovergunningen hebben deze ook relevantie voor de verdeling van de niet-landelijke commerciële radiovergunningen.
De vergunningen worden voor een deel verdeeld als pakketten van elk één niet-landelijke FM-vergunning en één niet-landelijke DAB-vergunning. Op deze wijze kunnen partijen in de transitiefase naar DAB over zowel analoog als digitaal spectrum beschikken.
Verder heeft de minister besloten om, naast de hiervoor genoemde pakketten, een aantal afzonderlijke niet-landelijke DAB-only-vergunningen te verdelen. Dit zijn de DAB-vergunningen die na de samenstelling van de hiervoor genoemde pakketten nog resteren voor commercieel gebruik in de verschillende allotments in laag 4.9
Het voorgaande betekent dat de minister opeenvolgend twee separate veilingen gaat organiseren: één veiling voor de pakketten en één veiling voor de DAB-only-vergunningen. Aangezien deze DAB-only-vergunningen naar verwachting vooral als aanvulling dienen op de pakketten met de FM/DAB-vergunningen, zal de veiling van de DAB-only-vergunningen na de veiling van de pakketten plaatsvinden. Hierna worden beide veilingen nader toegelicht.
Het uitgangspunt van het frequentiebeleid en het wettelijk kader is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld, met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet.
De algemene beleidsdoelstellingen die ook bij de verdeling van de commerciële niet-landelijke vergunningen gelden zijn: (1) Het bevorderen van doelmatig gebruik van het spectrum, hetgeen betekent dat frequenties efficiënt en effectief worden gebruikt en (2) Ruimte voor investeren en ondernemerschap. Dit betekent het bevorderen van een goed werkende en toekomstgerichte commerciële radiomarkt. Het gaat hier om een commerciële markt waar ondernemers de ruimte moeten hebben om te kunnen ondernemen.
Deze algemene beleidsdoelstellingen zijn ten behoeve van de twee veilingen van het niet-landelijke frequentiespectrum nader gespecificeerd. In volgorde van prioriteit zijn de (gespecificeerde) doelstellingen voor deze twee veilingen als volgt: efficiënte allocatie, eenvoud, een realistische veilingopbrengst en transparantie.
Onder efficiënte allocatie wordt in dit kader verstaan dat de vergunningen naar die partijen gaan die daarmee de meeste economische waarde weten te genereren. Dit draagt bij aan efficiënt spectrumgebruik en bevordering van de digitalisering. Bij de veiling van DAB-only-vergunningen is het vanuit efficiëntieoogpunt ook van belang dat zoveel mogelijk capaciteitseenheden in een allotment verdeeld worden. Het is namelijk kenmerkend voor de multiplextechniek van digitale radio via DAB+ dat de gemiddelde kosten voor distributie per vergunninghouder dalen naarmate er meer capaciteitseenheden in een multiplex verdeeld worden.
Ook de doelstelling eenvoud is een belangrijk criterium. De verwachte potentiële deelnemers – ook de grotere – hebben relatief weinig ervaring met een veiling van frequenties. Voor een zo gelijk mogelijk speelveld en een goed verloop van de veiling met onervaren deelnemers vindt de minister eenvoud daarom eveneens zeer belangrijk. Dit behelst in ieder geval de begrijpelijkheid van de veilingregels alsook het kunnen bepalen van de meest optimale biedstrategie. Dit laatste betekent ook dat het voor deelnemers mogelijk moet zijn om aan de veiling deel te nemen zonder dat zij een veilingadviseur hoeven in te schakelen.
Onder een realistische veilingopbrengst wordt hier verstaan een opbrengst die de marktwaarde van de te verlenen vergunningen weerspiegelt. De vergunningen moeten dus enerzijds niet voor een te laag bedrag van de hand gaan. Anderzijds moet ook voorkomen worden dat bieders overbieden, bijvoorbeeld als gevolg van een winner’s curse. Het gaat er uitdrukkelijk niet om, om bij deze twee veilingen een maximale opbrengst te behalen. Een realistische veilingopbrengst heeft daarnaast ook als doel dat de winnaars van de veiling een prikkel krijgen om hun gedane investering in het verkrijgen van de vergunning te gelde te maken. Naast de ingebruiknameverplichting zorgt een goede invulling van deze doelstelling ervoor dat frequenties niet onbenut blijven en dat aldus efficiënt gebruik wordt gemaakt van het spectrum.
Tot slot is van belang dat het proces van deze veilingen – voor, gedurende en achteraf – zo transparant als mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de overige veilingdoelstellingen. In de veilingregeling zijn daartoe een aantal waarborgen opgenomen.
Het onderzoeksbureau Auctiometrix heeft onderzocht welke veilingmodellen geschikt zijn voor het veilen van de commerciële niet-landelijke radiovergunningen uitgaande van de hiervoor genoemde doelstellingen. Op 22 december 2023 heeft Auctiometrix hiertoe een advies uitgebracht.10
In 2016 heeft Auctiometrix met het oog op de destijds voorgenomen veiling van vergunningen (voor landelijke en niet-landelijke) commerciële radio-omroep (FM en DAB) geadviseerd over de vraag welk veilingmodel het meest geschikt is voor de verdeling van de niet-landelijke commerciële FM- en DAB-vergunningen.11 In 2016 was nog de verwachting dat deze vergunningen na het verstrijken van de looptijd opnieuw zouden worden verdeeld. De vergunningen zijn toen echter niet opnieuw verdeeld, maar tweemaal verlengd (uiteindelijk tot 1 september 2025).
Ten behoeve van deze veiling heeft de minister aan Auctiometrix gevraagd of het advies uit 2016 nog steeds bruikbaar is. Uiteraard zijn alle relevante feiten en omstandigheden die sindsdien gewijzigd zijn aan Auctiometrix meegegeven met als doel om een nauwkeurige vergelijking te kunnen maken en zo een zorgvuldig advies te kunnen opstellen. Ten opzichte van 2016 is er een aantal wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van het te veilen spectrum. In overeenstemming met de veiling van de commerciële landelijke radiovergunningen, die in 2023 heeft plaatsgevonden, zullen er pakketten geveild worden die elk bestaan uit één FM-vergunning en één DAB-vergunning. Op deze wijze wordt verzekerd dat partijen in de transitiefase naar DAB zowel over analoog als digitaal spectrum kunnen beschikken. Daarnaast zal de digitale restcapaciteit, die overblijft na het vormen van de hiervoor genoemde pakketten, geveild worden als DAB-only-vergunningen. Het gaat dus bij de verdeling van het beschikbare commerciële niet-landelijke frequentiespectrum om twee afzonderlijke veilingen. Aangezien dit DAB-only-spectrum naar verwachting vooral als aanvulling dient op de FM- en DAB-vergunningen uit de pakketten, zal de veiling van de DAB-only-vergunningen na de veiling van de pakketten plaatsvinden.
Advies FM/DAB-pakketten
Auctiometrix komt in het tweede advies tot de conclusie dat er – op basis van de veilingdoelstellingen (efficiënte allocatie, eenvoud, realistische veilingopbrengst en transparantie) – een viertal veilingmodellen in aanmerking zou komen voor de veiling van de pakketten, te weten:
• simultane meerrondenveiling (SMRA);
• klokveiling;
• Vickrey-Clarke-Groves (VCG) mechanisme;
• sequentiële reeks van veilingen (eerste-prijs gesloten-bod, tweede-prijs gesloten-bod of veiling bij opbod.
Voor een nadere uitleg van deze vier veilingmodellen wordt verwezen naar het veilingadvies van Auctiometrix van 22 december 2023.
Uit het advies blijkt dat de klokveiling net iets beter scoort op de veilingdoelstellingen dan de simultane meerrondenveiling en het Vickrey Clarke Groves (VCG) mechanisme. De sequentiële reeks van veilingen scoort het minst.
Auctiometrix geeft aan op basis van de veilingdoelstellingen een voorkeur te hebben voor de klokveiling (inclusief een aanvullende veiling ingeval pakketten onverdeeld blijven). Deze veiling scoort goed op alle vier de veilingdoelstellingen.
Van belang hierbij is dat het op basis van eerdere adviezen12 van externe deskundigen zeer aannemelijk is dat er tussen de verschillende pakketten synergiën bestaan. Dit betekent dat een bepaalde combinatie van pakketten voor een deelnemer meer waarde heeft dan de optelsom van de prijs van elk pakket afzonderlijk.
Indien er significante synergiën tussen de pakketten bestaan is de SMRA minder geschikt. In een SMRA kan een bieder namelijk niet zonder risico een bod op een enkel pakket uitbrengen. In de situatie dat een partij ten minste twee pakketten zou willen verwerven in de veiling, kan deze partij in een SMRA aan één pakket (met een waarde van nul) gecommitteerd blijven als twee pakketten te duur worden. In de klokveiling loopt deze partij geen aggregatierisico omdat het bod dan op een combinatie van de beide pakketten wordt uitgebracht. Ook kan een bieder in een klokveiling vrijelijk naar een andere combinatie van pakketten switchen. Dit betekent dat een partij die geïnteresseerd is in meerdere pakketten niet met een pakket ‘kan blijven zitten’ dat alleen geen of veel minder waarde dan de rondeprijs voor deze partij vertegenwoordigt.
De klokveiling heeft echter ook een nadeel. Er kunnen namelijk pakketten onverdeeld blijven, ook als er eerder in de veiling wel vraag naar deze pakketten was. Dit heeft te maken met de synergiën tussen de pakketten en de vele combinaties die tijdens de veiling mogelijk zijn, en het feit dat er (in tegenstelling tot bij de SMRA), geen voorlopig winnende bieders worden aangewezen. Het kan hierdoor zo zijn dat bij een klokveiling de vraag op meerdere pakketten in een ronde kan wegvallen als de som van de rondeprijzen van die betreffende pakketten hoger wordt dan de waarde die partijen voor de combinatie van deze pakketten over hebben. Dit kan dan leiden tot onverdeelde pakketten.
Dit nadeel kan ondervangen worden door deze eventuele onverdeelde pakketten opnieuw te verdelen in een tweede fase. Auctiometrix geeft aan dat het eenvoudigst is om deze eventuele onverdeelde pakketten onafhankelijk van elkaar (simultaan of sequentieel) te veilen via een veiling bij opbod. Aangezien partijen tijdens de klokveiling al veel informatie (over hoe andere partijen de waarde van de pakketten inschatten) hebben kunnen afleiden, is een gesloten-bod veiling ook geschikt als methode om eventuele onverdeelde pakketten mee te verdelen.
Advies DAB-only-vergunningen
Het te veilen DAB-only-spectrum in laag 4 is door Auctiometrix vergeleken met het DAB-only-spectrum dat in 2021 in laag 7 geveild is voor landelijke commerciële digitale radio-omroep. Auctiometrix (2020) concludeerde, op basis van dezelfde veilingdoelstellingen die toen golden, dat de eenheden in het allotment in laag 7 het best via een klokveiling verdeeld kunnen worden en niet via een simultane meerrondenveiling (SMRA) of hybride SMRA-klokveiling. Het maakt, volgens Auctiometrix, voor de vergelijking niet uit dat het bij de veiling van laag 7 ging over een landelijke dekkend allotment en bij laag 4 over een laag die bestaat uit 7 verschillende niet-landelijke allotments. De uitgangspunten zijn hetzelfde. Om deze reden heeft Auctiometrix alleen gekeken naar varianten van een klokveiling, waarbij de algemene uitgangspunten die gelden bij een klokveiling wel van toepassing blijven. De essentie van een klokveiling houdt in dat de bieders een bod uitbrengen op het aantal vergunningen dat zij voor een bepaalde prijs willen verwerven binnen één of meer allotments.
Op basis van de hiervoor genoemde veilingdoelstellingen komen voor de veiling van de niet-landelijke DAB-only-vergunningen een viertal varianten van een klokveiling in aanmerking, te weten:
1. Variant A. sequentieel veilen van 7 allotments via 7 klokveilingen met exitbiedingen;
2. Variant B. simultaan veilen van 7 allotments via 7 klokveilingen met exitbiedingen;
3. Variant C. simultaan veilen van 7 allotments via 1 klokveiling met switchmogelijkheden;
4. Variant D. simultaan veilen van 7 allotments via 1 klokveiling zonder switchmogelijkheden.
Voor een nadere uitleg van deze vier varianten van een klokveiling wordt eveneens verwezen naar het veilingadvies van Auctiometrix van 22 december 2023.
Auctiometrix heeft op basis van de veilingdoelstellingen een voorkeur voor variant C. Deze variant scoort namelijk goed op alle vier de veilingdoelstellingen en houdt rekening met de mogelijkheid dat er sprake kan zijn van (substantiële) synergiën, omdat er, net zoals bij de veiling van pakketten, op combinaties van vergunningen geboden kan worden.13
Variant C heeft echter wel het nadeel dat er vergunningen onverdeeld kunnen blijven, aangezien variant C niet werkt met exitbiedingen. Om dit nadeel weg te nemen kunnen eventuele onverdeelde vergunningen echter wel in een aanvullende veiling verdeeld worden. Actiometrix geeft aan dat het eenvoudigst is om deze onverdeelde vergunningen per allotment te veilen (sequentieel op aflopende volgorde van de finalerondeprijs). Aangezien bieders tijdens de klokveiling al veel informatie over de waarde van de vergunningen hebben kunnen afleiden, is een eerste-prijs gesloten-bod veiling of een tweede-prijs gesloten-bod veiling ook geschikt.
De minister heeft zich ervan vergewist dat het advies van Auctiometrix op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en begrijpelijk is. Mede gelet op de grote mate van deskundigheid van Auctiometrix heeft de minister het advies overgenomen. Dit betekent dat de minister twee afzonderlijke veilingen na elkaar zal organiseren, die in principe elk uit twee fasen bestaan.
In de eerste veiling worden pakketten geveild, die elk bestaan uit één FM-vergunning en één DAB-vergunning. In de tweede veiling (die volgt nadat de eerste veiling volledig is afgerond) worden de DAB-only-vergunningen geveild.
De eerste fase van beide veilingen gebeurt door middel van een klokveiling. Aangezien er bij het hanteren van klokveilingen een kans bestaat dat er na afloop spectrum onverdeeld blijft, kan na afloop van de eerste fase (de klokveiling) eventueel spectrum alsnog worden verdeeld in een tweede fase. Deze tweede fase vindt uiteraard alleen plaats als er na de eerste fase daadwerkelijk onverdeeld spectrum resteert. De tweede fase bestaat uit slechts één ronde en gebeurt door middel van een geslotenbodveiling met zogenoemde prijscorrectieregel.
Het zou dus voor kunnen komen dat er in totaal vier veilingfases plaatsvinden. Dat is het gevolg van de gekozen veilingsystematiek. In paragraaf 4 van deze toelichting wordt nader uiteengezet hoe deze veilingen werken.
Schematisch ziet het proces er als volgt uit:
Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, dient allereerst een aanvraag te worden ingediend.
Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna ook: het Frequentiebesluit) is met deze regeling vastgesteld op welke wijze een aanvraag voor niet-landelijke commerciële radiovergunningen moet worden ingediend, aan welke voorwaarden moet worden voldaan, en welke gegevens moeten worden overgelegd. In hoofdstuk 2 van de regeling is opgenomen aan welke eisen de aanvraag en de aanvrager moeten voldoen. Zo is bepaald dat de aanvraag moet worden ingediend namens een rechtspersoon en dat daartoe gebruik moet worden gemaakt van een modelformulier. Het modelformulier is als bijlage bij deze regeling gevoegd.
Iedere aanvrager dient maximaal één aanvraag in. Tijdens de aanvraagperiode kunnen partijen zich inschrijven voor:
a) de veiling van de 27 pakketten;
b) de veiling van de DAB-only-vergunningen;
c) of voor beide veilingen.
Aangezien partijen slechts één aanvraag in mogen dienen, betekent dit dat een partij zich op hetzelfde moment moet inschrijven voor twee verschillende veilingen, als deze partij zowel interesse heeft in het verwerven van een of meer pakketten alsook in het verwerven van een of meer DAB-only-vergunningen. Uiteraard is het ook mogelijk om voor slechts één van de twee veilingen een aanvraag in te dienen. Partijen moeten bij het indienen van een aanvraag dus al een keuze maken aan welke veiling of veilingen zij mee willen doen. Als een partij een aanvraag indient voor beide veilingen, kan deze partij op een later moment wel beslissen om de aanvraag gedeeltelijk in te trekken, als deze partij niet langer mee wil doen aan beide veilingen. Het omgekeerde is echter niet mogelijk: een partij kan niet later alsnog aan een tweede veiling deelnemen, als hij zich slechts voor één veiling heeft ingeschreven.
Reden waarom ervoor gekozen is om dezelfde aanvraagperiode te hanteren voor twee afzonderlijke veilingen, heeft met name te maken met de toets op de verbondenheid en het gegeven dat de DAB-vergunninghouders samenwerkingsovereenkomsten moeten sluiten. Door één aanvraagperiode te hanteren kunnen alle geïnteresseerde partijen tegelijk getoetst worden en hoeven partijen die deel willen nemen aan beide veilingen niet tweemaal dezelfde informatie aan te leveren hetgeen betekent dat de administratieve lasten voor partijen zo laag mogelijk blijven. Daarnaast zou het organiseren van twee separate veilingprocedures betekenen dat de veiling voor de DAB-only-vergunningen geruime tijd na de veiling van de pakketten plaats zou vinden, waardoor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst aanmerkelijk vertraagd wordt.
Het gebruik van een bankgarantie of waarborgsom is een geëigend middel om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Hierdoor wordt geborgd dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen, die ook daadwerkelijk in staat zijn een pakket te exploiteren, worden toegelaten tot de veiling. Een bankgarantie of waarborgsom dient te worden overlegd respectievelijk gestort per veiling waaraan een partij mee wil doen. Het gaat hier dus om twee afzonderlijke bankgarantie(s) dan wel waarborgsommen. Dit betekent dat een partij een waarborgsom stort of een bankgarantie afgeeft voor:
a) de veiling van 27 pakketten;
b) de veiling van de DAB-only-vergunningen;
c) of voor beiden.
De aanvrager dient voor deelname aan de eerste veiling (van de pakketten) een waarborgsom te storten of een bankgarantie af te geven ter grootte van € 20.000,– per pakket waarvoor de aanvrager in aanmerking wil komen.
De aanvrager dient voor deelname aan de tweede veiling (van de DAB-only-vergunningen) een waarborgsom te storten of een bankgarantie af te geven ter grootte van € 10.000,– per DAB-only-vergunning waarvoor de aanvrager in aanmerking wil komen. Hieronder twee voorbeelden om dit te verduidelijken.
1. Een aanvrager wil slechts in één van de veilingen vergunningen verwerven. De aanvrager wil in de eerste veiling 6 pakketten verwerven. Deze aanvrager is gehouden om één waarborgsom te storten of één bankgarantie af te geven ter grootte van 6 maal € 20.000,– = € 120.000,–
2. Een aanvrager wil in beide veilingen vergunningen verwerven. De aanvrager wil in de eerste veiling 4 pakketten verwerven en daarnaast in de tweede veiling nog 10 DAB-only-vergunningen. Deze aanvrager is gehouden om bij de aanvraag twee afzonderlijke waarborgsommen te storten of bankgaranties af te geven, namelijk eenmaal ter grootte van 4 maal € 20.000,– = € 80.000,– en eenmaal ter grootte van 10 maal € 10.000,– = € 100.000,–. In totaal gaat het hier dan om een bedrag van € 180.000,–.
Algemeen
Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog is. Dit laatste om te voorkomen dat er een te hoge drempel wordt opgeworpen om aan de veiling deel te nemen.
Veiling pakketten
Om de hoogte van de waarborgsom of bankgarantie vast te stellen voor de pakketten is gekeken naar de waarde van niet-landelijke commerciële FM-vergunningen in het verleden. Dit sluit aan bij de systematiek die door SEO is gebruikt voor de berekening van de reserveprijzen.14 De hoogte van de waarborgsom of bankgarantie van de pakketten wordt daarom onder andere gebaseerd op voorafgaande veilingen van FM-vergunningen, maar ook op de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning. Gelet op deze ervaringsregels is een bedrag van € 20.000,– per pakket redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen. De minister heeft zich bij het vaststellen van dit bedrag rekenschap gegeven van het feit dat het zeer aannemelijk is dat partijen meerdere pakketten zullen aanvragen.
