Hernieuwde vaststelling aanwijzingsbesluit Arkemheen

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

Gelet op artikelen 2.44, eerste lid en 16.25a, tweede lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

Artikel 1

Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juli 2009, nr. PDN 2009-056, houdende de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Arkemheen en het Natura 2000-gebied Arkemheen (Stcrt. 2009, 13516), wordt opnieuw vastgesteld zoals weergegeven in de bijlage “Aanwijzingsbesluit Arkemheen” bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De Minister voor Natuur en Stikstof

Namens deze

w.g. de directeur Natuur drs. G. van Hooijdonk

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 19 april 2024

Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister voor Natuur en Stikstof, t.a.v. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, t.a.v. de afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE, Zwolle.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  • a)

    de naam en het adres van de indiener;

  • b)

    de dagtekening;

  • c)

    een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  • d)

    de gronden van bezwaar.

Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).

Bijlage bij artikel 1

Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen

Artikel 1 Aanwijzing Arkemheen - Vogelrichtlijngebied

  • 1.

    Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) van 24 maart 2000 (N/2000/297; Stcrt. 2000, nr. 65) wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied Arkemheen.

  • 2.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 79/409/EEG:

    A037

    Kleine zwaan

    A050

    Smient

Artikel 2 Aanwijzing Natura 2000-gebied Arkemheen

  • 1.

    Deze aanwijzing gaat vergezeld van een nota van toelichting met bijlagen die integraal deel uitmaakt van deze aanwijzing.

  • 2.

    De in artikel 1 genoemde speciale beschermingszone vormt het Natura 2000-gebied Arkemheen.

Artikel 3 Exclaveringsformule

  • 1.

    Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in paragraaf 3.3 van de nota van toelichting wordt afgeweken.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:

    • a.

      bebouwing: één of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

    • b.

      bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond is verbonden of direct of indirect steun vindt in of op de grond;

    • c.

      gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

    • d.

      erven: onmiddellijk aan een woning of ander gebouw gelegen, daarbij behorende en daarmee in gebruik zijnde terreinen;

    • e.

      tuinen: in de onmiddellijke nabijheid van een woning of ander gebouw gelegen intensief onderhouden terreinen, beplant met siergewassen en gazons, of in gebruik als moestuin, die zich duidelijk onderscheiden van de omgeving en veelal, omheind zijn door middel van een afrastering, schutting, muur of haag of geheel of gedeeltelijk zijn omgeven door een sloot;

    • f.

      verhardingen: kunstmatige verhardingen zoals verharde wegen, pleinen, parkeervoorzieningen, erfverhardingen en steenglooiingen met inbegrip van in wegen liggende bruggen en duikers en de tot wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

    • g.

      hoofdspoorweg: op grond van artikel 2 van de spoorwegwet als hoofdspoorweg aangewezen spoorweg. Voor de begrenzing langs hoofdspoorwegen geldt artikel 3.5 van het omgevingsbesluit (beperkingengebied hoofdspoorweginfrastructuur).

Artikel 4 Instandhoudingsdoelstellingen Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

De instandhoudingsdoelstellingen voor niet-broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.3 van de nota van toelichting.

Bijlage Nota van toelichting

1. INLEIDING

Het gebied Arkemheen is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Deze speciale beschermingszone vormt Natura 2000-gebied Arkemheen. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting wordt de aanwijzing op grond van de Vogelrichtlijn kort toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een vernieuwde gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.

In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van (vogel)soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.

In hoofdstuk 5 worden de algemene doelstellingen geformuleerd en worden de instandhoudingsdoelstellingen genoemd in artikel 4, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de betreffende instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” of “verbetering” gebruikt. Voor soorten is het leefgebied bepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van omvang leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van kwaliteit van leefgebied.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd. Anders dan de andere bijlagen bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit. Bijlage B omvat de nadere onderbouwing van de instandhoudingsdoelstellingen.

2. AANWIJZING VOGELRICHTLIJN

Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Arkemheen als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 (N/2000/297) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL9802062. Het bestaande Vogelrichtlijnbesluit N/2000/297 is door middel van dit besluit gewijzigd.

Uit het Vogelrichtlijnbesluit overgenomen tekstdelen zijn in paragraaf 3.2 van deze nota van toelichting cursief gezet1.