Veiling DAB-only-vergunningen
Om de hoogte van de waarborgsom of bankgarantie vast te stellen voor de DAB-only-vergunningen hecht de minister aan het feit dat partijen, als zij vergunningen winnen, in één of meerdere allotments een samenwerkingsovereenkomst dienen aan te gaan over de gezamenlijke exploitatie van het desbetreffende allotment(s). Het moet dus gaan om serieuze partijen die over voldoende financiële middelen kunnen beschikken om zo’n samenwerking aan te gaan. Om zeker te zijn dat het gaat om een bestendige aanvrager lijkt een bedrag van € 10.000,– per DAB-only-vergunning redelijk. Hoewel de verwachting is dat er ook partijen zullen zijn die alleen interesse hebben in een DAB-only-vergunning, lijkt het aannemelijk dat veel partijen deze vergunningen zullen beschouwen als een waardevolle aanvulling op de FM/DAB-pakketten. Het bedrag van de waarborgsom of bankgarantie is daarom iets lager vastgesteld dan dat van de FM/DAB-pakketten. Ook dit is in lijn met het advies van SEO over de reserveprijzen waaruit blijkt dat de waarde van de DAB-only-vergunningen lager worden ingeschat dan de pakketten.
Een aanvraag kan gedurende acht weken worden ingediend. Ingevolge artikel 2.1, tweede lid, van deze regeling gaat de aanvraagprocedure van start op de datum van inwerkingtreding van deze regeling. De aanvraag wordt ingediend per aangetekende post, door middel van persoonlijke overhandiging of met gebruikmaking van de digitale weg. Gedurende en na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn zal de minister de ontvangen aanvragen beoordelen aan de hand van de eisen die zijn opgenomen in deze regeling.
Een aanvrager kan zelf kiezen of hij zijn aanvraag per versleutelde e-mail, per e-mail, per aangetekende post of door middel van persoonlijke overhandiging indient. De publieke sleutel voor het indienen van een versleutelde e-mail is te vinden op de website van de RDI. Om vertrouwelijkheid van de inhoud te waarborgen, is het zeer wenselijk dat alle e-mailcommunicatie tussen aanvrager en de RDI versleuteld plaatsvindt. Het is daarom van belang dat een aanvrager zelf een sleutelpaar aanmaakt en de publieke sleutel bij de aanvraag voegt. Een lijst van softwarepakketten die gebruikt kunnen worden is bijvoorbeeld te vinden via www.openpgp.org/software/.
Een vereiste voor het via e-mail versturen van de aanvraag of andere documenten waarvoor een handtekening nodig is, is dat deze documenten zijn voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening. Bij andere documenten gaat het bijvoorbeeld om de bankgarantie en het eventuele verzuimherstel. Hiervoor dient de aanvrager of de deelnemer over de middelen te beschikken om de documenten met een gekwalificeerde elektronische handtekening te kunnen ondertekenen.15 Dit kan bijvoorbeeld door het PDF- formaat (PAdES standaard) te gebruiken voor het elektronisch ondertekenen. Een gekwalificeerde elektronische handtekening wordt aangemaakt met een daartoe gekwalificeerd middel en wordt gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat.16 Aanvragers of deelnemers kunnen het middel en het certificaat verkrijgen bij een in de EU-gekwalificeerde aanbieder naar keuze. Een actueel overzicht van aanbieders is te vinden op: https://eidas.ec.europa.eu/efda/tl-browser/#/screen/home. De identiteit van de ondertekenaar wordt gewaarborgd door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische handtekening op basis van een persoonlijk certificaat. De authenticiteit van de handtekening wordt door de RDI gecontroleerd.
Uit artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de elektronische handtekening geldig is in het digitale verkeer, mits deze voldoende betrouwbaar wordt geacht, gelet op de aard en inhoud van het bericht. Artikel 3.15a van het Burgerlijk Wetboek voegt hieraan toe dat de geavanceerde elektronische handtekening en de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als een natte handtekening kunnen hebben, wanneer de ondertekening voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel en op alle overige omstandigheden. Bij deze veiling zijn er grote commerciële belangen. Een elektronische handtekening met een hoog betrouwbaarheidsniveau is daarom passend. Om deze reden is gekozen voor de gekwalificeerde elektronische handtekening, bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS-verordening).
SEO Economisch Onderzoek heeft in samenwerking met het Instituut voor Informatierecht (hierna: samen SEO) in maart 2024 geadviseerd over:
1. het al dan niet hanteren van een reserveprijs voor de uit te geven niet-landelijke commerciële vergunningen;
2. de hoogte van een reserveprijs indien het hanteren van een reserveprijs wordt geadviseerd; en
3. de voorziene vergunningstermijn, waarbij het ministerie heeft gevraagd of de termijn van 10 jaar passend is.17
Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen heeft de minister SEO gevraagd om een nader advies uit te brengen over de gehanteerde reserveprijzen. Dit heeft geresulteerd in een aanvullende notitie van SEO van 15 oktober 2024. SEO adviseert daarin de minister de reserveprijs te verlagen van 40 procent tot 20 procent van de berekende waarde.
De minister heeft zich ervan vergewist dat de adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en begrijpelijk zijn.
Gelet op de gedegen kennis van waardebepalingen van de commerciële radiovergunningen van SEO en de gehanteerde zorgvuldigheid heeft de minister de adviezen overgenomen.
Een reserveprijs dient twee doelen. Allereerst is deze bedoeld om potentiële effecten van (mogelijke) collusie vooraf te beperken. Ten tweede dient een reserveprijs om bij te dragen aan een sneller verloop van de veiling.
SEO geeft aan dat het voornaamste voordeel van het hanteren van een reserveprijs het tegengaan van collusie is. Doordat de negatieve effecten van collusie na de veiling lastig te herstellen zijn, is een reserveprijs een geschikte methode om de potentiële negatieve effecten van (mogelijke) collusie vooraf te beperken. Een aanvullend (zij het minder zwaarwegend) voordeel van een reserveprijs is dat het de veiling versnelt.
Tegenover de genoemde voordelen voor het hanteren van een reserveprijs, staan drie potentiële nadelen die verbonden zijn aan de reserveprijs: een reserveprijs vergroot de kans op het falen van de veiling, het kan een barrière vormen voor kleine/innovatieve vergunninghouders, en het kan het proces van ‘price discovery’ verstoren. Echter, deze nadelen zijn vooral afhankelijk van de hoogte van de reserveprijs, in combinatie met de mate van onzekerheid over de marktwaardering van het spectrum. Hiermee wordt bedoeld dat deze nadelen te ondervangen zijn, mits de reserveprijs op het juiste niveau wordt vastgesteld.
Om de vraag te beantwoorden of het hanteren van een reserveprijs noodzakelijk is, moeten de voor- en nadelen goed tegen elkaar worden afgewogen en is de vraag relevant of het risico van collusie aanwezig is.
Aangezien de uitgifte van de niet-landelijke radiovergunningen betrekking heeft op pakketten van elk één niet-landelijke FM-vergunning en één niet-landelijke DAB-vergunning (in de eerste veiling), en op DAB-only-vergunningen (in de tweede veiling) moet het al dan niet hanteren van een reserveprijs voor beide soorten vergunningen beantwoord worden.
Pakketten
SEO geeft aan dat bij de veiling van de niet-landelijke pakketten een niet-verwaarloosbaar risico op collusie aanwezig is, aangezien de huidige vergunninghouders van gecombineerde FM/DAB-pakketten momenteel al contact met elkaar hebben via de ‘Vereniging Niet-Landelijke Commerciële Radio-omroepen (NLCR)’. Daarnaast kan de markt gemakkelijk territoriaal gedefinieerd worden, hetgeen collusie in de hand werkt.
Omdat een reserveprijs het collusierisico ex ante sterk verkleint, adviseert SEO een reserveprijs te hanteren voor de gecombineerde FM/DAB-pakketten, ondanks de kans dat een pakket door het hanteren van een reserveprijs onverdeeld blijft. Doorslaggevend argument is het gegeven dat de effecten van collusie tijdens een veiling ex post moeilijk te herstellen zijn, waardoor het raadzaam is dit risico ex ante te adresseren. Daarnaast kan het risico op het onverdeeld blijven van een kavel door een te hoge reserveprijs worden ondervangen door relatief laag percentage van de geschatte waarde van een kavel als reserveprijs te hanteren.
DAB-only-vergunningen
Op basis van verkennend marktonderzoek en de economische literatuur omtrent reserveprijzen acht SEO het niet raadzaam om een reserveprijs te hanteren voor de DAB-only-vergunningen. Uit het verkennend marktonderzoek blijkt dat op dit moment niet alle reeds beschikbare niet-landelijke DAB-only-vergunningen in laag 4 zijn uitgegeven. Een onderzoek naar de redenen hiervoor viel buiten het bestek van dit onderzoek. Maar tegen die achtergrond en de verwachting dat de DAB-only-vergunningen in de aanstaande veiling voor veel partijen vooral als aanvulling kunnen dienen op de pakketten die bestaan uit zowel een DAB-vergunning als een FM-vergunning, is het niet uitgesloten dat de competitieve biedingen in een veiling zonder reserveprijzen relatief laag of zelfs nihil zijn.
Hierdoor is het mogelijke voordeel dat partijen kunnen behalen door samen te spannen ook gering. Hieruit volgt dat het risico op collusie in de veiling voor DAB-only-vergunningen laag is. Bij weging van de voor- en nadelen van het hanteren van een reserveprijs, wegen de nadelen bij de DAB-only-vergunningen daardoor zwaarder. Indien een reserveprijs gehanteerd zou worden, neemt anderzijds de kans toe dat sommige kavels onverdeeld blijven, terwijl de prijs van de verdeelde kavels wordt opgedreven. Dit past niet bij de doelstelling van doelmatig en efficiënt frequentiegebruik. De kosten van het uitzenden via DAB nemen voor een vergunninghouder immers af, naarmate meerdere partijen een DAB kavel in hetzelfde allotment bezitten. Hierdoor speelt de overweging van het risico op onverdeeld spectrum een grotere rol.
SEO adviseert om deze redenen om geen reserveprijs te hanteren voor deze vergunningen.
De minister heeft het advies overgenomen om bij de veiling van de FM/DAB-pakketten wél en bij de veiling van de DAB-only-vergunningen géén reserveprijs te hanteren.
SEO adviseert om een vergunningsduur van 10 jaar te hanteren conform het voorstel van de minister. SEO geeft aan hiervoor twee redenen van belang te achten, namelijk een bedrijfsmatige en een beleidsmatige.
Bedrijfsmatig ziet SEO op basis van eerdere uitgiftes en verlengingen 5 jaar als een ondergrens voor een succesvolle exploitatie van radiovergunningen. In eerdere rapporten over de waardebepaling van de landelijke radiovergunningen heeft SEO geconstateerd dat de business case voor een efficiënte toetreder op de landelijke markt pas na 5 jaar rendabel wordt doordat vanaf dat moment de aanloopverliezen weer zijn ingelopen. Nieuwe vergunninghouders hebben enkele jaren nodig om een luisterpubliek en adverteerders aan zich te binden. Dat geldt op zowel de landelijke als de niet-landelijke markt. SEO merkt daarover op dat de waarde van vergunningen (in de modellen) sterk toeneemt door een langere looptijd.
Beleidsmatig sluit een vergunningsduur voor 10 jaar voor de niet-landelijke vergunningen aan bij de huidige vergunningstermijn voor de landelijke kavels. Daarmee lopen de niet-landelijke vergunningen gelijktijdig af met de landelijke vergunningen. Gelet op de mogelijk afschakeling van de FM aan het einde van de looptijd van de landelijke FM-vergunningen, ligt het in de rede de einddatum van de nieuwe vergunningen in de niet-landelijke markt daarmee te synchroniseren.
Waardebepaling
Voor het bepalen van de reserveprijzen heeft SEO de waarde bepaald van de pakketten uitgaande van een startdatum 1 september 2025. Conform hun advies is SEO daarbij uitgegaan van een vergunningstermijn van 10 jaar.
SEO heeft hierbij gebruik gemaakt van een markt gebaseerde waarderingsmethode. Deze waarderingsmethode is gebaseerd op de waarde die marktpartijen historisch toeschreven aan de vergunningen.
De gebruikte dataset bevat een analyse van 63 observaties (waarnemingen) van uitgiftes over een periode van 2003 tot en met 2022. Concreet gaat het bij de observatie om zeven aspecten; het winnende bod, het jaar van uitgifte, de looptijd, het demografisch bereik, het aantal opstelpunten, de gemiddelde hoogte van de opstelpunten bij uitgifte en het gemiddelde vermogen van de opstelpunten bij uitgifte.
Daarnaast bevat de dataset voor iedere observatie dezelfde informatie over:
• De netto-advertentieopbrengsten (NAO) van de landelijke markt o.b.v. het audiojaarrapport van Audify;
• CPI18 indexcijfers met 2015 als basisjaar afkomstig van het CBS (2024).
De netto-advertentieopbrengsten dienen het marktsentiment weer te geven. Omzetcijfers van vergunninghouders in de niet-landelijke radiomarkt zijn wat veranderlijker en verschillen onderling soms sterker dan in de landelijke markt. De ontvangen cijfers uit de data-uitvraag geven echter geen aanleiding om te veronderstellen dat de inkomsten in de niet-landelijke radiomarkt zich de afgelopen jaren structureel anders hebben ontwikkeld dan die in de radiomarkt als geheel. Omdat cijfers voor de gehele markt betrouwbaarder en op een meer structurele basis beschikbaar zijn, wordt een marktbrede index daarom als goede benadering gezien voor het marktsentiment in de niet-landelijke markt.
Na analyse van de verklarende factoren voor de veilingresultaten uit het verleden in combinatie met een marktbrede index kan het model gebruikt worden om de waarde van kavels bij nieuwe uitgifte te ramen. Voor een verdere toelichting op de gehanteerde systematiek wordt verwezen naar het advies van SEO van maart 2024.
Pakketten
De reserveprijs is niet bedoeld om een realistische veilingopbrengst te bewerkstelligen of de marktwaarde te weerspiegelen. De reserveprijs moet ook niet op dat niveau worden gesteld, maar juist lager. Het is immers het veilingproces dat moet leiden tot een realistische veilingopbrengst. Op deze wijze wordt voorkomen dat de reserveprijs zo hoog is dat de veiling ‘mislukt’ en een goed daardoor onverdeeld blijft. Een hoge reserveprijs kan bovendien bieders ontmoedigen die wel degelijk serieus zijn. Het bepalen van de reserveprijs vraagt dus een zorgvuldige weging van al deze belangen.
De reserveprijs wordt daarom doorgaans vastgesteld op basis van een afslag op de verwachte waarde van het te veilen spectrum. De afslag geeft de weging aan van de bovengenoemde doelstellingen. In de praktijk is het bepalen van de optimale reserveprijs – gegeven deze belangen – geen exacte wetenschap door onzekerheid over de marktwaarde van vergunningen, de betalingsbereidheid van gegadigden en het risico van collusie. Hoe meer onzekerheid er over de marktwaarde en betalingsbereidheid bestaat, hoe lager de reserveprijs redelijkerwijs zal moeten zijn om te voorkomen dat spectrum niet wordt uitgegeven. Hoe groter het risico op (stilzwijgende) collusie wordt geacht, hoe hoger de reserveprijs.
SEO heeft de minister – mede naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen geadviseerd om voor de reserveprijs van de pakketten een percentage van 20 procent van de geschatte waarde te hanteren. Dit percentage volgt uit een afweging van doelstellingen en risico’s. De modelmatige waardering die door SEO wordt gehanteerd, geeft een inschatting op basis van marktuitkomsten die reeds met inbegrip zijn van (de historisch gepercipieerde) kavelsynergiën. Dit heeft een opwaarts effect op de modeluitkomsten, wat weer een bescheiden gematigd percentage suggereert voor de reserveprijs. Belangrijker is echter dat de verklaringskracht van de modellen dusdanig is, dat de voorspelde waarden omgeven zijn met aanzienlijke onzekerheden. Ook komen uit de markt signalen dat de kaspositie en ruimte om te lenen van niet-landelijke partijen beperkt zou kunnen zijn. Dat impliceert het risico dat een te hoge reserveprijs resulteert in een mislukte veiling. Een succesvolle veiling staat prijsontdekking toe. Een te hoge reserveprijs is daar eerder belemmerend voor dan een te lage.
In 2023 heeft het Nationaal Media Onderzoek (‘NMO’) de meetmethode gewijzigd, waarmee het de luistercijfers en – aandelen berekent. Aangezien de onzekerheid rondom de potentiële waarde van kavels groter is als gevolg van de nieuwe meetmethode die gehanteerd wordt heeft SEO deze onzekerheid alsnog laten meewegen in de hoogte van de reserveprijzen.
Met inachtneming van het voorgaande komt SEO tot de volgende reserveprijzen voor de FM/DAB-pakketten, die tevens dienen als startprijzen in (de eerste ronde van de) veiling:
− voor pakket NLCO1: € 235.291,–;
− voor pakket NLCO2: € 103.978,–;
− voor pakket NLCO3: € 52.551,–;
− voor pakket NLCO4: € 53.667,–;
− voor pakket NLCO5: € 290.158,–;
− voor pakket NLCO6: € 279.911,–;
− voor pakket NLCO7: € 42.227,–;
− voor pakket NLCO8: € 68.623,–;
− voor pakket NLCO9: € 33.448,–;
− voor pakket NLCO10: € 34.818,–;
− voor pakket NLCO11: € 26.013,–;
− voor pakket NLCO12: € 38.252,–;
− voor pakket NLCO13: € 37.697,–;
− voor pakket NLCO14: € 33.523,–;
− voor pakket NLCO15: € 36.911,–;
− voor pakket NLCO16: € 75.509,–;
− voor pakket NLCO17: € 28.938,–;
− voor pakket NLCO18: € 31.724,–;
− voor pakket NLCO19: € 27.359,–;
− voor pakket NLCO20: € 48.390,–;
− voor pakket NLCO21: € 64.350,–;
− voor pakket NLCO22: € 42.310,–;
− voor pakket NLCO23: € 31.724,–;
− voor pakket NLCO24: € 24.198,–;
− voor pakket NLCO25: € 36.130,–;
− voor pakket NLCO26: € 30.909,–;
− voor pakket NLCO27: € 28.074,–.
Zoals in paragraaf 3 is toegelicht worden de pakketten (van elk één FM-vergunning en één DAB-vergunning) en de DAB-only-vergunningen verdeeld in twee afzonderlijke veilingen. Deze twee afzonderlijke veilingen bestaan allebei uit twee fasen. De eerste fase van beide veilingen geschiedt door middel van een klokveiling. De tweede fase van beide veilingen vindt alleen plaats als er – kort gezegd – na de eerste fase frequentieruimte is overgebleven en geschiedt dan door middel van een geslotenbodveiling met zogenoemde prijscorrectieregel.
In deze paragraaf worden de veilingregels van beide veilingen nader toegelicht. Eerst worden in paragraaf 4.2 de algemene regels toegelicht. Deze regels gelden zowel voor de eerste als de tweede veiling. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de specifieke veilingregels voor de veiling van de pakketten toegelicht. Tot slot gaat paragraaf 4.4 over de specifieke regels voor de veiling van de DAB-only-vergunningen.
In hoofdstuk 3 van de regeling zijn artikelen opgenomen die van toepassing zijn op zowel de veiling van de pakketten als de veiling van de DAB-only-vergunningen.
Mededelingen minister vóór aanvang van de veilingen
De minister geeft de deelnemers uiterlijk twee weken voor aanvang van de eerste fase informatie die van belang is voor deelname aan de veilingfases. Zo deelt de minister de deelnemers de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde mee, verstrekt de minister het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is en wordt het internetadres waarop de deelnemer moet inloggen verstrekt om aan de veiling deel te nemen. Daarnaast informeert de minister deelnemers over het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen waarop zij, gelet op hun aanvraag, tijdens de betreffende fase kunnen bieden en over het demografisch bereik dat zij – kort gezegd – met hun biedingen tijdens deze fase ten hoogste mogen verwerven. Uiterlijk de werkdag voor aanvang van de tweede fase informeert de minister de deelnemers over de datum, aanvangstijd en duur van de tweede fase, het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen waarop zij, gelet op hun aanvraag en op hetgeen de deelnemer in de eerste fase heeft verworven, tijdens de tweede fase biedingen kunnen uitbrengen, en over de hiervoor genoemde beschikbare demografische ruimte.
Gebruiksbeperking
Op grond van artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperkingen mag één rechtspersoon, voor de uitzending via de FM-band van radioprogramma’s als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, ten hoogste een hoeveelheid frequentieruimte gebruiken of verwerven waarvan het demografisch bereik van de desbetreffende FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 procent, en voor de uitzending van radioprogramma’s via DAB-laag 4 ten hoogste een hoeveelheid frequentieruimte gebruiken of verwerven in allotments waarvan het demografisch bereik van de desbetreffende DAB-vergunningen tezamen niet meer bedraagt dan 50 procent. In geval van de FM-vergunning wordt eventuele overlap tussen FM-vergunningen dubbel geteld, bij de DAB vergunningen tellen meerdere vergunningen in hetzelfde allotment niet dubbel voor wat betreft het demografisch bereik.
Aantal pakketten of DAB-only-vergunningen waarop deelnemers kunnen bieden
Op grond van artikel 3.8 van deze regeling kunnen deelnemers in de eerste fase van de veilingen ten hoogste een bod uitbrengen op het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat zij hebben aangevraagd. In de tweede fase is dit het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat de deelnemer heeft aangevraagd verminderd met het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat hij in de eerste fase heeft verworven.
Maximaal demografisch bereik
Hiervoor is uiteengezet dat deelnemers bij het uitbrengen van biedingen worden beperkt door het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat zij hebben aangevraagd. Hoewel er geen maximum gehanteerd wordt van het aantal pakketten of DAB-only-vergunningen dat kan worden aangevraagd en een aanvrager dus alle pakketten of DAB-only-vergunningen zou kunnen aanvragen, kan hij nooit daadwerkelijk alle pakketten verwerven. Er geldt namelijk een maximaal demografisch bereik dat de deelnemers met hun biedingen niet mogen overschrijden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met pakketten of vergunningen die de deelnemer eventueel al heeft verworven in een eerdere veiling of eerdere fase. Het gaat hierbij om:
1. Het maximaal demografisch bereik19 van de FM-vergunningen dat de aanvrager, tezamen met hem als één rechtspersoon aan te merken rechtspersonen, in de veiling kan verwerven bedraagt conform artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep 30%;
2. Het maximaal demografisch bereik van de DAB-allotments waarin een deelnemer vergunningen kan verwerven bedraagt conform artikel 5, tweede lid, van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep 50%.20 Dit percentage is niet afhankelijk van het aantal DAB-vergunningen dat een deelnemer verwerft in een allotment; het demografisch bereik van meerdere DAB-vergunningen in hetzelfde allotment telt bij de berekening dus slechts éénmaal mee.
Een voorbeeld
Stel dat een deelnemer in de veiling van pakketten een aantal pakketten heeft verworven dat gelijk staat aan 40% demografisch bereik aan DAB-spectrum. Dan betekent dit dat deze deelnemer bij deelname aan de DAB-only-veiling alleen nog vergunningen kan verwerven in één of meer allotments die tezamen maximaal 10% demografisch bereik hebben.
Informatieverstrekking na afloop van de afzonderlijke fasen van de veilingen
De eerste fase van de beide veilingen eindigt na de ronde waarin – kort gezegd – de vraag naar pakketten of DAB-only-vergunningen gelijk is geworden aan of kleiner is geworden dan het aanbod. Dit is de laatste biedronde van de eerste fase.
Zoals hiervoor uiteengezet kan het zijn dat na afronding van de eerste fase ook een tweede fase plaatsvindt. Dit gebeurt alleen als er na de eerste fase nog pakketten of DAB-only-vergunningen resteren, dat wil zeggen nog niet zijn verdeeld. De tweede fase bestaat uit één biedronde. Omdat er sprake is van twee veilingen, die elk uit twee fases kunnen bestaan, is er een aantal verschillende situaties denkbaar die van invloed zijn op het soort informatie en aan wie deze informatie verstrekt wordt na afloop van elke veiling of elke fase.
Zo kan het voorkomen dat:
a. de eerste veiling eindigt na de eerste fase (omdat alle pakketten zijn verdeeld);
b. de eerste veiling pas eindigt na een tweede fase (omdat er na de eerste fase nog vergunningen resteerden);
c. de tweede veiling eindigt na de eerste fase (omdat alle DAB-only-vergunningen zijn verdeeld of op geen enkel allotment schaarste is gebleken);
d. de tweede veiling eindigt na een tweede fase (omdat er na de eerste fase nog vergunningen resteerden en er in één of meer allotments schaarste is gebleken).
Indien een veiling nog niet is afgerond na de eerste fase (optie b of d) wordt na afloop van die eerste fase aan alle deelnemers van die veiling informatie verstrekt die het mogelijk maakt dat zij, binnen de geldende gebruiksbeperkingen, een keuze kunnen maken of en welke biedingen zij willen doen in de tweede fase. Aan alle afzonderlijke deelnemers wordt daarom bekend gemaakt of hun biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen en welk bedrag zij in totaal moeten betalen. Tevens maakt de minister aan een deelnemer bekend hoeveel demografisch bereik de pakketten of DAB-only-vergunningen in totaal hebben, als hij deze al heeft verworven. Een partij kan uit deze laatste informatie dan zelf opmaken of hij nog gerechtigd is om deel te nemen aan de tweede fase en hoeveel en welke pakketten of vergunningen hij – gelet op het maximaal demografisch bereik – nog zou kunnen verwerven.
Uiterlijk de werkdag vóór aanvang van de tweede fase verstrekt de minister aan alle deelnemers die deelnemen aan deze tweede fase middels de veilingsoftware een overzicht van de pakketten die tijdens de eerste fase zijn verdeeld. Voor elk verdeeld pakket wordt vermeld de hoogte van het winnende bod en de identificatiecode van de winnende deelnemer. Daarnaast wordt tevens aan alle deelnemers aan de tweede fase een overzicht van de pakketten die tijdens de tweede fase worden verdeeld bekend gemaakt, waarbij voor elk pakket de hoogste rondeprijs wordt vermeld waarvoor ten minste één deelnemer het pakket wenste te verwerven tijdens de eerste fase. Dit is op geen enkele manier bedoeld als richtprijs, maar is alleen bedoeld ter informatie en staat los van het bedrag wat geboden kan worden in de tweede fase. Het minimumbedrag wat geboden kan worden in de tweede fase is gelijk aan de reserveprijs (in de eerste fase) voor dat pakket. Bij DAB-only-vergunningen is het minimumbedrag 0 euro, aangezien hiervoor geen reserveprijzen gelden.
Indien het einde van de eerste fase van de veiling tevens het einde van de veiling is (optie a en c) dan gaat de minister over tot het verstrekken van de informatie die hoort bij het einde van de veiling. Allereerst wordt aan alle afzonderlijke deelnemers bekend gemaakt of hun biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen en welk bedrag zij in totaal moeten betalen. Naast de informatie die de minister verstrekt aan de deelnemers zelf maakt de minister na afloop van de veiling ook informatie openbaar aan een ieder (zie hierna hoofdstuk 5).
Bijzondere omstandigheden tijdens de veiling
Als een deelnemer door een technisch probleem of bijzondere omstandigheid niet in staat is om in een biedronde van een van de twee veilingen een bod uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij dit direct, maar uiterlijk binnen 10 minuten na het einde van die biedronde, telefonisch melden aan de minister.
Hierbij wordt met name gedacht aan een overmachtssituatie, zoals de situatie dat de computer of internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. De minister kan vervolgens de veiling opschorten op grond van artikel 3.13 van de regeling. Dit is een uitvloeisel van de verplichting dat de minister de veiling leidt en zorg draagt voor het goede verloop van die veiling. In geval een deelnemer geen verbinding meer kan maken met de veilingsoftware, kan de minister van de deelnemer verlangen dat hij zijn biedingen uitbrengt door middel van een door de minister ter beschikking te stellen computer op een door de minister ter beschikking te stellen locatie. Dit om verdere vertraging van de veiling te voorkomen.
Verboden gedragingen
Het is voor een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van een of meerdere veiling(en) bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon, verboden bepaalde handelingen te verrichten, die de goede werking van de veilingen kunnen frustreren, zoals afspraken die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, inclusief de mededinging in de veilingprocedure. Denk daarbij aan bijvoorbeeld feitelijke afgestemde gedragingen tussen deelnemers om de uitkomst van de veiling te beïnvloeden.
Tevens is het de aanvrager niet toegestaan om zelfstandig informatie openbaar te maken aan derden, voordat de minister de winnende deelnemers heeft bekend gemaakt. Het gaat hierbij om informatie met betrekking tot de biedstrategie van de aanvrager in de veiling, daaronder eveneens begrepen het budget dat men beschikbaar heeft, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling. Uiteraard wordt het bekendmaken van bepaalde informatie aan derden die de aanvrager bijstaan bij het doen van een aanvraag, zoals een notaris, een medewerker van een bank of een advocaat niet hieronder begrepen.
Het staat aanvragers vrij om zelf bekend te maken dat zij (willen) deelnemen aan de veiling, maar daarbij is het niet toegestaan om dit slechts aan één of een deel van de aanvragers bekend te maken: dat zou afbreuk kunnen doen aan een goed verloop van de veiling. Als een aanvrager er voor kiest om zijn deelname niet geheim te houden, zal hij dit dus openbaar moeten aankondigen, bijvoorbeeld via een persbericht. De minister maakt alleen de identiteit van de winnende deelnemers na afloop van de veiling bekend.
Uitsluiting van een of meer van de veilingen of veilingfases
Artikel 3.15 van de regeling voorziet in bevoegdheden van de minister om aanvragers na afloop van de aanvraagfase, maar vóór, tijdens of na een van de veilingfases uit te sluiten. Het uitsluiten van een aanvrager kan zich dus voordoen bij elk van de veilingen, dus die van de pakketten en die van de DAB-only-vergunningen, en de afzonderlijke fases die daarbij worden onderscheiden. In dit kader wordt met name gewezen op het tweede lid van artikel 3.15, dat de minister de bevoegdheid geeft om, in het zeer uitzonderlijke geval dat hij op basis van niet eerder dan na afloop van een van de veilingen hem bekend geworden feiten tot het oordeel zou komen dat een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 3.14, de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig te verklaren. Dit leidt ertoe dat de aan de hand van die winnende biedingen verleende vergunningen worden ingetrokken. Op grond van artikel 3.19, tweede lid, onder e, van de wet, worden vergunningen immers ingetrokken wanneer de gronden waarop de vergunning is verleend zijn vervallen.
De verleende vergunningen die worden ingetrokken kunnen opnieuw geveild worden. De minister kan, afhankelijk van de ontstane situatie, echter ook besluiten dat de veiling(fase) helemaal opnieuw moet worden gehouden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal in zo’n situatie bepaald worden wat een passende interventie is. In uitzonderlijke situaties kan het zich voordoen dat er meerdere veiling(fases) helemaal opnieuw moeten worden gehouden afhankelijk van de vraag of de betreffende deelnemer in meerdere veilingen vergunningen heeft verworven.
Eerste fase veiling pakketten
De regels van de eerste fase van de veiling van de pakketten zijn als volgt. De veiling geschiedt door middel van een klokveiling. Een klokveiling bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd als concrete pakketten (pakket NLCO1 tot en met pakket NLCO27, elk bestaande uit één vergunning voor FM én een vergunning voor DAB) worden geveild. De veilingmeester zet in iedere ronde de rondeprijs voor elk pakket.
In elke ronde kunnen de bieders met inachtneming van het aantal pakketten dat zij hebben aangevraagd en de maximale demografisch bereiken aanvinken welke pakketten zij willen hebben voor de in die biedronde geldende rondeprijs. In deze klokveiling bieden deelnemers dus geen bedrag. Een deelnemer is verplicht om in iedere biedronde een bod uit te brengen (dat bod kan ook nul zijn). Indien een deelnemer geen bod of een bod van nul (hij wenst geen enkele vergunning te verkrijgen voor de geldende rondeprijs) uitbrengt, kan hij in de volgende ronde geen biedingen meer uitbrengen in deze fase van de veiling.
In de eerste ronde is de rondeprijs voor elk pakket de reserveprijs. Na de eerste ronde verhoogt de veilingmeester de rondeprijzen van de pakketten waarnaar de vraag in de voorafgaande biedronde groter was dan één (er waren dus twee of meer deelnemers die dat pakket wensten te verwerven voor de geldende rondeprijs) met een bepaald increment. Als op een bepaald pakket slechts één of nul biedingen zijn uitgebracht, blijft de rondeprijs voor dit pakket gelijk aan die van de vorige ronde. Indien een deelnemer de nog enige overgebleven bieder is op een pakket, dan is het van belang dat hij blijft bieden op dit pakket zolang deze deelnemer het pakket wil behouden, ook al verandert de prijs niet in een ronde. De reden hiervoor is dat er voor deze bieder sprake kan zijn van synergiën met andere pakketten waarop hij biedt. Het kan hierdoor voorkomen dat als deze bieder de prijs van het samenstel van zijn pakketten te hoog vindt worden dat hij in een ronde de vraag van al zijn pakketten (of een deel waarvoor die synergie van belang is) wil intrekken. Als er in het vervolg van de eerste fase vervolgens niemand meer biedt op het pakket waar de vraag naar nul is gedaald, dan wordt dit pakket verdeeld in de tweede fase.
Deelnemers mogen niet op een onbeperkt aantal pakketten bieden. Voor de bepaling van het aantal pakketten waarop zij biedingen mogen uitbrengen, moeten de deelnemers rekening houden met het aantal dat zij hebben aangevraagd (zie subparagraaf 4.2). Daarnaast mogen de pakketten waarop zij een bod uitbrengen tezamen niet méér dan 30% demografisch bereik hebben aan FM-vergunningen en maximaal 50% demografisch bereik aan DAB-vergunningen.
De laatste biedronde is de eerste biedronde waarin op geen enkel pakket méér dan één bieding is uitgebracht. Er is dan geen sprake meer van een vraagoverschot. Elke bieder die in de laatste biedronde heeft geboden, wint het pakket of de pakketten waarop hij in de laatste biedronde heeft geboden en betaalt voor elk pakket de rondeprijs van dat pakket uit de laatste biedronde.
Het kan zijn dat in de eerste fase van de veiling er pakketten onverdeeld blijven. In dit geval worden de onverdeelde pakketten een tweede keer verdeeld tijdens de tweede fase van de veiling van de pakketten.
Tweede fase veiling pakketten
De tweede fase van de pakketveiling geschiedt door middel van een geslotenbodveiling. Dit is een eenvoudige veiling waar partijen die deelnamen aan de eerste fase nog een keer in de gelegenheid worden gesteld om eenmalig een of meer biedingen uit te brengen. Een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig. Het geslotenbod veilingmodel is geschikt om toe te passen, aangezien de partijen in de eerste fase in de gelegenheid zijn gesteld om voldoende kennis op te doen over de waarde van de het pakket of pakketten die onverdeeld zijn gebleven. Die kennis beperkt het risico op de zogenoemde winners curse.
Als ondergrens van het bod geldt de reserveprijs. Alleen partijen die, gelet op het aantal dat zij hebben aangevraagd en het aantal dat zij in de eerste fase hebben verworven, nog extra pakketten kunnen verwerven zijn nog gerechtigd deel te nemen. Partijen die al het aantal pakketten hebben verworven dat zij hebben aangevraagd, kunnen niet meer deelnemen aan deze tweede fase van de veiling. Ook in deze tweede fase mogen deelnemers niet onbeperkt bieden: zij mogen nooit meer pakketten verwerven dan zij hebben aangevraagd en het demografisch bereik van 30% voor FM en 50% voor DAB niet overschrijden. Het demografisch bereik van pakketten die een deelnemer tijdens de eerste fase heeft verworven wordt eveneens in ogenschouw genomen bij de tweede fase. Deelnemers mogen dit immers niet overschrijden.
De minister merkt de hoogste biedingen aan als winnende biedingen. De deelnemers betalen echter het hoogste bedrag van de verliezende biedingen of, als deze er niet zijn, de reserveprijs. Dit is de zogenoemde prijscorrectieregel. Bij gelijke hoogste biedingen wordt er geloot om te bepalen wie de winnaar is. In dat geval betaalt de winnaar de prijs van zijn bod (die is immers gelijk aan het bod van degene die de loting heeft verloren).
In deze klokveiling worden alle beschikbare DAB-only-vergunningen in de zeven verschillende allotments tegelijk (simultaan) geveild. Voor de DAB-only-vergunningen geldt geen reserveprijs.
De veiling van de DAB-only-vergunningen vindt nagenoeg op dezelfde manier plaats als de veiling van de pakketten. Daarom zijn in de regeling vrijwel alle artikelen die zien op de veilingprocedure van de pakketten geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op de DAB-only-vergunningen. Van overeenkomstige toepassing betekent in essentie dat overal waar in de artikelen ‘pakket’ of ‘pakketten’ staat ‘DAB-only-vergunning’ of ‘DAB-only-vergunningen’ moet worden gelezen. Voor de toepassing van deze artikelen wordt daarom primair verwezen naar de toelichting in paragraaf 4.3.
Ten opzichte van de veiling van de pakketten is er wel een klein aantal verschillen, zowel in de eerste fase als in de tweede fase. Deze verschillen houden met name verband met het feit dat het (binnen de allotments) gaat om homogene goederen (in plaats van de heterogene pakketten). Omdat beide procedures verder nagenoeg hetzelfde zijn, worden hierna uitsluitend de verschillen met de veiling van de pakketten toegelicht.
Eerste fase veiling DAB-only-vergunningen
De eerste fase van de veiling van DAB-only-vergunningen verschilt op een aantal punten met de eerste fase van de veiling van de pakketten:
1. de gebruiksbeperking met betrekking tot het demografisch bereik van 30% geldt niet voor de veiling van de DAB-only-vergunningen (want die beperking ziet alleen op het bereik van FM-vergunningen)21;
2. er geldt geen reserveprijs;
3. de rondeprijzen in de eerste biedronde en de daarop volgende ronden van de DAB-only-vergunningen zijn (uiteraard) anders dan de rondeprijzen in de eerste biedronde van de pakketten.
Per allotment in de veiling worden meerdere vergunningen verdeeld. Deze vergunningen zijn homogeen. Anders dan bij de veiling van de pakketten, waar een deelnemer alleen maar 0 of 1 kan bieden, moet een deelnemer aan deze veiling per allotment het aantal vergunningen aangeven waarop zij willen bieden gegeven de geldende rondeprijs (voor een allotment waarin 5 DAB-only-vergunningen beschikbaar zijn kan een deelnemer dus maximaal een bod uitbrengen van 5, als hij 5 vergunningen heeft aangevraagd).
Belangrijk gegeven is dat een deelnemer gedurende deze veiling kan switchen tussen de allotments.
Tweede fase veiling DAB-only-vergunningen
Ook de tweede fase van de DAB-only-vergunningen vindt op vrijwel dezelfde manier plaats als de tweede fase van de pakketten. Ten opzichte van de veiling van de pakketten is er wel een aantal verschillen, die wederom verband houden met het feit dat het (binnen de allotments) gaat om homogene goederen (in plaats van de heterogene pakketten). Het gaat hier om de volgende punten:
1. De tweede fase vindt alleen plaats als tijdens de eerste fase schaarste is gebleken in ten minste één allotment;
2. een deelnemer kan meerdere biedingen uitbrengen, maar ten hoogste één bod per allotment;
3. een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig (net zoals in de tweede fase van de veiling van de pakketten) per vergunning maar de deelnemer moet daarbij ook het aantal vergunningen aangeven dat de deelnemer voor dit bedrag ten hoogste wenst te verwerven (anders dan in de tweede fase van de veiling van de pakketten);
4. de gebruiksbeperking met betrekking tot het demografisch bereik voor FM geldt niet voor de veiling van de DAB-only-vergunningen (want die beperking ziet alleen op het bereik van FM-vergunningen)22;
5. er geldt geen reserveprijs;
6. als winnende biedingen merkt de minister aan de biedingen met het hoogste bedrag per vergunning, waarna de winnende deelnemers het aantal vergunningen verwerven dat zij ten hoogste voor die prijs wilden verwerven, tenzij er minder vergunningen beschikbaar zijn; in dit geval verwerven zij het aantal dat nog beschikbaar is. Indien er minder vergunningen beschikbaar zijn dan biedingen van verschillende deelnemers en deze biedingen hebben een gelijk bedrag, dan worden deze biedingen eerst – indien mogelijk – gelijkelijk verdeeld over de deelnemers. Indien er dan nog vergunningen overblijven, dan worden deze verloot onder deze deelnemers, waarbij iedere deelnemer maximaal één (extra) vergunning kan verwerven.
7. de winnaars betalen de hoogste prijs van de bieder die geen vergunning wint (prijscorrectieregel). Indien deze bieder er niet is, betalen de winnende bieders 0,–.
Een aantal voorbeelden23 kan de werking van het prijsmechanisme verduidelijken.
Voorbeeld 1
Stel in een allotment zijn 3 vergunningen in de tweede fase beschikbaar.
Bieder 1 biedt € 100,– per vergunning voor 2 vergunningen, bieder 2 biedt € 75,– voor 1 vergunning. Bieder 3 biedt € 50,– per vergunning voor 2 vergunningen. In dit voorbeeld zijn bieder 1 en bieder 2 winnaar (bieder 1 wint 2 vergunningen, bieder 2 wint 1 vergunning) en zij betalen ieder € 50,– per vergunning.
Voorbeeld 2
Stel in een allotment zijn 3 vergunningen in de tweede fase beschikbaar.
Bieder 1 biedt € 100,– per vergunning voor 2 vergunningen, bieder 2 biedt € 75,– per vergunning voor 2 vergunningen. Bieder 3 biedt € 50,– per vergunning voor 2 vergunningen. Bieder 1 en bieder 2 zijn winnaar (bieder 1 wint 2 vergunningen, bieder 2 wint 1 vergunning) en zij betalen ieder € 75,– per vergunning (het hoogste bod waarvoor geen vergunning verkregen wordt is € 75,–).
Voorbeeld 3
Stel in een allotment zijn 3 vergunningen in de tweede fase beschikbaar.
Bieder 1 biedt € 100,– per vergunning voor 2 vergunningen, bieder 2 biedt € 100,– per vergunning voor 2 vergunningen. Bieder 3 biedt € 50,– per vergunning voor 2 vergunningen. Bieder 1 en bieder 2 zijn winnaar en betalen ieder € 100,– voor hun vergunning. Aangezien bieder 1 en 2 een gelijk bedrag geboden hebben, wordt het aantal vergunningen dat bieder 1 en bieder 2 winnen bepaald door eerst de beschikbare vergunningen gelijkelijk te verdelen over bieder 1 en 2. Beide deelnemers verkrijgen zo 1 vergunning. Er resteert dan nog 1 vergunning. Deze vergunning wordt vervolgens verdeeld middels een loting.
Voorbeeld 4
Stel in een allotment zijn 3 vergunningen in de tweede fase beschikbaar.
Bieder 1 biedt 100,– per vergunning voor 2 vergunningen, bieder 2 biedt 50,– voor 1 vergunning. Er zijn geen verder bieders. Bieder 1 en bieder 2 zijn winnaar en betalen ieder € 0,– voor hun vergunning. Omdat er geen bieder is die geen vergunning verwerft betalen beide bieders € 0,– voor hun vergunning.
Na afloop van elke veiling maakt de minister zo spoedig mogelijk openbaar wie de winnende deelnemers zijn, hoeveel pakketten of hoeveel DAB-only-vergunningen zij elk hebben gewonnen en welk bedrag de winnende deelnemers moeten betalen. De minister maakt de identiteit van deelnemers die geen winnend bod hebben uitgebracht niet openbaar. Na elke veiling worden ook zo spoedig mogelijk alle biedingen uit elke biedronde openbaar gemaakt via de website van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. De biedingen van deelnemers aan de veiling die geen spectrum verworven hebben worden daarbij geanonimiseerd.
Voor het bepalen van het bedrag dat na afloop van elke veiling verschuldigd is, is het van belang of een deelnemer in zijn aanvraag heeft verzocht om uitgestelde betaling in twee gelijke delen en dit ook heeft verkregen. Als een aanvrager een verzoek indient voor uitstel tot betaling, zal daar voorafgaand aan de veiling op worden besloten. Op deze manier kan de deelnemer dit meewegen bij het bepalen van de hoogte van zijn biedingen tijdens de veiling. In dat geval wordt voor het uitgestelde bedrag (de tweede termijn) de wettelijke rente in rekening gebracht, tot en met de dag waarop het bedrag volledig is betaald.
Voor betaling wordt – voor zover mogelijk – gebruik gemaakt van de waarborgsom die de winnende deelnemer heeft gestort. Een eventueel restant wordt teruggestort en een bankgarantie wordt – na betaling – teruggegeven. Van belang hierbij is dat voor de verschillende veilingen gebruik gemaakt wordt van afzonderlijke bankgaranties of waarborgsommen.
Na het afronden van de tweede veiling wordt door de minister overgegaan tot:
a. verlening van de vergunningen die deel uitmaken van de pakketten, en
b. verlening van de DAB-only-vergunningen.
Uit de DAB-vergunningen volgt dat de vergunninghouder samen met de andere vergunninghouders in het allotment binnen twaalf weken na de inwerkingtreding van de vergunning een samenwerkingsovereenkomst moet afsluiten. Door de DAB-vergunningen uit de pakketten en de DAB-only-vergunningen gelijktijdig te verlenen, vangt deze termijn voor alle vergunninghouders op dezelfde dag aan.
De aanvragen van niet-winnende deelnemers worden zo spoedig mogelijk door de minister afgewezen, en waarborgsommen van niet-winnende deelnemers worden na afronding van elke veiling teruggestort of, indien van toepassing, hun bankgaranties worden teruggegeven. Dit gebeurt zo spoedig mogelijk na afloop van elke afzonderlijke veiling om ervoor te zorgen dat een niet-winnende deelnemer geen onnodige kosten maakt.
Op grond van artikel 3.11, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, kan bij ministeriële regeling, in het belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig gebruik van de frequentieruimte, de maximale hoeveelheid frequentieruimte worden vastgesteld die een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of in een verdeling kan verwerven. Voor niet-landelijke commerciële FM-radio-omroep bestond vóór de inwerkingtreding van deze regeling al zo’n maximale hoeveelheid frequentieruimte. Op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, mocht (vóór de inwerkingtreding van deze regeling) voor de uitzending via de FM-band van niet-landelijke radioprogramma’s ten hoogste een hoeveelheid frequentieruimte worden gebruikt of verworven waarvan het gezamenlijke demografisch bereik24 niet meer bedraagt dan 30%. Voor niet-landelijke digitale radio-omroep bestond nog geen maximale hoeveelheid frequentieruimte.
Bij de verdeling van de niet-landelijke commerciële radio-omroepvergunningen op grond van deze veilingregeling blijft het hiervoor genoemde, en reeds bestaande, maximum van 30% demografisch bereik voor FM-frequentieruimte in stand. Dit maximum voldoet nog steeds voor het behalen en behouden van het beoogde doel. De minister heeft echter besloten om hiernaast ook te voorzien in een afzonderlijk maximum voor de niet-landelijke digitale radio-omroepvergunningen.
Dit nieuwe maximum voor niet-landelijke digitale radio-omroep heeft als doel het pluralisme te bevorderen door de (eveneens reeds bestaande) scheiding tussen de landelijke, niet-landelijke en lokale commerciële radio-markten te bestendigen.
Voorgeschiedenis scheiding
Sinds 2003 bestaat er een scheiding tussen verschillende categorieën radiovergunningen. Deze scheiding heeft een lange voorgeschiedenis25, en is uiteindelijk in 2003 vastgesteld door middel van artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële FM-radio-omroep 2003, dat artikel 82e van de (inmiddels vervangen) Mediawet als grondslag had.26 In artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte, was bepaald dat de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepen zich niet op elkaars markt dienen te begeven. In 2016 is deze zogenoemde ‘harde scheiding’ nog verduidelijkt.27
Met de vaststelling van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, is ‘de harde scheiding’ (die toen inmiddels haar grondslag had in de Mediawet 200828) inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in een ministeriële regeling met een grondslag in artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet.29 De minister en de Minister van OCW vinden (en hun voorgangers en met name de Tweede Kamer vonden) het van belang dat niet-landelijke commerciële omroeppartijen zich los van de landelijke markt kunnen ontwikkelen ten behoeve van een voldoende pluriform media-aanbod. Zonder de scheiding zouden niet-landelijke omroepen kunnen worden overgenomen door de grotere, en veel kapitaalkrachtigere, landelijke partijen waarmee de niet-landelijke of regionale identiteit van de niet landelijke commerciële radio-omroepen zou kunnen verdwijnen. Daarbij benadrukt de minister dat de Telecomcode geen afbreuk doet aan dit soort maatregelen die, overeenkomstig het Unierecht, worden genomen om en het pluralisme in de media te garanderen.30
Het Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) heeft in het advies van 5 oktober 2020 geadviseerd de bestaande scheiding tussen landelijke en niet-landelijke commerciële FM-radio-omroep te continueren en tevens aan te scherpen, met name ook met het oog op de transitie van analoge FM-radiovergunningen naar digitale DAB-vergunningen. De scheiding gold toen immers nog uitsluitend voor de FM-frequentieruimte en niet voor het digitale spectrum.
Ook marktpartijen zelf hebben aangegeven dat zij de scheiding in stand willen laten en willen aanscherpen. De minister verwijst naar de brief van 1 april 202031 waarin de resultaten van de zogenoemde dialoogsessies zijn opgenomen.
Gedurende de dialoogsessies, werksessies en individuele gesprekken bleek dat er verschillende belangen zijn. Niet alleen tussen de verschillende deelsectoren maar ook tussen individuele partijen binnen 1 deelsector. Partijen hebben tijdens de gevoerde gesprekken aangegeven dat zij moeten samenwerken om de sector als geheel beter te laten floreren. Een van de elementen die een vruchtbare samenwerking kunnen belemmeren is de door partijen geconstateerde verwatering tussen de domeinen en de daaruit ervaren concurrentie tussen de sectoren. Dit is ook de reden dat partijen zelf hebben aangedrongen op het invoeren van extra waarborgen op dit punt.
Continuering en een eerste aanscherping heeft eerder dit jaar plaatsgevonden met de vaststelling van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6. Met deze regeling is voor het eerst ook het (lokale) DAB-frequentiespectrum onder de reikwijdte van de scheiding gebracht. Daarnaast is de scheiding verduidelijkt door, in bijlage 1 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, de verschillende omroepvergunningen in te delen in drie categorieën: landelijke vergunningen, niet-landelijke vergunningen en lokale vergunningen. Eén rechtspersoon mag slechts uit één van deze categorieën vergunningen verwerven of gebruiken. Als een rechtspersoon bijvoorbeeld vergunningen heeft verworven of in gebruik heeft uit de categorie landelijk, mag deze niet tevens vergunningen gebruiken of verwerven uit de categorie niet-landelijk of uit de categorie lokaal.
Uitbreiding scheiding met niet-landelijk DAB-spectrum
Op grond van deze regeling worden pakketten, elk bestaande uit één FM-vergunning en één DAB-vergunning, én DAB-only-vergunningen verdeeld. Door het reeds bestaande (en te continueren) maximum van 30% demografisch bereik voor niet-landelijke FM-vergunningen, en de werking van artikel 3.9, is het onmogelijk om bij de veiling van de pakketten een combinatie van niet-landelijke FM-vergunningen te verwerven waarmee een (zo goed als) landelijk dekkend FM-netwerk kan worden gecreëerd. Dat geldt echter niet voor de beschikbare niet-landelijke digitale frequentieruimte.
Als de minister geen aanvullende maatregelen zou nemen, zou het mogelijk worden om bij de veilingen een combinatie van DAB-vergunningen (hetzij als onderdeel van de pakketten, hetzij als DAB-only-vergunningen, of een combinatie van beide) te verwerven waarmee een landelijk dekkend DAB-netwerk zou kunnen worden gecreëerd. Dat zou het niet-landelijke DAB-spectrum maken tot een soort niemandsland binnen het radio-omroep, waarmee het bestendige beleid met betrekking tot de scheiding tussen de verschillende domeinen zou worden ondergraven. De minister acht dat onwenselijk; de niet-landelijke DAB-frequentieruimte moet worden (blijven) gebruikt voor niet-landelijke omroep, die zich duidelijk moet onderscheiden van vooral de landelijke maar ook lokale omroep. Daarom voorziet deze regeling in een maximale hoeveelheid niet-landelijke DAB-frequentieruimte die mag worden gebruikt of verworven, die qua werking vergelijkbaar is met het reeds bestaande maximum voor niet-landelijke FM-frequentieruimte.
Ook vanuit mededingingsperspectief kan het noodzakelijk zijn een maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen op grond van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, zoals dat bijvoorbeeld ook voor de landelijke (FM- én DAB-) markt is gebeurd.
Op grond van artikel 52, tweede lid, van de Telecomcode, kan het vaststellen van een maximale hoeveelheid frequentieruimte om verstoringen van de mededinging te voorkomen alleen op advies van de nationale regelgevende autoriteit. In Nederland is dit de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM). Daarom heeft de ACM, op verzoek van de minister, op 21 december 202332 een advies uitgebracht over de voorgenomen veiling(en) van de niet-landelijke commerciële radiovergunningen. Het advies richt zich op de vraag of er voorzieningen getroffen moeten worden in deze veiling ter waarborging of stimulering van de mededinging. Naar aanleiding van het advies heeft de minister in februari 2024 de ACM enkele aanvullende vragen gesteld, de ACM heeft haar advies daarop in maart 2024 nader toegelicht.33 Kort gezegd kwam dit advies erop neer, dat het niet nodig is om interventies te plegen voor zover het gaat om de FM-frequentieruimte. Het reeds bestaande maximale demografisch bereik van 30% achtte de ACM afdoende. Wél adviseerde de ACM een gebruiksbeperking te stellen voor de DAB-frequentieruimte in laag 4 om risico’s voor de mededinging te voorkomen. Tijdens de consultatie van een ontwerp van deze regeling is (onder meer) gereageerd op dit advies van de ACM.
De minister heeft de ACM gevraagd te reageren op (een gedeelte van) de consultatiereacties. Dit heeft de ACM gedaan op 25 oktober 2024. Naar aanleiding van die reacties heeft de ACM het advies om een gebruiksbeperking op DAB-spectrum in te stellen heroverwogen. Voor de te veilen DAB+-only vergunningen (in de tweede veilingronde) geldt dat, zelfs al zou een partij een groot gedeelte van het DAB+-only spectrum verwerven bij de voorgenomen veiling, dit naar verwachting niet tot verstoringen van de mededinging zal leiden. Voor luisteraars zal er voldoende concurrentiedruk vanuit landelijke omroepen en de overige niet-landelijke omroepen (afhankelijk van de regio kan dit aantal verschillen) overblijven. Adverteerders kunnen op een (mogelijke) denkbare niet-landelijke radioadvertentiemarkt kiezen uit het aanbod van zowel publieke als commerciële radio omroepen.
Alles overwegende ziet de ACM dan ook, bij nader inzien, onvoldoende grond om een cap te adviseren vanuit het oogpunt van het voorkomen van verstoringen van de mededinging. Er kunnen echter, zo stelt de ACM, ook andere (beleidsmatige) redenen zijn om beperkingen aan de veiling te verbinden. Zonder enige beperking op DAB+ zou immers een landelijke speler kunnen ontstaan die in elk allotment minstens 1 kavel koopt. Dat kan op gespannen voet staan met het kennelijke belang dat de wetgever eraan hecht om landelijke en regionale veilingen gescheiden te houden. Dit aspect valt echter buiten het bestek van het gevraagde advies.
De zeven allotments in de digitale laag 4 hebben het volgende demografische bereik.
Allotment |
Demografisch bereik |
---|---|
Noord Holland en Flevoland |
18,84 |
Friesland |
3,78 |
Groningen en Drenthe |
6,28 |
Overijssel |
6,72 |
Zuid Holland en Zeeland |
23,38 |
Utrecht en Gelderland |
19,77 |
Noord Brabant en Limburg |
21,07 |
Uitgaande van de verschillen in bereik van de zeven allotments, het daadwerkelijke demografisch bereik en het niet-landelijke karakter van laag 4 komt de minister tot de conclusie dat een maximaal demografisch bereik van 50% van de DAB-allotments redelijk is. Op deze wijze zijn meerdere combinaties van (aansluitende) allotments mogelijk – zelf twee van de grotere allotments – en is eveneens een rendabele exploitatie mogelijk. Dit laatste acht de minister belangrijk met het oog op de toekomstige transitie van analoog naar digitaal.
Een gebruiksbeperking van 50% demografisch bereik zorgt anderzijds voor een duidelijk onderscheid met de landelijke vergunninghouders en doet daarmee recht aan het niet-landelijke karakter van deze DAB-vergunningen. Op deze wijze is het niet mogelijk dat één en dezelfde partij een landelijke dekkend netwerk zou creëren met de DAB-vergunningen in laag 4.
Een ontwerp van deze regeling is van 21 mei 2024 tot en met 28 juni 2024 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Hieronder wordt op de gegeven reacties ingegaan voor zover zij betrekking hadden op de onderhavige regeling en de daarbij behorende bijlagen. Dit betekent dat niet nader zal worden ingegaan op reacties die betrekking hadden op andere onderwerpen. Hiervoor wordt een uitzondering gemaakt voor zover de zienswijzen betrekking hebben op de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking en de daarin vervatte scheiding tussen de domeinen voor zover deze scheiding en de reikwijdte daarvan raakt aan de uitgifte van de niet-landelijke vergunningen.
Over de scheiding tussen de verschillende domeinen merkt de minister in algemene zin het volgende op. De scheiding tussen landelijke en niet-landelijke FM-vergunningen is in 2003 vastgesteld met artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële FM-radio-omroep 2003. Hierin was bepaald dat de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en dat tevens moest worden voorkomen dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelen.
Ter voorkoming van ketenvorming was bijvoorbeeld bepaald dat het demografisch bereik van de totale hoeveelheid frequentieruimte van één niet-landelijke vergunninghouder (en daaraan verbonden partijen) niet meer mag bedragen dan 30 procent. Na de inwerkingtreding van een wijziging van artikel 3.11 van de wet, en met de vaststelling van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, is artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (die haar grondslag had in de Mediawet 2008) inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in een ministeriële regeling met een grondslag in de Telecommunicatiewet. Hierbij is ook de hiervoor genoemde scheiding gecontinueerd, zoals ook de bedoeling was van de wetgever. Deze scheiding had een beperkte omvang en zag oorspronkelijk alleen op de analoge radiovergunningen.
Het Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) heeft in het advies van 5 oktober 2020 geadviseerd deze bestaande scheiding te continueren en tevens aan te scherpen, met name ook met het oog op de transitie van analoge FM radiovergunningen naar digitale DAB-vergunningen. Dit advies heeft de minister overgenomen.
Eén respondent geeft aan ernstige bezwaren te hebben tegen artikel 3.9 in samenhang met artikel 7.1 van het ontwerp van deze regeling. Uit deze artikelen volgt volgens deze respondent dat houders van de (landelijke) DAB-vergunningen in de digitale laag 7 niet mogen meedingen naar de niet-landelijke FM- en DAB-vergunningen die op grond van deze regeling worden verdeeld. Deze respondent stelt voorop dat bij de verdeling van de landelijke DAB-vergunningen in laag 7 nooit een voorwaarde is gesteld of aan de vergunning een voorschrift is verbonden dat verwerving hiervan tot gevolg heeft dat een vergunninghouder niet (ook) een niet-landelijke FM-vergunning zou kunnen verkrijgen. Kort gezegd is deze respondent van mening dat het voornemen om houders van een landelijke DAB-vergunning in laag 7 uit te sluiten van de veiling van de niet-landelijke FM- en DAB-vergunningen niet verenigbaar is met de artikelen 1.4, tweede lid, 3.10, tweede lid, en artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet. De betreffende respondent stelt – kort gezegd – dat een veiling van frequentieruimte moet plaatsvinden in het belang van het stimuleren van de mededinging en een optimaal, niet-discriminerend gebruik van frequenties. Aan de maximale hoeveelheid frequentieruimte die een rechtspersoon kan verwerven kunnen alleen in het belang van een optimale verdeling en/of doelmatig gebruik beperkingen worden gesteld. Volgens deze respondent wordt de mededinging echter niet verstoord door deelname aan de veiling van een houder van een landelijke DAB-vergunning in laag 7. Bovendien zou dit in strijd zijn met artikel 52, tweede lid, van de Telecomcode, waaruit volgt dat rekening houdend met marktomstandigheden en benchmarks, een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt moet plaatsvinden.
De minister reageert hierop als volgt. Het is op zichzelf correct dat houders van een landelijke DAB-vergunning in laag 7 niet gelijktijdig mogen beschikken over zowel landelijke als niet-landelijke frequentieruimte. Dit is echter niet een gevolg van de door deze respondent aangehaalde artikelen 3.9 en 7.1, maar van het reeds bestaande en geldende artikel 3a van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.
Artikel 3a bevat de zogenoemde scheiding tussen commerciële radio-omroepmarkten. Deze scheiding is in 2003 vastgesteld met artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële FM-radio-omroep. Hierin was onder andere bepaald dat de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen. Deze scheiding is vervolgens in 2020 inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep en in 2023 al verder aangescherpt met de vaststelling van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen landelijke commerciële radio-omroep 2023. Recent is ten slotte met de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6, die in werking is getreden op 8 juni 2024, de scheiding nog verder vorm gegeven en uitgebreid naar het digitale domein. Zoals hierboven reeds is aangegeven heeft de minister hiermee uitvoering gegeven aan het advies van het Adviescollege Radio. De scheiding is noodzakelijk om verschillende domeinen de ruimte te bieden om de beschikbare spectrumruimte te exploiteren zonder oneigenlijke concurrentie uit het andere domein.
Voor deze verdere vormgeving en uitbreiding van de scheiding zijn de verschillende commerciële radio-omroepvergunningen verdeeld in drie categorieën: landelijke vergunningen, niet-landelijke vergunningen, en lokale vergunningen. Een partij mag slechts uit één van deze categorieën vergunningen verwerven of gebruiken. Als een partij bijvoorbeeld vergunningen heeft verworven of in gebruik heeft uit de categorie landelijk, mag deze partij niet tevens vergunningen gebruiken of verwerven uit de categorie niet-landelijk of uit de categorie lokaal. Partijen mogen wel beschikken over analoog en digitaal frequentiespectrum uit dezelfde categorie. Dit ligt ook in de rede aangezien de minister gecombineerde pakketten uitgeeft, dat wil zeggen een FM-vergunning gecombineerd met een DAB-vergunning om de transitie naar digitaal te bevorderen.
Voor zover een respondent van mening is dat de keuze om landelijke radiostations uit te sluiten van de veiling van niet-landelijke kavels zich niet verdraagt met artikel 52, tweede lid, Telecomcode (Richtlijn EU 2018/1972), welk artikel in de Telecommunicatiewet is geïmplementeerd, kan de minister de respondent niet volgen. Artikel 3a van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep beoogt niet om potentiële deelnemers uit te sluiten van een veiling. Het toetsmoment voor de beperking dat één rechtspersoon niet zowel frequentieruimte voor de landelijke als de niet-landelijke FM-markt mag bezitten, ligt dus niet bij de aanvraag. Het staat houders van een landelijke vergunning daarom vrij om een aanvraag voor een niet-landelijke commerciële vergunning in te dienen. Indien vervolgens een niet-landelijke vergunning wordt gewonnen, kan deze uiteraard wel pas worden verleend na het inleveren of overdragen van de landelijke vergunning(en). Op deze wijze is gegarandeerd dat pas op het moment dat duidelijk is dat een niet-landelijke vergunning is verworven, de landelijke vergunningen ingeleverd of overgedragen moeten worden. Daarbij geldt overigens dat als de landelijke vergunningen niet binnen een redelijk termijn na het winnen van een niet-landelijke vergunning wordt ingeleverd, de aanvraag voor de niet-landelijke vergunning wordt geweigerd, waarna de winnaar uiteraard wel gebonden blijft aan zijn winnend bod of winnende biedingen en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen.
Bij de verdere vormgeving van de scheiding is voorzien in overgangsrecht, zodat vergunninghouders die vóór de inwerkingtreding van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6 al vergunningen uit twee of meer categorieën hadden verworven of in gebruik hadden, deze ook in gebruik konden houden. Deze wijziging had echter wel als (uitdrukkelijk door de minister beoogd) gevolg dat vergunninghouders die vóór de inwerkingtreding van deze regeling al beschikten over vergunningen uit twee of meer categorieën, en die op grond van het overgangsrecht ook mochten houden, geen nieuwe vergunningen uit verschillende categorieën kunnen verwerven of in gebruik nemen. De minister heeft immers beoogd de scheiding tussen de landelijke, niet-landelijke en lokale commerciële radio-markten verder vorm te geven en uit te breiden. Als de minister zou toestaan dat partijen die eerder al vergunningen uit verschillende categorieën hadden verworven of gebruikten ook nieuwe vergunningen uit verschillende categorieën zouden verwerven, zou het onderscheid verder vervagen, terwijl de minister dat onderscheid juist beoogt verder vorm te geven en uit te breiden. Het door een respondent gedane voorstel om toe te staan dat partijen die reeds beschikken over een landelijke DAB-vergunning wel in aanmerking moeten kunnen komen voor een niet-landelijke DAB-vergunning valt niet te rijmen met de uitbreiding van de scheiding tussen de domeinen. De uitbreiding van de scheiding betekent dat de hiervoor genoemde vergunningenhouders een keuze moeten maken voor ofwel de landelijke, ofwel de niet-landelijke, ofwel de lokale commerciële radio-omroepmarkt, als zij in aanmerking willen komen voor nieuwe radio-omroepvergunningen. Dit kunnen zij doen door vergunningen uit een bepaalde categorie in te leveren, over te dragen of dit gebeurt uiteindelijk van rechtswege door het verstrijken van de looptijd van één of meer vergunningen.
De minister volgt hiernaast niet het standpunt van deze respondent dat het voorschrift dat houders van een vergunningen van een landelijke DAB-vergunning in laag 7 niet gelijktijdig mogen beschikken over zowel landelijke als niet-landelijke vergunningen, in strijd is met de artikelen 1.4, tweede lid, 3.10, tweede lid, en artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, of artikel 52, tweede lid, van de Telecomcode. Anders dan deze respondent in zijn reactie lijkt te suggereren heeft de vaststelling van de scheiding, en de verdere vormgeving en uitbreiding van de scheiding van de verschillende radio-markten die heeft plaatsgevonden met de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB-laag 6, niet als doel om de mededinging te bewaken of te verbeteren, maar om het pluralisme in de media te bevorderen.
Pluriformiteit heeft in het bijzonder betrekking op de inhoud van het media-aanbod en de consumptie ervan door burgers die zich daardoor aangesproken en gerepresenteerd voelen. Pluriformiteit krijgt vooral vorm in de reflectie van verschillende opinies en perspectieven in en van de samenleving, maar ook in een divers aanbod van cultuur en amusement, waarmee een breed en divers publiek bediend wordt. Pluraliteit gaat over de verscheidenheid van aanbieders in de hele mediasector. Door de scheiding tussen de verschillende domeinen nader vorm te geven wordt gewaarborgd dat er een gevarieerd aanbod ontstaat en blijft bestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat de beschikbare frequentieruimte wordt gebruikt voor één type radioprogramma. Door de scheiding tussen de domeinen nader vorm te geven, wordt er bovendien gegarandeerd dat er verschillende aanbieders zijn die radioprogrammering verzorgen voor een andere doelgroep.
Het begrip ‘doelmatig frequentiegebruik’, dat in de Telecommunicatiewet in verschillende artikelen wordt gebruikt, omvat, anders dan deze respondent lijkt te stellen, dan ook niet uitsluitend doelmatig frequentiegebruik in relatie tot de mededinging. In het geval van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet heeft de wetgever expliciet benadrukt dat dit artikel (na wijziging) nog steeds een wettelijke grondslag biedt om het onderscheid tussen landelijke commerciële en niet-landelijke commerciële omroepen te handhaven.34 Hieruit leidt de minister af dat artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet hem niet alleen de bevoegdheid geeft om dit onderscheid te handhaven, maar ook om het onderscheid verder vorm te geven of uit te breiden.
Specifiek ten aanzien van de door deze respondent gestelde strijdigheid met artikel 52, tweede lid, van de Telecomcode, merkt de minister het volgende op. Zoals hiervoor toegelicht, had de minister met de vaststelling van de scheiding, en de verdere vormgeving en uitbreiding hiervan, het doel het pluralisme in de media te bevorderen. Blijkens overweging 7, gelezen met artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de Telecomcode, doet de Telecomcode geen afbreuk aan maatregelen die door de Unie of lidstaten, overeenkomstig het Unierecht, worden genomen om het pluralisme in de media te bevorderen. De vaststelling, verdere vormgeving en uitbreiding van de scheiding is naar het oordeel van de minister gerechtvaardigd, proportioneel en evenredig, én in overeenstemming met het Unierecht. Artikel 52, tweede lid, van de Telecomcode, dat gaat over maatregelen in het kader van de mededinging, mist in dit geval daarom relevantie.
Eén respondent is van mening dat de aanscherping van de scheiding tussen de domeinen op gespannen voet staat met het beleid ten aanzien van verhuurconstructies. De respondent voert daartoe aan dat vóór de inwerkingtreding van artikel 3a Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep huur van niet-landelijke commerciële radiovergunningen door een landelijke vergunninghouder door de minister aangemerkt is als verenigbaar met de Telecommunicatiewet.
De minister kan de respondent niet volgen in dit betoog. Zoals hierboven uiteengezet is bij de invoering van de verdere vormgeving van de scheiding voorzien in overgangsrecht, zodat vergunninghouders die vóór de inwerkingtreding van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6 en daarin vervatte wijziging van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep al vergunningen uit twee of meer categorieën hadden verworven of in gebruik hadden, deze in gebruik konden houden. Dit betekent ook dat voor de inwerkingtreding van de betreffende artikelen de beoordeling van verhuurconstructie op grond van de toen geldende wet en regelgeving anders uitviel dan ná de inwerkingtreding van de relevante bepalingen. Bovendien heeft de minister ten tijde van het goedkeuren van deze constructie expliciet rekening gehouden met de vergunningsduur van de verhuurde niet-landelijke commerciële radiovergunningen tot 1 september 2025. Hetgeen betekent dat het overgangsrecht daarna geen gelding meer heeft voor deze situatie.
Eén respondent heeft in dit kader nog een vraag over het gehanteerde overgangsrecht. Uit de overgangsregeling lijkt namelijk, volgens deze respondent, te volgen dat indien de houder van een landelijke DAB-vergunning bij de aankomende veiling een regionale vergunning zou verwerven, de minister alleen de regionale vergunning zou kunnen intrekken. De DAB-vergunning is immers uitgegeven voordat de nieuwe aangescherpte regeling in werking is getreden. Als de DAB-vergunninghouder de regionale vergunning zou willen behouden, lijkt zij zelf het verzoek te moeten doen om de DAB-vergunning in te trekken. De respondent vraagt de minister om het overgangsrecht op dit punt te verduidelijken
Artikel 3b van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep regelt dat vergunninghouders die reeds vóór het vaststellen van dit artikel beschikten over vergunningen uit meerdere categorieën, deze vergunningen ook ná de inwerkingtreding konden houden. De artikelen 3a en 3b van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep staan niet in de weg aan deelname aan deze veiling. Ze staan wél in de weg aan het verlenen van nieuwe niet-landelijke vergunningen aan een vergunninghouder die reeds beschikt over vergunningen uit meerdere categorieën. Vergunninghouders die vóór deelname aan deze veiling reeds beschikten over vergunningen uit meerdere categorieën, en die bij deze veiling pakketten of vergunningen verwerven, zullen uiteindelijk een keuze moeten maken voor ofwel hun landelijke (of lokale) vergunningen ofwel hun gewonnen niet-landelijke vergunningen. De gewonnen niet-landelijke vergunningen zullen namelijk uitsluitend worden verleend nadat eventuele landelijke (of lokale) vergunningen zijn overgedragen of ingeleverd door de deelnemer (of door de met hem verbonden rechtspersonen). Voor overdracht of inlevering ligt het initiatief bij de vergunninghouder. De minister zal niet ambtshalve vergunningen intrekken. Als een winnende deelnemer weigert de vergunningen uit een andere categorie binnen een redelijke termijn over te dragen of in te leveren, zal de minister de verlening van de gewonnen vergunning weigeren op grond van artikel 3.18, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet. Verlening van een niet-landelijke vergunning zou immers in strijd zijn met de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, die krachtens de Telecommunicatiewet is vastgesteld. In een dergelijk geval blijft de winnende deelnemer overigens wel gebonden aan de betaling van zijn bod in de veiling ook al wordt de vergunning niet verleend.
Een aantal respondenten geeft aan van mening te zijn dat alle vormen van samenwerking tussen houders en gebruikers van landelijke en niet-landelijke commerciële radiovergunningen verboden moeten worden. Het toestaan van productie-, verkoop- en licentieovereenkomsten tussen landelijke en niet-landelijke vergunninghouders komt volgens deze respondenten neer op het praktisch 100% doorgeven van een landelijk programma op regionaal geoormerkte frequenties, hetgeen niet de bedoeling is volgens deze respondenten. Een nieuwe vergunningverlening biedt naar de mening van deze respondenten een kans om deze maas in de wet te dichten door al deze vormen van samenwerking te verbieden.
Een andere respondent geeft aan dat landelijke FM-vergunninghouders momenteel nog via productiedoorgifte-overeenkomsten programma’s uitzenden op regionale frequenties. Deze praktijk heeft ervoor gezorgd dat de regionale advertentiemarkt sinds 2020 steeds kleiner is geworden, aldus deze respondent. Deze respondent is van mening dat daarom de productie-overeenkomsten verboden moeten worden.
Eén respondent geeft echter aan de keuze van de minister om productie-, verkoop- en licentieovereenkomsten tussen mediabedrijven die houder zijn van landelijke FM-vergunningen maar ook radioprogramma´s produceren voor derden en houders van niet-landelijke FM-vergunningen niet volledig te verbieden te onderschrijven.
De minister reageert hierop als volgt. De minister merkt allereerst op dat daar waar in de zienswijzen gesproken wordt over samenwerking tussen landelijke en niet-landelijke radiopartijen, de minister daar ook onder begrijpt de samenwerking tussen lokale en niet-landelijk commerciële partijen en/of de samenwerking tussen lokale en landelijke commerciële radiopartijen. De minister duidt de zienswijzen derhalve in de meest brede zin.
Ten tweede merkt de minister op dat uit de zienswijzen een zeer gemengd beeld naar voren komt. Zo zijn er veel respondenten die voorstander zijn om alle samenwerkingsvormen tussen landelijke en niet-landelijke partijen te verbieden dan wel één specifieke vorm van samenwerking door middel van een productie-overeenkomst, licentieovereenkomst en een verkoopovereenkomst. Er zijn echter ook veel partijen die stellen dat de niet-landelijke vergunningen moeilijk economisch rendabel zijn en de regionale advertentiemarkt steeds kleiner wordt. Zo geven respondenten aan dat de huidige businessmodellen onder druk staan en dat er op diverse vlakken wordt samengewerkt om kosten te reduceren. Deze respondenten zijn van mening dat alle vormen van samenwerken bijdragen aan het exploiteerbaar houden van de niet-landelijke vergunningen.
Ten derde merkt de minister op dat respondenten verschillende suggesties aanreiken om de samenwerkingsvormen te verbieden. Een aantal respondenten is van mening dat de Telecommunicatiewet daar een grondslag voor biedt. Andere respondenten verwijzen in dit verband naar de Regeling aanwijzingen en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, die door (een voorganger van) de Minister van OCW is vastgesteld krachtens de Mediawet 2008.
De Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep is gebaseerd op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet. Artikel 3.11 geeft de minister de bevoegdheid om, in het belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig gebruik van de frequentieruimte, een maximale hoeveelheid frequentieruimte vast te stellen die een natuurlijk persoon of rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of verwerven. In dat kader biedt het tweede lid van artikel 3.11 de minister de mogelijkheid om bij ministeriële regeling te bepalen wanneer natuurlijke personen of rechtspersonen voor – kort gezegd – de berekening van de maximale gebruikte of verworven frequentieruimte als één natuurlijk persoon of één rechtspersoon worden aangemerkt. Artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet biedt naar de mening van de minister echter geen grondslag om álle vormen van samenwerking tussen verschillende partijen te verbieden.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, bepaalt artikel 3a van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep dat vergunninghouders geen vergunningen uit verschillende categorieën kunnen verwerven of in gebruik nemen. Dit betekent dat het op grond van dit artikel niet verboden is om samen te werken tussen vergunninghouders onderling in dezelfde categorie of tussen vergunninghouders uit verschillende categorieën, mits deze samenwerking niet leidt tot zeggenschap of feitelijke invloed als bedoeld in artikel 3 van die Tijdelijke regeling (op grond waarvan zij dan samen zouden moeten worden aangemerkt als één rechtspersoon). Productie-, verkoop- en licentieovereenkomsten tussen landelijke en niet-landelijke vergunninghouders zijn in beginsel niet verboden op grond van dit artikel, zolang zij naar het oordeel van de minister niet leiden tot zeggenschap of feitelijke invloed als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.
Het Adviescollege Radio wijst in haar advies van 5 oktober 2020 op een verwatering van de scheiding tussen de landelijke en niet-landelijke sector als gevolg van de vele vormen van samenwerkingsovereenkomsten. Omdat de mogelijkheden van samenwerking en de exploitatie van meerdere kavels binnen de niet-landelijke sector belangrijk zijn voor een rendabel businessmodel en dus voor economisch gezonde niet-landelijke commerciële radiopartijen, pleit het Adviescollege Radio niet voor het verbieden van elke vorm van samenwerking, omdat dit kan leiden tot niet-landelijke radiopartijen die niet of nauwelijks hun kavels kunnen exploiteren. Zoals hierboven uiteen gezet kan de minister zich vinden in deze conclusie. Het verbieden van elke vorm van samenwerking tussen partijen is een verstrekkende maatregel die naar de mening van de minister als disproportioneel aangemerkt zou kunnen worden.
Het Adviescollege Radio is echter wel van mening dat een specifieke vorm van samenwerking wél verboden zou moeten worden, namelijk het licenseren van een landelijke merknaam aan een niet-landelijke radiozender, door middel van de zogenoemde licentieovereenkomst. Deze constructie staat naar de mening van het Adviescollege Radio op gespannen voet met het doel van de domeinscheiding. Een strikte domeinscheiding is hier wel noodzakelijk om beide domeinen de ruimte te bieden om de beschikbare spectrumruimte te exploiteren, zonder oneigenlijke concurrentie uit het andere domein. Het Adviescollege adviseert daarom om het bestaande verbod op economische verbondenheid tussen landelijke en niet-landelijke partijen aan te vullen met een verbod op licentie- en andere daarmee vergelijkbare overeenkomsten. De ACM concludeert in haar advies van december 2023 eveneens dat in het niet-landelijke radiodomein een aantal vergunninghouders op verschillende manieren samenwerkt. Het gaat hierbij om samenwerking tussen niet-landelijke vergunninghouders onderling, en tussen niet-landelijke en landelijke vergunninghouders.
De ACM ziet vanuit mededingingsperspectief geen aanleiding om in te gaan op de vraag in hoeverre de (bestaande) samenwerking tussen landelijke en niet-landelijke radio-omroepen geoorloofd is. De ACM ziet hier vanuit mededingingsperspectief (nog) geen risico’s. Zo geeft ACM aan dat ten aanzien van een eventuele samenwerking ná de voorgenomen veiling het effect op de concurrentie daarvan op dit moment (nog) onvoldoende duidelijk is.
Op basis van het door ACM uitgevoerde marktonderzoek concludeert de ACM dat de impact van samenwerking tussen landelijke en niet-landelijke radio-omroepen voornamelijk ziet op de pluriformiteit van het niet-landelijke radio-aanbod. Hierbij zou veel van de landelijke programmering worden overgenomen, wat ervoor zou zorgen dat de programmering van niet-landelijke omroepen minder is gericht op de regio. Uit het marktonderzoek komt als belangrijkste zorg naar voren dat landelijke spelers via samenwerkingsovereenkomsten hun invloed op de niet-landelijke markt vergroten.
Met de ACM is de minister van mening dat deze vorm van samenwerking ziet op de pluraliteit en pluriformiteit. De minister merkt op dat ten behoeve van de veiling van het niet-landelijk commerciële radiospectrum ook de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 van de Minister van OCW gewijzigd wordt. Om te voorkomen dat door middel van zogenoemde productie-, doorgifte-, huur- of licentieovereenkomsten alsnog hetzelfde programma wordt uitgezonden op de kavels van verschillende vergunninghouders is aan artikel 7 van deze regeling toegevoegd dat de beperking van 30 procent demografisch bereik ook geldt op het niveau van het radioprogramma. Hiertoe is het eerste lid uitgebreid met een nieuw onderdeel d. Dit nieuwe onderdeel ziet erop dat eenzelfde radioprogramma (of programmakanaal of radiozender/radiostation) bijvoorbeeld ten gevolge van een productie-, doorgifte-, huur- of licentieovereenkomst een demografisch bereik haalt van maximaal 30 procent. Deze restrictie geldt niet alleen voor samenwerkingsvormen (waaronder de licentieovereenkomsten) tussen twee niet-landelijke radiostations onderling maar ook tussen een niet-landelijke en een landelijke radiopartij. Er van uitgaande dat een landelijk radioprogramma (dat in gebruik is) als vanzelf boven de 30 procent publieksbereik komt, zal deze dan zijn naam en format niet in licentie aan een niet-landelijke vergunninghouder kunnen geven voor gebruik op een B-kavel.
Hoewel deze regeling alleen ziet op het gebruik van FM-frequentieruimte is de minister van mening dat met het invoeren van de wijziging een belangrijke stap wordt genomen om uitvoering te geven aan het advies van het Adviescollege Radio. Dit geldt temeer nu de FM-frequentieruimte de komende jaren naar verwachting nog steeds leidend zal zijn. In dit verband verwijst de minister ook naar het recent uitgebrachte nader advies van de ACM, kenmerk ACM/24/190667 /Documentnr. ACM/UIT/62745, waaruit blijkt dat het hebben van een landelijke FM frequentie van groot belang is voor het bereiken van een grote groep luisteraars en dat er nog steeds veel geluisterd wordt naar FM.
De minister zal echter na de uitgifte van de niet-landelijke vergunningen samen met de Minister van OCW bezien of er in de toekomst ook aanvullende wetgeving noodzakelijk is daar waar het gaat om het gebruik van digitale spectrum.
Een aantal respondenten geeft aan het van groot belang is dat de minister de niet-landelijke radio-ondernemers zo min mogelijk beperkingen oplegt en zoveel mogelijk ruimte biedt om als branche te kunnen innoveren en ondernemen in de komende jaren.
In dit verband is een aantal respondenten van mening dat de voorgenomen gebruiksbeperking, inhoudende dat een en dezelfde rechtspersoon of verbonden rechtspersonen maximaal 50% DAB-spectrum mogen verwerven of gebruiken, een onnodige beperking is die de niet-landelijke sector opgelegd krijgt. Met dit beoogd maximum worden, naar de mening van deze respondenten, zowel bestaande als potentiële verdienmodellen de nek omgedraaid.
De minister kan zich vinden in het standpunt van respondenten dat ondernemingen zo min mogelijk beperkingen moeten worden opgelegd voor zover het gaat om beperkende voorschriften die ontstaan zijn in het verleden en verouderd zijn. Radiopartijen moeten zoveel mogelijk in staat worden gesteld de door hun verworven vergunningen economisch rendabel te exploiteren, waarbij de minister ten overvloede benadrukt dat uiteindelijk niet de minister, maar de vergunninghouders zelf verantwoordelijk zijn voor economisch rendabele exploitatie van hun vergunningen.
Het opleggen van een gebruiksbeperking acht de minister echter geen verouderd voorschrift. Artikel 3.11. eerste lid, van de Telecommunicatiewet voorziet er kort gezegd in dat de minister met een regeling in het belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig gebruik van de frequentieruimte de maximale hoeveelheid frequentieruimte kan vaststellen die een natuurlijk persoon of een rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of in een verdeling kan verwerven. De op basis van dit artikel opgelegde gebruiksbeperking heeft in casu tot doel het bewerkstelligen van een voldoende gevarieerd aanbod van onafhankelijke aanbieders. Het opleggen van dergelijke gebruiksbeperkingen zal zich nu juist voordoen bij nieuwe uitgiftes (en de periode daarna) aangezien de eigendomsverhoudingen na een uitgifte kunnen wijzigen. Hetgeen respondenten aanvoeren over de huidige situatie ten tijde voor de verdeling kan dan ook geen zwaarwegend argument vormen om af te zien van het opleggen van een gebruiksbeperking.
Verder voeren respondenten aan dat er op dit moment geen sprake is van schaarste in DAB-laag 4. In alle allotments is er sprake van restruimte, die nu voor een groot deel onbenut blijft. Alleen daarom zou volgens deze respondenten geen gebruiksbeperking moeten of zelfs kunnen worden vastgesteld.
De minister deelt dit standpunt niet. Het klopt dat er op dit moment sprake is van restruimte, maar dat wil niet zeggen dat de nieuw uit te geven vergunningen dus ook niet schaars zijn. De minister verwacht dat de vergunningen wel degelijk schaars zijn. Daarnaast benadrukt de minister dat de gebruiksbeperking ook dient om de reeds bestaande scheiding van de verschillende radiodomeinen te bestendigen. Daarvoor is in wezen niet eens relevant of de frequentieruimte schaars is. Bovendien heeft de verdeling van restruimte in laag 4 plaatsgevonden aan de hand van de oude indeling. De restruimte voor laag 4 met de nieuwe indeling is nooit geveild. Er kan dan ook niet op basis van het verleden geconcludeerd worden dat er (in de toekomst) geen schaarste is. Overigens is schaarste überhaupt geen voorwaarde (meer) om een gebruiksbeperking op te kunnen leggen.
Een aantal respondenten is van mening dat door de hoge kosten die het verwerven van een groot aantal digitale vergunningen met zich meebrengt het volstrekt onlogisch is om te verwachten dat er enige verstorende marktconcentratie zou ontstaan. De respondenten zijn van mening dat een marktconcentratie zich niet voor zal kunnen doen en dat het opleggen van een gebruiksbeperking alleen daarom al niet nodig is. Anderzijds voeren respondenten aan dat indien een gebruiksbeperking wel wordt opgelegd dit een onnodige beperking is die er toe kan leiden dat er spectrum niet wordt verdeeld.
De minister volgt deze respondenten niet in hun bezwaren tegen de gebruiksbeperking voor het niet-landelijke DAB-spectrum. Enerzijds voeren respondenten aan dat dit een onnodige beperking is die partijen belemmert aangezien zij meer spectrum willen verwerven dan de gebruiksbeperking toe laat, anderzijds voeren zij aan dat een markt zichzelf reguleert, dat er geen aanwijzingen zijn dat er een markconcentratie zou kunnen ontstaan omdat het niet aannemelijk is dat partijen interesse hebben in het verwerven van veel DAB-spectrum. Een gebruiksbeperking zou dus onnodig zijn. De door respondenten aangevoerde argumenten sterken de minister in de noodzaak van het opleggen van een gebruiksbeperking op het DAB-spectrum. Temeer omdat voor kort nog geen regels golden voor het niet-landelijke DAB-vergunningen.
Het Adviescollege Radio heeft in het advies van 5 oktober 2020 geadviseerd de bestaande scheiding tussen landelijke en niet-landelijke commerciële FM-radio-omroep te continueren en tevens aan te scherpen, met name ook met het oog op de transitie van analoge FM-radiovergunningen naar digitale DAB-vergunningen. De scheiding gold toen immers nog uitsluitend voor de FM-frequentieruimte en niet voor het digitale spectrum.
De scheiding tussen de verschillende domeinen is conform het advies van het Adviescollege Radio recent is aangescherpt met de inwerkingtreding op 8 juni 2024 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6. De scheiding regelt dat partijen een keuze moeten maken tussen frequentiespectrum met een bepaalde bestemming, bijvoorbeeld landelijk of niet-landelijk. De scheiding heeft niet tot gevolg dat binnen een bepaalde bestemming – in casu frequentiespectrum bestemd voor niet-landelijke radio – partijen beperkt worden in de hoeveelheid spectrum die zij kunnen verwerven of kunnen gebruiken na een veiling.
De effectuering van een scheiding tussen de verschillende domeinen en het instellen van een gebruiksbeperking hangen echter nauw samen. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, heeft de minister daarom besloten om te voorzien in een afzonderlijk maximum voor de niet-landelijke digitale radio. Een gebruiksbeperking voor het niet-landelijke DAB-spectrum sluit aan bij het bestendige beleid met betrekking tot de scheiding tussen de verschillende domeinen. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de niet-landelijke DAB-frequentieruimte gebruikt (blijft) worden voor niet-landelijke omroep.
Een aantal respondenten brengt naar voren dat zelfs áls een partij een groot deel van de beschikbare ruimte in laag 4 zou weten te vergaren in de veiling voor niet-landelijk spectrum deze partij nog steeds een kleine speler in het totale radiolandschap aangezien het door de domeinscheiding het niet meer mogelijk is om zich ook op andere digitale lagen te begeven.
De minister merkt hierover op dat het gaat om een gebruiksbeperking die alleen ziet op de digitale laag 4 en niet op de andere lagen. Als de minister geen aanvullende maatregelen zou nemen voor deze laag 4, zou het mogelijk worden om bij de veilingen een combinatie van DAB-vergunningen (hetzij als onderdeel van de pakketten, hetzij als DAB-only-vergunningen, of een combinatie van beide) te verwerven waarmee een landelijk dekkend DAB-netwerk zou kunnen worden gecreëerd. Dat zou het niet-landelijke DAB-spectrum maken tot een soort niemandsland binnen het radio-omroep, waarmee het bestendige beleid met betrekking tot de scheiding tussen de verschillende domeinen zou worden ondergraven. De minister acht dat onwenselijk; de niet-landelijke DAB-frequentieruimte moet worden (blijven) gebruikt voor niet-landelijke omroep, die zich duidelijk moet onderscheiden van vooral de landelijke, maar ook lokale omroep.
Het al dan niet technisch ongeschikt zijn van de digitale laag 4 om landelijk uit te zenden, hetgeen een aantal respondenten in dit verband ook hebben aangevoerd, is evenmin een reden om af te zien van een gebruiksbeperking.
Een aantal respondenten geeft aan dat er minder gebruikers zijn als gevolg van de nieuwe kavelindeling hetgeen tot gevolg heeft dat de (bijna volledig vaste) DAB+ distributiekosten verdeeld gaan worden over minder spelers. Respondenten geven aan dat dit op zich f al een negatieve marktontwikkeling is die naar hun mening versterkt dreigt te worden door het voorgenomen gebiedsmaximum op DAB+ verder te versterken. Dit zou naar de mening van respondenten een rendabele exploitatie kunnen ondermijnen.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, is de huidige stand van zaken rond de digitale laag 4 geen goede graadmeter voor het al dan iet opleggen van een gebruiksbeperking. De eigendomsverhoudingen kunnen na een uitgifte wijzigen. Hetgeen respondenten aanvoeren over de huidige situatie ten tijde voor de verdeling kan dan ook geen zwaarwegend argument vormen om af te zien van het opleggen van een gebruiksbeperking. Bovendien merkt de minister op dat het zeer aannemelijk is dat hogere kosten in welke vorm dan ook verdisconteerd worden in de biedruimte van de deelnemers aan een veiling.
Volgens een respondent had de minister een vergaande beleidsmaatregel als een gebruiksbeperking nooit mogen baseren op het ACM rapport van 21-12-2023 en de beantwoording door ACM van de aanvullende vragen op 08-03-2024. Het rapport getuigt volgens deze respondent van ronduit onvoldoende kennis en inzicht over de markt, de techniek en de werkelijke verhoudingen. Het rapport geeft geen realistisch beeld van de regionale markt, aldus deze respondent.
De minister merkt hier allereerst het volgende over op. Dit nieuwe maximum voor niet-landelijke digitale radio-omroep heeft als doel het pluralisme te bevorderen door de (eveneens reeds bestaande) scheiding tussen de landelijke, niet-landelijke en lokale commerciële radio-markten te bestendigen. De minister heeft op grond van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet een eigenstandige bevoegdheid om de bestaande scheiding tussen landelijke commerciële, niet-landelijke commerciële en lokale omroepen te handhaven, verder vorm te geven of uit te breiden. Reeds om deze reden gaat het betoog van deze respondent niet op.
Een aantal respondenten heeft alternatieven geformuleerd voor de voor niet-landelijke digitale radio-omroep van maximaal 50% demografisch bereik.
Eén respondent geeft aan dat de striktere scheiding tussen landelijke en niet-landelijke commerciële radio-omroepen niet beperkt zou moeten worden tot een striktere scheiding binnen het DAB+ domein enerzijds en het FM domein anderzijds. De scheiding zou zo moeten worden ingericht dat deze uitgaat van het geheel van DAB+ en FM vergunningen, in elke (toekomstige) distributievorm.
De minister begrijpt dit betoog aldus dat deze respondent tot uitdrukking wil brengen dat de gebruiksbeperking anders moet worden ingericht, waarbij uitgegaan dient te worden naar het totale, gecombineerde demografisch bereik dat kan worden gerealiseerd met gebruikmaking van vergunningen in een bepaalde bestemming.
Een andere respondent geeft aan van mening te zijn dat er in de veilingprocedure nauwelijks beperkingen zijn in de hoeveelheid kavels die een partij kan verwerven, al dan niet met een U-bocht constructie of productieovereenkomst, terwijl zo’n beperking bij de veiling van de landelijke FM-kavels juist wel is meegenomen. Deze respondent geeft aan dat indien en zodra een partij vergunningen voor meerdere (of zelfs alle) FM-kavels in een bepaald gebied heeft verworven, het zelfs mogelijk is om alle in de veiling aangeboden regionale DAB+ capaciteit binnen een allotment te verkrijgen. Deze respondent stelt daarom voor om de gebruiksbeperking per digitaal allotment in te stellen.
Een andere respondent is van mening dat om een gezonde regionale radiomarkt in Nederland te behouden het noodzakelijk is om het maximale toegestane demografische bereik via FM per radioprogramma en per vergunninghouder te verhogen van 30% naar 40%, zodat regionale spelers een betere business case kunnen maken.
De minister merkt op dat uit hetgeen partijen aanvoeren een zeer gemengd beeld naar voren komt. Respondenten hebben uitgaande van hun belangen allen een ander wens over de invulling van een gebruiksbeperking op het digitale spectrum.
Het is reeds daarom niet mogelijk om tot een alternatieve invulling te komen van de gebruiksbeperking die recht doet aan alle belangen van partijen.
De minister heeft op basis van de ingebrachte zienswijzen nogmaals aandachtig gekeken naar de hoogte van de gebruiksbeperking op het digitale frequentiespectrum. Een maximaal demografisch bereik van 50% van het totaal aan beschikbaar digitaal frequentieruimte voor commercieel gebruik doet het meest recht aan de doelstelling van de minister om een scheiding tussen de domeinen nader vorm te geven door een gebruiksbeperking die voorkomt dat vergunninghouders een landelijke dekkend netwerk creëren met de commerciële DAB-vergunningen in deze laag. Een groter bereik, bijvoorbeeld 60% of 70%, doet naar het oordeel van de minister geen recht aan het regionale karakter wat de minister voor ogen staat bij de invulling van een regionaal domein; het onderscheid met het landelijke domein wordt dan te klein.
Een maximaal demografisch bereik van 50% van het totaal aan beschikbaar digitaal frequentieruimte voor commercieel gebruik geeft voldoende flexibiliteit aan de deelnemende partijen in een veiling om voldoende DAB spectrum te verwerven. Op deze wijze zijn meerdere combinaties van (aansluitende) allotments mogelijk – zelf twee van de grotere allotments – en is eveneens een rendabele exploitatie mogelijk. Dit laatste acht de minister belangrijk met het oog op de toekomstige transitie van analoog naar digitaal. De gebruiksbeperking van 50% bereik vormt een goede balans tussen al deze belangen.
Hoogte bankgarantie
Een aantal respondenten geeft aan dat de eis tot het verstrekken van een waarborgsom of bankgarantie ter grootte van € 10.000,– per DAB-only-vergunning of € 20.000,– per pakket te hoog te vinden.
Eén respondent is daarbij van mening dat het bedrag van 20.000,– per pakket zijn doel voorbij schiet als een partij zich inschrijft op alle beschikbare 27 pakketten aangezien het maximum van 30% bereik het onmogelijk maakt om alle aangevraagde vergunningen te verwerven. Deze respondent stelt daarom voor om een maximum te stellen aan het aantal pakketten dat iemand kan verwerven, bijvoorbeeld 10.
Op deze zienswijzen wordt als volgt gereageerd. Het vragen van een waarborgsom dan wel bankgarantie is een geëigend middel is om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Met dit middel wordt geborgd dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt ook bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen, die daadwerkelijk in staat zijn een vergunning te exploiteren, deelnemen aan een veiling. Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog is.
Om de hoogte van de waarborgsom te bepalen kunnen met een aantal elementen rekening worden gehouden. Zo kan bijvoorbeeld de grootte van de te verdelen vergunningen een rol spelen, het aantal vergunningen dat een deelnemer maximaal kan verwerven, maar ook de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning kunnen een rol spelen.
Om de hoogte van de waarborgsom of bankgarantie vast te stellen voor de pakketten is gekeken naar de waarde van niet-landelijke commerciële FM-vergunningen in het verleden. Dit sluit aan bij de systematiek die door SEO is gebruikt voor de berekening van de reserveprijzen. De hoogte van de waarborgsom of bankgarantie van de pakketten wordt daarom onder andere gebaseerd op voorafgaande veilingen van FM-vergunningen, maar ook op de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning. Gelet op deze ervaringsregels is een bedrag van € 20.000,– per pakket redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen.
Om de hoogte van de waarborgsom of bankgarantie vast te stellen voor de DAB-only-vergunningen hecht de minister aan het feit dat partijen, als zij vergunningen winnen, in één of meerdere allotments een samenwerkingsovereenkomst dienen aan te gaan over de gezamenlijke exploitatie van het desbetreffende allotment(s). Het moet dus gaan om serieuze partijen die over voldoende financiële middelen kunnen beschikken om zo’n samenwerking aan te gaan. Om zeker te zijn dat het gaat om een bestendige aanvrager lijkt een bedrag van € 10.000,– per DAB-only-vergunning redelijk.
Daar waar een respondent stelt het aantal aan te vragen pakketten te maximaliseren merkt de minister het volgende op. Om maximale flexibiliteit te garanderen is het aan de aanvrager zelf om te bepalen hoeveel pakketten hij wil aanvragen. Indien men tijdens de veiling wil overstappen kan het van belang zijn een groter aantal pakketten aan te vragen dan men initieel wil verwerven. Immers bij een laag aantal is de maneuvreerruimte tijdens de veiling kleiner om bijvoorbeeld gedurende de veiling over te stappen van het initieel gewenste grote kavel naar meerdere kleine kavels om zo een vergelijkbare FM verzorging te verkrijgen. Een partij kan dan ook alle beschikbare pakketten aanvragen. Dit maakt het mogelijk dat een aanvrager in de periode tussen het indienen van een aanvraag en het daadwerkelijk starten van de veiling nog na kan denken over de biedstrategie. Nadeel van het aanvragen van alle beschikbare pakketten is dan wel dat er een grotere waarborgsom of bankgarantie overlegt moet worden. De minister verwacht om deze reden dat de meeste partijen de keuze welke pakketten zij graag zouden willen aanvragen en mogelijk zouden willen verwerven, maken voorafgaande aan het indienen van een aanvraag.
Een aantal respondenten geeft aan dat er voor de gecombineerde FM/DAB-pakketten geen reserveprijzen gehanteerd zouden mogen worden. Eén respondent geeft aan dat in vorige niet-landelijke veilingen er ook nooit een reserveprijs is gehanteerd. De respondent is van mening dat dit nooit geleid heeft tot problemen. Deze respondent is van mening dat als een bedrag van nul niet gehanteerd kan worden de minister de reserveprijzen dan gelijk moet stellen aan de waarborgsommen.
Een aantal respondenten geeft aan zich niet te kunnen vinden in de reden waarom een reserveprijs wordt gehanteerd. Daar waar SEO concludeert dat zich negatieve effecten van (mogelijke) collusie kunnen voordoen aangezien er onder andere sprake is van een branchevereniging, wordt deze conclusie door respondenten in twijfel getrokken.
De minister merkt daar het volgende over op. SEO geeft aan dat het voornaamste voordeel van het hanteren van een reserveprijs het tegengaan van collusie is. Doordat de negatieve effecten van collusie na de veiling lastig te herstellen zijn, is een reserveprijs een geschikte methode om de potentiële negatieve effecten van (mogelijke) collusie vooraf te beperken.
Omdat een reserveprijs het collusierisico ex ante sterk verkleint, adviseert SEO een reserveprijs te hanteren voor de gecombineerde FM/DAB-pakketten, ondanks de kans dat een pakket door het hanteren van een reserveprijs onverdeeld blijft. Doorslaggevend argument is het gegeven dat de effecten van collusie tijdens een veiling ex post moeilijk te herstellen zijn, waardoor het raadzaam is dit risico ex ante te adresseren. Uit de economische literatuur volgt dat het bestaan van een branchevereniging bijdraagt aan (i) het ontstaan van collusie, en (ii) de stabiliteit van collusie. Zo stellen Marshall en Marx (2012, p. 133-134) dat brancheverenigingen bijdragen aan het monitoren van gemaakte afspraken, en het doorgeven van gevoelige informatie. Het is daarbij niet van belang dat niet alle potentiële deelnemers lid zijn van deze branchevereniging. Daarnaast kan het risico op het onverdeeld blijven van een kavel door een te hoge reserveprijs worden ondervangen door relatief laag percentage van de geschatte waarde van een kavel als reserveprijs te hanteren.
De minister heeft dit advies overgenomen en naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is er geen reden om af te zien van het hanteren van een reserveprijs. De door respondent ingebrachte zienswijze inhoudende dat er in het verleden ook nooit problemen waren, vindt de minister onvoldoende overtuigend om volledig af te zien van een reserveprijs.
Een aantal respondenten geeft aan dat zij van mening zijn dat de voorgestelde reserveprijzen voor de gecombineerde pakketten te hoog zijn. De hoge bedragen vormen een belemmering voor kleinere commerciële regionale radiostations aldus deze respondenten.
De minister merkt daarover op dat de gehanteerde reserveprijs slechts een klein percentage is van de waarde. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen is het de reserveprijs verlaagd tot 20 procent van de berekende waarde. De minister verwijst in dit verband naar de aanvullende notitie die SEO heeft opgesteld op 15 oktober 2024. De gehanteerde bedragen zijn daarmee niet dusdanig hoog dat zij een belemmering zouden vormen voor deelname aan de niet-landelijke veilingen.
Een aantal respondenten is van mening dat de gekozen methode, de marktbenadering, de waarde van de vergunningen berekent met als uitgangspunt dat het gaat om een constante markt vanaf 2023, waarbij tussentijds veranderende omstandigheden niet meegenomen worden. De geschatte marktwaardes zijn derhalve gebaseerd op gegevens uit het verleden die naar de mening van respondenten afwijken van de huidige situatie én die in de nabije toekomst.
De minister merkt hierover het volgende op. SEO geeft aan dat er drie mogelijke waarderingsmethoden zijn om de verwachte waarde van de vergunningen vast te stellen. Dit zijn de kostenbenadering, kasstroombenadering en marktbenadering. SEO concludeert dat een marktbenadering bij de uitgifte van de niet-landelijke commerciële radiovergunningen het meest geschikt is voor het vaststellen van de verwachte waarde van de kavels. Bij de marktbenadering wordt gebruik gemaakt van de informatie in de markt om de waarde van de kavels vast te stellen. Met andere woorden, onder deze benadering heeft SEO bezien hoe de markt, gegeven de vergunningsvoorwaarden en kavelkenmerken, gemiddeld genomen de kavel waardeert. Het gaat daarbij dus uitdrukkelijk om een gemiddelde waardering.
De onzekerheid rondom de berekende waarde is onder meer afhankelijk van de vergelijkbaarheid van de marktomstandigheden waarin de meegenomen marktuitkomsten tot stand kwamen, met de marktomstandigheden van de aankomende veiling. SEO verdisconteerd deze onzekerheid in de gehanteerde methode. Anders dan respondenten aangeven is het dus niet juist dat de veranderde omstandigheden leiden tot een hogere (te hoge) waarderingen van de vergunningen.
De marktwaardering zoals toegepast door SEO is niet alleen van betekenis bij (min of meer) gelijkblijvende omstandigheden. Naar de mening van de minister reflecteert de door SEO gehanteerde methode een juiste inschatting van de waarde van de kavels over een langere periode.
Een aantal respondenten is van mening dat in de gekozen methodiek ten onrechte de uitkomsten van de voorwaardelijke veiling niet zijn meegenomen, terwijl dit de meest recente peiling is van schaarste.
Op basis van twee modellen worden – op basis van een dataset met 63 observaties van veilinguitkomsten – worden door SEO de waarde geschat van de niet-landelijke FM-kavels over de periode van 2003 tot en met 2022. Zoals door SEO is toegelicht, worden de resultaten van de voorwaardelijke veiling niet meegenomen, omdat de opzet van die veiling aanzienlijk verschilde van de huidige opzet. De marktomstandigheden waarin deze veilinguitkomsten tot stand kwamen, verschilden dermate van de huidige veilingopzet dat deze uitkomsten onvoldoende informatie geven over de te verwachten waarde in de toekomstige veiling.
Een aantal respondenten geeft aan dat het SEO bij de vaststelling van de reserveprijs uitgaat van verouderde informatie. De respondenten zijn van mening dat de effecten van het nieuwe, per 1 januari 2023 ingevoerde NMO model niet meegenomen zijn door SEO.
De minister concludeert dat het advies van SEO van datum niet ingaan op de mogelijke effecten van het nieuwe, per 1 januari 2023 ingevoerde NMO model. Op verzoek van de minister heeft SEO daarom alsnog bezien of, en zo ja op welke wijze de effecten van het nieuwe NMO model meegewogen dienen te worden in de hoogte van de reserveprijzen. SEO geeft aan dat marktpartijen terecht opgemerkt hebben dat een verandering in de verwachte inkomsten als gevolg van de nieuwe meetmethode dient te worden gereflecteerd in de reserveprijs. Echter, in tegenstelling tot de marktpartijen SEO terughoudender in zijn oordeel over het effect van de nieuwe meetmethode op advertentie-inkomsten. SEO geeft aan dat niet duidelijk of de nieuwe meetmethode leidt tot lagere advertentie-inkomsten, c.q. lagere waarde van kavels. Het effect van de nieuwe meetmethode op de waarde van kavels is namelijk afhankelijk van de wijze waarop adverteerders reageren op de nieuwe meetmethode. Bovenstaande impliceert wel dat de onzekerheid rondom de potentiële waarde van kavels groter is als gevolg van de nieuwe meetmethode. SEO is met marktpartijen van mening dat deze grotere onzekerheid dient te worden gereflecteerd in de reserveprijs.
SEO heeft daarom de Minister van Economische Zaken geadviseerd de reserveprijs te verlagen van 40 tot 20 procent van de berekende waarde.
Een aantal respondenten geeft aan dat prijsopdrijving, met name in het geval van een mogelijke waarde overschatting, naar hun mening ten onrechte niet door SEO wordt genoemd als potentieel nadeel van het instellen van een reserveprijs. Toch achten deze respondenten het aannemelijk dat de reserveprijs en daaraan gekoppelde geschatte marktwaarde (potentiële) deelnemers aanzet tot een hogere inschatting van waarde en potentieel inkomen. Vergaren van extra financiering/nemen van hoger risico wordt hierdoor gestimuleerd.
De minister reageert hier als volgt op. Het is juist dat SEO, waarde-overschattingen door potententiele deelnemers aan de veiling niet heeft opgenomen in hun rapportage. Reden is dat dit aspect geen onderdeel uitmaakt van de door hun toegepaste methodiek. SEO berekent namelijk op basis van feitelijke historische biedingen te verwachten waarde. Vervolgens adviseert SEO van deze verwachte marktuitkomst een percentage te nemen als reserveprijs.
In de waarde wordt dus geen rekening gehouden met overschattingen.
De minister acht het anders dan respondenten niet aannemelijk dat dat het SEO-rapport als basis zal dienen voor bank of andere financier om meer financiering te geven in plaats van gedetailleerd te kijken naar het feitelijke businessplan van de potentiële deelnemers. Het is namelijk aan deze potentiële deelnemers zelf, al dan niet in samenspraak met hun bank of andere vermogensverschaffers, om tot inzicht te komen welke waarde zij zelf kunnen genereren, om basis van het eigen businessplan.
Eén respondent verzoekt de minister om de veiling van DAB-only-vergunningen direct na de veiling van de FM-vergunningen te plannen.
De minister merkt op dat de regeling hierin voorziet. De DAB-only-veiling zal zo snel als praktisch uitvoerbaar is, gepland worden na veiling van de gecombineerde pakketten. Dit is ook de reden dat er voorzien is in een en dezelfde aanvraagperiode om vertraging te voorkomen. Door de veilingen na elkaar uit te voeren kunnen partijen eveneens sneller overgaan tot het sluiten van een noodzakelijke samenwerkingsovereenkomst voor het digitale spectrum.
Eén respondent geeft aan dat in de regeling niet terug is te vinden wat de procedure is als de winnaar niet tijdig betaalt. Deze respondent geeft aan dat dat een keer eerder voorgekomen is.
De minister merkt op dat het inderdaad correct is dat in deze regeling niets is opgenomen over de te volgen procedure indien een winnaar niet tijdig betaald. Dit betekent dat indien er (ook om deze reden) vergunningen onverdeeld blijven er alsnog bezien moet worden of er een nieuwe uitgifte plaats moet vinden.
Een aantal respondenten vraagt zich of en op welke wijze de verbondenheidstoets wordt uitgevoerd en of dat aan de hand van dezelfde maatstaven geschiedt als bij de uitvoering van eerdere veilingen van niet-landelijke FM vergunningen. Daarnaast vragen deze respondenten zich af of er gesteld kan worden dat wat eerder was toegestaan ook toegestaan is na de verbondenheidstoets die op grond van de nieuwe regeling wordt uitgevoerd.
Het toetsingskader op grond waarvan de verbondenheid tussen rechtspersonen wordt getoetst is niet gewijzigd. De verbondenheidstoets wordt uitgevoerd op basis van de informatie die de RDI verkrijgt op grond van de Regeling, eventuele aanvullende informatie die die RDI verkrijgt op grond van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet en eventuele informatie die anderszins bij de RDI bekend is. Daarbij ligt het in de rede om acht te slaan op eerdere oordelen, maar de RDI is daar niet aan gebonden (ECLI:NL:CBB:2022:164, r.o. 4.3.1). In algemene zin kan niet voorafgaande aan de toetsing op verbondenheid gesteld worden dat hetgeen eerder was toegestaan nog steeds blijft toegestaan. Zo kan niet worden uitgesloten dat door bijvoorbeeld het verstrijken van de tijd de situatie is gewijzigd. Pas na het voltooien van de verbondenheidstoets kan beoordeeld worden of een situatie wel of niet zal leiden tot verbondenheid.
Een aantal respondenten vraagt zich af of de veilingsoftware zo wordt gebouwd dat het onmogelijk is om een bieding uit te brengen op een kavelcombinatie die, op basis van artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, niet is toegestaan.
De minister beantwoordt deze vraag bevestigend. Het is inderdaad onmogelijk om een bieding uit te brengen op een kavelcombinatie die niet is toegestaan.
Een aantal respondent vraagt of alleen de veilingmeester de hoogte van de rondeprijs kan bepalen en dat dus een deelnemer per ronde alleen kan bepalen of hij wel of niet meegaat met de vastgestelde prijs per vergunning. Daarnaast vragen deze respondenten of de prijs per opvolgende ronde ook naar beneden gaat (tot aan de reserveprijs) als er geen biedingen zijn op een kavel.
De minister beantwoordt de eerste vraag bevestigend, waarbij hij ten overvloede opmerkt dat dit uiteraard alleen het geval is voor de eerste fase van beide veilingen (de tweede fase heeft immers slechts één biedronde). Het is correct dat de veilingmeester de rondeprijs bepaalt. Mocht er op een gegeven moment echter geen vraag zijn voor kavel in de veiling, dan blijft de prijs voor dit kavel staan (dit is ook het geval als de vraag gelijk is aan het aanbod, met andere worden er is maar één deelnemer die voor die prijs in die ronde interesse heeft gehad in dat pakket). De prijs gaat per opvolgende ronde dus niet naar beneden als er geen biedingen zijn op een kavel.
Indien aan het eind van de eerste fase van de veiling blijkt dat voor dit kavel de vraag nog steeds nul is, dan wordt dit pakket verdeeld in de tweede fase van de veiling. Bij de DAB-only veiling geldt een vergelijkbare regel, met dien verstande dat indien daar de vraag kleiner of gelijk is dan het aanbod de prijs gelijk blijft en eventueel resteerde DAB only vergunning aan het einde van de eerste fase verdeeld worden in de tweede fase van die veiling.
Een aantal respondenten is van mening dat de artikelen die zien op het doen van een aanvraag praktisch onuitvoerbaar zijn aangezien de aanvrager niet hoeft te specificeren voor welke kavels hij een aanvraag doet en daardoor combinaties kan aanvragen die boven het maximale toegestane bereik liggen. De respondenten gaan ervan uit dat bij het overschrijden van de aanvraag van de toegestane gebruiksbeperking de aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen.
De minister reageert daarop als volgt. Aangezien het demografisch bereik per kavel verschilt, kan niet op voorhand in de regeling vastgesteld worden welk aantal een aanvrager maximaal zou mogen aanvragen. Er wordt bij de aanvraag dan ook niet getoetst of een aanvrager met zijn aanvraag binnen de toegestane gebruiksbeperking blijft (bij de veiling van de gecombineerde pakketten 30% demografisch bereik). De aanvraag wordt bij overschrijding van het maximale toegestane maximum dat een aanvrager kan verwerven, dan ook (nog) niet gedeeltelijk afgewezen. Door de veilingsoftware is dit ook niet nodig. Het gehanteerde systeem biedt de aanvrager maximale vrijheid. Wel is het zo dat indien de aanvrager meer aanvraagt dan hij uiteindelijk kan verwerven de waarborgsom of de bankgarantie hoger is.
Een aantal respondenten is van mening dat het verlies van activiteitspunten gedurende de veiling een onnodige beperking is voor deelnemers aangezien dit de mogelijkheid om te wisselen tussen pakketten gedurende de veiling verminderd. Door deze regel is het voor een deelnemer niet mogelijk om tijdens de veiling te wisselen van een pakket met een groot demografisch bereik naar meerdere pakketten met een kleiner demografisch bereik.
Hier wordt als volgt op gereageerd. In de conceptregeling was ervoor gekozen om aan ieder kavel één activiteitspunt te koppelen, zonder rekening te houden met het demografisch bereik. Dit om te voorkomen dat de veiling voor de deelnemers te complex wordt. Het verlies van activiteitspunten in de veiling heeft als doel om er voor te zorgen dat gedurende veiling de vraag geleidelijk afneemt en dat deelnemers niet de mogelijkheid hebben hun werkelijke vraag in het begin van de veiling te verbergen en pas later kenbaar te maken. Hierdoor verloopt de veiling ordentelijk en kan de veilingduur verkort worden.
Het gevolg hiervan is dan wel dat de door de respondent genoemde beperking zich inderdaad voor kan doen in de veiling. De minister erkent dat deze regel kan leiden tot een minder efficiënte uitkomst van de veiling, aangezien deelnemers hierdoor beperkt kunnen worden in hun biedstrategie. De minister overweegt daarom nogmaals of het risico dat een deelnemers zijn interesse naar de kavels die hij wil verwerven niet meteen uit, zich daadwerkelijk voor gaat doen. Het niet volledige uiten van zijn vraag, is voor een deelnemer riskant (zeker later in de veiling) omdat dit er toe kan leiden dat de veiling vroegtijdig eindigt, zonder dat deze deelnemer de kavels bemachtigd die had willen bemachtigen voor de uiteindelijke veilingprijzen.
Alles afwegende wordt de regeling aangepast en worden activiteitspunten alleen nog gehanteerd als maximum in de veiling. Dit in verband met de vooraf te betalen waarborgsom of bankgarantie. Daarnaast als een deelnemer in een ronde geen bod uitbrengt of zijn vraag naar 0 reduceert, dan kan deze deelnemer na die ronde geen biedingen meer uitbrengen in de eerste fase van de veiling.
Bijlagen
Eén van de respondenten merkt op dat de in bijlage 4 opgenomen tabel 2 ‘categorie commerciële niet-landelijke radiovergunningen, FM en DAB vergunningen in laag 4’ ten onrechte nog uitgaat van de oude kavel nummer B01 t/m B38.
Dat is juist. De minister heeft deze tabel aangepast.
Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ter toetsing op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid. De RDI was van oordeel dat de regeling uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig is.
De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde procedure zodanig vormgegeven dat deze voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten oplevert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelaanvraagformulier en modelbankgaranties op te nemen.
Daarnaast wordt een verbondenheidstoets uitgevoerd. Dit brengt ook administratieve lasten voor partijen met zich mee. Partijen dienen hierbij inlichtingen te verschaffen en documenten aan te leveren die zien op hun eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen.
Over de zekerheidsstelling kan worden opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van (een) waarborgsom(men) of (een) bankgarantie(s). Hierbij geldt dat er voor elke veiling waaraan een partij mee wil doen een bankgarantie of waarborgsom dient te worden overlegd respectievelijk gestort. Het gaat hier om twee afzonderlijke bankgarantie(s) dan wel waarborgsommen.
Ingeval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen wel als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de kosten die hij maakt.
Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de totale administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen, de hoeveelheid te verschaffen inlichtingen en aan te leveren documenten ten behoeve van de toets op verbondenheid en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is ervan uitgegaan dat ongeveer 50 belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of meer van de 27 pakketten met niet-landelijke commerciële vergunningen en 44 DAB-only-vergunningen.
Een aanvrager mag overigens maar één aanvraag indienen, ook als hij meerdere pakketten en/of DAB-only-vergunningen, wenst aan te vragen. In een dergelijk geval nemen de administratieve lasten slechts beperkt toe, dezelfde informatie en documenten wordt slechts eenmaal gevraagd. In het navolgende wordt daarom voor de berekening van de administratieve lasten uitgegaan van aanvragen die betrekking hebben op één enkel pakket of DAB-only-vergunning. Wel geldt de zekerheidsstelling per pakket of DAB-only-vergunning. Dit heeft tot gevolg dat indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere pakketten en/of DAB-only-vergunningen en indien er gekozen wordt voor een zekerheidsstelling het bedrag hoger is dan het bedrag wat berekend is voor een gemiddelde aanvraag (zie hieronder). Indien een aanvrager meedoet aan de veiling van de pakketten en aan de veiling van de DAB-only-vergunningen dient de aanvrager twee zekerheidstellingen te verstrekken.
Als wordt bezien wat het totaal van de administratieve lasten is voor de verlening van deze vergunningen door middel van een veilingprocedure kan het volgende beeld worden geschetst.
De aanvraagprocedure voor verlening van een niet-landelijk commercieel pakket en DAB-only-vergunning begint met het indienen van een aanvraag. Voor deze aanvraag is het volgende benodigd: een volledig ingevuld aanvraagformulier, overeenkomstig bijlage 1 van de regeling, en veelal aanvullende documentatie over eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen ten behoeve van de verbondenheidstoets. Voor de kwantificering van de totale administratieve lasten van de regeling is uitgegaan van de kosten van een gemiddelde aanvraag voor één vergunning.
Deze lasten zijn als volgt uit te splitsen:
• Het lezen van deze regeling en het invullen/indienen van de aanvraag: dit zal maximaal zes uur in beslag nemen.
• Het verzamelen, kopiëren en aanleveren van gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets. De verwachting is dat leidinggevenden/managers hier vier uren aan besteden en administratief personeel drie uren.
Bij de tarieven wordt uitgegaan van een uurtarief van € 77,– voor leidinggevenden/managers en een uurtarief van € 33,– voor administratief personeel.
Ook moet rekening worden gehouden met kopieerkosten van circa € 25,–. Voor het aantekenen en verzenden van de aanvraag wordt rekening gehouden met een kostenpost van circa € 19,50. Het aangetekend versturen van de aanvraag zelf kost € 9,25.
In totaal levert dit per aanvrager het volgende beeld op:
Activiteit |
Wie |
Tijd of aantal |
Totaal |
---|---|---|---|
Lezen regeling en invullen aanvraag |
Leidinggevende |
6 uur |
6 x € 77,– = € 462,– |
Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets |
Leidinggevende |
4 uur |
5x € 77,– = € 308,– |
Verzamelde stukken kopiëren |
Administratief medewerker |
3 uur |
3 x € 39,– = € 117,– |
Kosten kopieën (10 cent per kopie) |
250 kopieën |
250 x € 0,10 = € 25,– |
|
Aantekenen en verzenden aanvraag |
Administratief medewerker |
Half uur |
0,5 x € 39,– = € 19,50 |
Aangetekend verzenden |
€ 9,25 |
||
Totale gemiddelde kosten per aanvrager1 |
€ 950,– |
Hierin zijn de eventuele kosten voor (een) zekerheidsstellingen in de vorm van (een) bankgarantie(s) niet verdisconteerd.
Bij het aanvragen van (een) bankgarantie(s) zal de regeldruk toenemen. Dit ligt aan het feit dat deze aangevraagd dient te worden en gezien het feit dat gedurende de looptijd van de bankgarantie een maandelijks bedrag aan de bank zal moeten worden voldaan. Er zijn dus kosten verbonden aan een bankgarantie en het aanhouden daarvan.
Kosten bankgaranties
Uitgaande van een gemiddelde zekerheidsstelling van € 20.000,– per pakket en kosten van 1% per jaar komen de kosten van een bankgarantie voor een aanvrager die deelneemt aan de veiling van pakketten per pakket gemiddeld uit op ongeveer € 100,– gedurende de looptijd van de garantie.
Uitgaande van een gemiddelde zekerheidsstelling van € 10.000,– per DAB-only-vergunning en kosten van 1% per jaar komen de kosten van een bankgarantie voor een aanvrager die deelneemt aan de veiling van de DAB-only-vergunningen per vergunning gemiddeld uit op ongeveer € 50,– gedurende de looptijd van de garantie.
Bij de berekening van deze bedragen is uitgegaan van zes maanden tussen de aanvraag van de bankgarantie(s) en het moment dat er een schriftelijke verklaring wordt verstuurd aan de bank waaruit volgt dat de bankgarantie vervalt.
Totale gemiddelde administratieve kosten
Uitgaande van 50 aanvragers en gemiddelde kosten van € 950,– per aanvraag zonder bankgaranties(s) komen de totale administratieve lasten van de regeling uit op € 47.500,–. Het betreft hier eenmalige kosten. Gelet op de looptijd van de vergunningen met een termijn van tien jaar gaat het dan om een bedrag van gemiddeld € 4.750,– aan administratieve kosten per jaar.
Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten op grond waarvan ministeriële regelingen in beginsel in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en minimaal twee maanden vóór inwerkingtreding worden bekendgemaakt. Deze afwijking
is noodzakelijk om te voorkomen dat marktpartijen niet tijdig na het aflopen van de vergunningen per 1 september 2025 kunnen beschikken over vergunningen voor een nieuwe periode.
Artikel 4.1 bepaalt dat hoofdstuk 4 van toepassing is op de vergunningen die deel uitmaken van een pakket. Deze zijn opgesomd in artikel 1.2, onderdeel a.
Eerste lid
Op grond van artikel 4.2, eerste lid, brengt een deelnemer een bod uit in iedere biedronde waaraan hij deelneemt. Een deelnemer wiens activiteitsniveau is afgenomen tot nul kan uiteraard geen bod uit te brengen.
Tweede lid
In het tweede lid is bepaald dat een bod bestaat uit de pakketten die de deelnemer voor de geldende rondeprijs wenst te verwerven. Als een deelnemer meerdere pakketten wil verwerven is het bod dus een combinatie van een aantal pakketten.
Eerste lid
Het eerste lid van artikel 4.3 bevat de zogenoemde reserveprijzen. Deze reserveprijzen zijn de rondeprijzen in de eerste biedronde. Voor de ratio achter en de onderbouwing van de hoogte van deze reserveprijzen wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Tweede lid
Het tweede lid van artikel 4.3 regelt de hoogte van de rondeprijzen in de tweede en daaropvolgende biedronden. Op grond van artikel 4.3, tweede lid, verhoogt de minister in de tweede en daaropvolgende biedronde de rondeprijzen voor pakketten waarop in de voorafgaande biedronde meer dan één bod is uitgebracht. Dit wil zeggen dat de rondeprijzen voor pakketten waarop geen biedingen zijn uitgebracht of waarop slechts één bod is uitgebracht niet worden verhoogd, omdat er in die ronde nog geen vraag of nog geen schaarste was, maar de rondeprijzen voor pakketten waarop twee of meer biedingen zijn uitgebracht wél (omdat méér dan één deelnemer dit pakket wenst te verwerven).
Artikel 4.4 bevat een opsomming van de mededelingen die de minister zo spoedig mogelijk doet na het einde van een biedronde. Sommige mededelingen zijn hetzelfde aan alle deelnemers (onderdeel a) en sommige mededelingen zijn specifiek voor afzonderlijke deelnemers (onderdeel b).
Artikel 4.6 bepaalt dat de laatste biedronde de eerste biedronde is waarin op geen enkel pakket méér dan één bod is uitgebracht. In dit geval is de vraag immers gelijk geworden aan of kleiner geworden dan het aanbod. Het is in theorie mogelijk dat de eerste biedronde tevens de laatste biedronde is.
Op grond van artikel 4.6 worden alle biedingen die zijn uitgebracht in de laatste biedronde, waarin de vraag gelijk was aan of kleiner was dan het aanbod, door de minister aangemerkt als winnende biedingen. Vanaf dit moment zijn deelnemers op grond van artikel 3.10 onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan hun winnende bod gebonden.
In artikel 4.7 is bepaald dat de tweede fase alleen plaatsvindt als er na de eerste fase nog pakketten ‘over zijn’, dat wil zeggen nog niet zijn verdeeld. In de tweede fase krijgen deelnemers als het ware een tweede kans om deze onverdeelde pakketten alsnog te verwerven.
De tweede fase vindt niet eerder plaats dan de werkdag na de dag waarop de minister ten aanzien van de eerste fase aan alle deelnemers bekend heeft gemaakt of hun biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen en aan alle winnende deelnemers bekend heeft gemaakt het bedrag dat zij zijn verschuldigd voor de door hen gewonnen pakket of pakketten.
Op grond van artikel 4.9 verstrekt de minister uiterlijk de werkdag vóór aanvang van de tweede fase een overzicht van bepaalde informatie die voor de deelnemers behulpzaam kan zijn bij de tweede fase. Zo verstrekt de minister een overzicht van de pakketten die tijdens de eerste fase al zijn verdeeld, de hoogte van het winnende bod voor die pakketten en de identificatiecode van de winnende deelnemer die deze pakketten heeft gewonnen, en een overzicht van de pakketten die tijdens de tweede fase worden verdeeld, waarbij voor elk pakket de hoogste rondeprijs wordt vermeld waarvoor ten minste één deelnemer het pakket wenste te verwerven tijdens de eerste fase. Ten overvloede wordt opgemerkt dat met name de laatstgenoemde informatie puur en alleen als ‘service’ is bedoeld en op geen enkele manier is bedoeld als richtprijs of richtsnoer; het staat deelnemers vrij om lager of hoger te bieden, met dien verstande dat het bod altijd hoger moet zijn dan de reserveprijs.
Eerste lid
De tweede fase vindt plaats door middel van een geslotenbodveiling. Op grond van het eerste lid bestaat de tweede fase daarom uit één biedronde. Deelnemers krijgen dus één kans om een of meer gesloten biedingen uit te brengen.
Tweede lid
Op grond van artikel 4.10, tweede lid, kunnen deelnemers tijdens die ene biedronde één of meer biedingen uitbrengen.
Derde lid
Artikel 4.13, derde lid, bepaalt dat ieder bod betrekking heeft op één pakket. Als een deelnemer tijdens de tweede fase dus 3 onverdeelde pakketten wenst te verwerven, moet hij 3 biedingen uitbrengen.
Vierde lid
In het vierde lid van artikel 4.10 is bepaald dat een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig en ten minste de reserveprijs bedraagt.
Eerste lid
Op grond van het eerste lid merkt de minister de hoogste biedingen aan als winnende biedingen.
Tweede lid
Als er twee of meer biedingen zijn die exact gelijk zijn en daarmee allemaal als winnende biedingen zouden kunnen worden aangemerkt, vindt de aanmerking van winnende biedingen plaats door middel van een loting, waaraan alleen de deelnemers die deze biedingen hebben uitgebracht deelnemen. De loting vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem.
In artikel 5.1 is bepaald dat hoofdstuk 5 alleen van toepassing is op de DAB-only-vergunningen, die zijn opgesomd in artikel 1.2, onderdeel b.
In artikel 5.2 staat – kort gezegd – dat de eerste fase van de veiling van de DAB-only-vergunningen niet eerder plaatsvindt dan de eerste werkdag waarop de veiling van de pakketten is afgerond. Als de veiling van de pakketten na alleen de eerste fase is afgerond, is dat op zijn vroegst één werkdag na het einde van de eerste fase van de veiling van de pakketten. Als de veiling van de pakketten na twee fases is afgerond, is dat op zijn vroegst één werkdag na het einde van de tweede fase van de veiling van de pakketten.
De eerste fase van de veiling van de DAB-only-vergunningen vindt nagenoeg op dezelfde manier plaats als de eerste fase van de veiling van de pakketten. Daarom is met artikel 5.3 een viertal artikelen uit hoofdstuk 4, dat betrekking heeft op de veiling van de pakketten, van overeenkomstige toepassing verklaard op de veiling van de DAB-only-vergunningen. Dit betreft de artikelen 4.3 (Veilingregels eerste fase), 4.5 (Mededelingen minister na biedronden) en 4.7 (Aanmerking winnende biedingen). Dit betekent in feite dat deze artikelen ook van toepassing zijn bij de veiling van de DAB-only-vergunningen, maar dat overal waar wordt gesproken over ‘pakketten’ moet worden gelezen ‘DAB-only-vergunningen’. Voor een inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de hiervoor genoemde artikelen.
Eerste lid
Voor de veiling van de DAB-only-vergunningen hanteert de minister – anders dan bij de veiling van de pakketten – geen reserveprijs. Dit betekent dat de prijs in de eerste biedronde 0 euro bedraagt.
Tweede lid
Het tweede lid bepaalt de verhoging van de rondeprijzen. Omdat er binnen ieder allotment meerdere DAB-only-vergunningen beschikbaar zijn, en deze binnen dat allotment homogeen van aard zijn, geschiedt de verhoging van de rondeprijzen anders dan bij de pakketten (die heterogeen van aard zijn). Op grond van artikel 5.4, tweede lid, worden de rondeprijzen in de tweede en daaropvolgende biedronden verhoogd met een door de minister vast te stellen bedrag voor allotments waarin – kort gezegd – de vraag hoger was dan het aanbod. Als in een allotment 5 vergunningen beschikbaar zijn, en in totaal zijn 6 vergunningen geboden, dan wordt de rondeprijs verhoogd. Als er 5 of minder vergunningen zijn geboden, wordt de rondeprijs niet verhoogd, omdat er (nog) geen sprake is van schaarste. Er kan in een latere fase van de veiling wel schaarste ontstaan voor dat allotment, omdat deelnemers in iedere ronde vrij zijn hun resterende activiteitspunten in te zetten en daarmee hun specifieke vraag voor een bepaald allotment kunnen verhogen ten koste van hun vraag in een ander allotment.
Ook de bepaling van de laatste biedronde van de eerste fase van de veiling van de DAB-only-vergunningen wijkt ietwat af van de bepaling van de laatste biedronde van de eerste fase van de veiling van de pakketten. Ook dit houdt verband met het feit dat er binnen elk allotment meerdere DAB-only-vergunningen beschikbaar zijn, terwijl elk pakket slechts éénmaal beschikbaar is.
Ook de tweede fase van de veiling van de DAB-only-vergunningen geschiedt nagenoeg op dezelfde manier als de tweede fase van de veiling van de pakketten. Daarom zijn ook hier verschillende artikelen die zien op de veiling van de pakketten geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op de veiling van de DAB-only-vergunningen.
Onderdelen a tot en met c
Met artikel 5.6, onderdelen a tot en met c, zijn de artikelen 4.7, 4.8, en 4.9, in hun geheel van overeenkomstige toepassing verklaard. Voor meer toelichting wordt verwezen naar die artikelen.
Onderdeel d
Met artikel 5.6, onderdeel d, is artikel 4.10, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Aanvullend is in onderdeel d, onder 1 en 2, echter wel bepaald dat een deelnemer per allotment slechts één bod kan uitbrengen, en dat een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig en het aantal dat de deelnemer voor dat bedrag ten hoogste wenst te verwerven (in de tweede fase van de veiling van de pakketten bestaat het bod enkel uit een bedrag).
Eerste lid
Het eerste lid van artikel 5.7 bevat de hoofdregel aan de hand waarvan de minister winnende biedingen aanmerkt in de tweede fase van de veiling van de DAB-only-vergunningen: zo lang er DAB-only-vergunningen en biedingen resteren merkt de minister telkens het resterend bod met het hoogste bedrag per vergunning aan als winnend bod. Dit betekent dat de minister eerst het bod met het hoogste bedrag per vergunning aanmerkt als winnend bod, daarna het bod met het op-één-na-hoogste bedrag per vergunning, enzovoorts, tot er geen DAB-only-vergunningen of biedingen meer resteren.
Tweede lid
Artikel 5.7, tweede lid, bevat de hoofdregel voor de bepaling het aantal vergunningen dat winnende deelnemers verwerven, nadat hun bod of biedingen op grond van het eerste lid zijn aangemerkt als winnende biedingen. Hoofdregel is dat zij het aantal vergunningen verwerven waarvan zij in hun bod zelf hebben aangegeven dat zij voor het door hen geboden bedrag per vergunning ten hoogste wenst te verwerven.
Derde lid
Het derde lid van artikel 5.7 bevat de eerste afwijking op de hoofdregel van het tweede lid. Bij het aanmerken van een bod als winnend bod kan het zijn dat er onvoldoende vergunningen resteren om deze bieder het aantal vergunningen te laten verwerven dat hij heeft aangegeven maximaal te willen verwerven voor het door hem geboden bedrag. Voor dit soort gevallen is in het derde lid bepaald dat hij niet dat aantal verwerft, maar het (lagere) aantal dat nog resteert. Dit betekent bijvoorbeeld dat een bieder (het volledig fictieve bedrag van) € 50,– per vergunning heeft geboden en heeft aangegeven voor de prijs ten hoogste 3 vergunningen te willen verwerven, maar, bijvoorbeeld doordat eerst of méér andere (hogere) biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen, nog slechts 1 vergunning resteert, deze bieder 1 vergunning verwerft.
Vierde lid
Artikel 5.7, vierde lid, bevat een regeling voor het (waarschijnlijk bijna theoretische) geval dat er twee of meer biedingen zijn met exact hetzelfde hoogste bedrag, maar er onvoldoende vergunningen resteren om – met toepassing van het tweede lid – aan elk van hen het aantal vergunningen toe te wijzen dat zij elk maximaal voor het geboden bedrag per vergunning wensen te verwerven.
Onderdeel a ziet op de hiervoor bedoelde situatie, met de bijzonderheid dat er evenveel of meer vergunningen resteren dan het aantal deelnemers waarvan het bedrag per vergunning exact gelijk is aan elkaar. In dit geval worden de wél beschikbare vergunningen evenredig over deze deelnemers verdeeld en wordt er geloot om eventuele vergunningen die daarna resteren. Stel dat er 3 deelnemers zijn met hetzelfde hoogste bedrag per vergunning, en dat zij alle drie ten hoogste 3 vergunningen wensten te verwerven, maar er slechts 3 vergunningen resteren, dan verwerven zij ieder één vergunning. Stel dat er in dit voorbeeld niet 3, maar 5 vergunningen resteren, dan verwerven deze deelnemers ieder één vergunning en wordt tussen hen geloot voor de vierde en vijfde vergunning. Iedere deelnemer krijgt bij deze loting maximaal één vergunning.
Onderdeel b ziet op de situatie dat er minder vergunningen resteren dan het aantal deelnemers waarvan het bedrag per vergunning exact gelijk is aan elkaar. In dit geval wordt tussen deze deelnemers geloot, maar verkrijgen zij ieder ten hoogste één vergunning. Stel dat er 3 deelnemers zijn met hetzelfde hoogste bedrag per vergunning, maar er slechts 2 vergunningen resteren, dan verwerven twee deelnemers na loting ieder 1 vergunning.
Vijfde lid
In het vijfde lid is bepaald dat lotingen als bedoeld in het vierde lid geschieden met gebruikmaking van het elektronisch veilingsysteem.
Artikel 7.1 strekt tot wijziging van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep. Met het eerste lid van artikel 7.1 wordt artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking opnieuw vastgesteld en, materieel, aangevuld met een norm voor het maximaal demografisch bereik van allotments waarin één rechtspersoon vergunningen verwerft of gebruikt. Deze allotments mogen tezamen niet meer dan 50 procent demografisch bereik hebben. Hierbij wordt benadrukt dat het gaat om een optelsom van het demografisch bereik van de allotments en niet van de DAB-vergunningen. Met andere woorden: van een vergunninghouder die in twee allotments vergunningen gebruikt of heeft verworven wordt het demografisch bereik van deze twee allotments bij elkaar opgeteld. Als een vergunninghouder twee DAB-vergunningen verwerft of gebruikt in hetzelfde allotment, telt éénmaal het demografisch bereik van het allotment en niet de optelsom van het demografisch bereik van de twee vergunningen.
Artikel 7.2 regelt de intrekking van enkele ministeriële regelingen die na deze verdeling overbodig zijn geworden.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Het bedrag invullen overeenkomstig de formule: € 20.000,– x het aantal pakketten waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één pakket de bankgarantie € 20.000,– betreft en als de aanvraag op twee pakketten betrekking heeft de bankgarantie € 40.000,– betreft, enzovoorts.
In geval de bankgarantie niet is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, dient de originele schriftelijke bankgarantie per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging te worden ingediend op de wijze bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, en onderdeel b.
het bedrag invullen overeenkomstig de formule: € 10.000,– x het aantal DAB-only-vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één DAB-only-vergunning de bankgarantie € 10.000,– betreft en als de aanvraag op twee DAB-only-vergunningen betrekking heeft de bankgarantie € 20.000,–– betreft, enzovoorts.
In geval de bankgarantie niet is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, dient de originele schriftelijke bankgarantie per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging te worden ingediend op de wijze bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, en onderdeel b.
Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 augustus 2021 nr. DGBI/, 212 14 231 inzake de verlengbaarheid van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroepen in de FM-band, inzake de verlengbaarheid van de vergunning voor commerciële radio-omroep in de AM-band en inzake de verlengbaarheid van niet-gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 4 (2021) (Stcrt. 2021, 38956).
Rb. Rotterdam 20 juli 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:5958 en CBb 20 december 2022, ECLI:NL:CBB:2022:821.
Maasland, E., 2023, Veilingadvies uitgifte niet-landelijke commerciële radio-omroepvergunningen, december 2023.
Janssen, M.C.W., Maasland, E., 2016, Veiling van vergunningen voor commerciële radio-omroep, Auctiometrix, Rotterdam, januari 2016.
Dit houdt in dat een vergunning in het ene allotment voor een partij net zowel waarde heeft als een vergunning in een ander (eventueel aangrenzend) allotment. Afhankelijk van het prijsverloop laat variant C toe dat een partij gedurende de veiling, waarin alle beschikbare vergunningen in de 7 allotments gelijktijdig geveild worden, mag switchen tussen de vergunningen in de 7 allotments.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 en artikel 27, vijfde van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS verordening).
Voor het vaststellen van het demografisch bereik van FM- vergunningen die deel uit maken van de pakketten, wordt uitgegaan van het demografisch bereik zoals dat geldt op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit door de minister in de Staatscourant.
Voor het vaststellen van het demografisch bereik van de DAB-vergunningen wordt uitgegaan van het demografisch bereik zoals dat geldt op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit door de minister in de Staatscourant.
NB! De gebruiksbeperking van 50% demografisch bereiken is ook hier van toepassing. Hierbij wordt rekening gehouden met de reeds verworven DAB-vergunningen uit de pakketten in de eerste veiling.
NB! De gebruiksbeperking van 50% demografisch bereik is ook hier van toepassing. Hierbij wordt rekening gehouden met de reeds verworven DAB-vergunningen uit de pakketten in de eerste veiling.
Deze voorbeelden en de in deze voorbeelden genoemde bedragen zijn volledig fictief en op geen enkele manier bedoeld enige richting te geven over het verloop van de veiling.
Het demografisch bereik is – kort gezegd – het aantal inwoners van Nederland binnen het dekkingsgebied dat de uitzendingen kan ontvangen.
Zie over de scheiding bijvoorbeeld Handelingen II 1999/00, nr. 31, p. 2361–2366, Kamerstukken II, 1997/98, 24 095, nr. 18, p. 2–4, Kamerstukken II 1999/00, 24 095, nr. 43, p. 20, 22 en 24, Kamerstukken II 1999/00, 24 095, nr. 53, p. 1, 6, 8 en 9, Kamerstukken II 1999/00, 24 095, nr. 61, p. 1–2.
Artikel 82e gaf de Minister van OCW de mogelijkheid om een beperkt deel van de beschikbare frequentieruimte te reserveren voor zenders die zich specialiseren in bepaalde programmacategorieën (Kamerstukken II 1995/96, 24 808, nr. 3, p. 17, en Kamerstukken II, 1996/97, 24 808, nr. 43.
Zie (de artikelsgewijze toelichting bij) artikel 9 van de Regeling aanvraag verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep 2016 (niet-landelijk en middengolf)).
Advies ‘inzake voorgenomen veiling van frequenties niet-landelijke analoge en digitale commerciële radiovergunningen’, ACM/23/183652.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://www.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-36942.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.