Naast mogelijke grenswijzigingen kan er ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.

Dit Vogelrichtlijngebied wordt nu voortaan aangeduid als Natura 2000-gebied Arkemheen (landelijk gebiedsnummer 56).

Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 4) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument2 (2006). Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en van de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen en de interpretatie van habitattypen en beschrijvingen van (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)3.

Het Natura 2000-gebied Arkemheen ligt in de provincie Gelderland en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Nijkerk en Putten.

3. GEBIEDSBESCHRIJVING EN BEGRENZING

3.1 Gebiedsbeschrijving

Het gebied Arkemheen bestaat uit twee laaggelegen, zeer open polders met een veenweidekarakter langs de Randmeren, de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. Van oorsprong is het gebied een delta: laaglandbeken van de Veluwe en de Gelderse Vallei mondden hier uit in de voormalige Zuiderzee. De laaglandbeken en kreken zijn in het centrale deel van het gebied nog steeds herkenbaar als bochtige sloten.

Vanaf omstreeks 1250 ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken tot (slagenverkaveling). Aan de noordzijde van een ontgonnen stuk land werd telkens een dwarskade aangelegd, die bescherming moest bieden tegen het water van de Zuiderzee. Dit heeft een strak kavelpatroon opgeleverd dat nog steeds intact is. In de eeuwen die volgden op de ontginning klonk het land in. De boeren schakelden daarom noodgedwongen over van akkerbouw op veeteelt. Na de afsluiting van de Zuiderzee nam de brakke invloed af. Met de inpoldering van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland daalde de waterstand.

Tegenwoordig bestaan de polders uit, deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes. Het gebied is van nationaal belang voor weidevogels.

3.2 Landschappelijke context en kenmerken begrenzing

Arkemheen behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.

De grenzen van Vogelrichtlijngebieden worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten.

Arkemheen is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open vochtige graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoort. Het is het leefgebied van een soort van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1), en fungeert tevens als overwinteringsgebied en rustplaats. De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat in samenhang met Vogelrichtlijngebied Eemmeer en Vogelrichtlijngebied Wolderwijd en Nuldernauw voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan van bedoelde vogelsoort4.

3.3 Begrenzing en oppervlakte

De geometrische begrenzing van het Natura 2000-gebied Arkemheen is weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage. Op hoofdlijnen bestaat het Natura 2000-gebied uit de Putterpolder en een deel van de Nijkerkerpolder. Het aangewezen gebied wordt in het noorden globaal begrensd door het Nijkerkernauw en het Nuldernauw, in het zuiden door Rijksweg A28, Watergoorweg, Bremerse Weg, Bontepoort, Groene Wegje en Bunschoterweg en in het westen door de kade aan de oostzijde van de Laak. In het noordoosten grenst het aangewezen gebied aan Vogelrichtlijngebied Wolderwijd en Nuldernauw.

Het Natura 2000-gebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 1420 ha. Dit cijfer betreft de bruto-oppervlakte omdat bij de berekening geen rekening is gehouden met niet in de geometrische begrenzing, tekstueel uitgesloten delen (zie artikel 3 en paragraaf 3.4).

De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is op enkele technische punten verbeterd5:

  • Bestaande bebouwing (inclusief erven en tuinen; reeds tekstueel geëxclaveerd) waar geen Natura 2000-waarden voorkomen, is waar mogelijk op grond van kadastrale of topografische lijnen buiten de begrenzing gebracht. (º)

  • De begrenzing is waar mogelijk gelegd langs topografisch herkenbare lijnen, zoals wegen, wateren, perceelscheidingen en bosranden.

  • Overlap van 5 meter of minder met kadastrale percelen die grotendeels buiten het gebied zijn gelegen, is, gelet op de kadastrale inschrijving6, waar mogelijk beperkt. Dit betekent dat aldaar de kadastrale lijn is aangehouden. Deze werkwijze is alleen gevolgd op plekken waar geen Natura 2000-waarden aanwezig zijn. (º)

  • Bermen, parkeerplaatsen en op- en afritten van de rijksweg A28, die over een lengte van 5,6 km langs de zuidzijde van het gebied loopt, zijn buiten de begrenzing gebracht omdat de betreffende terreinen geen onderdeel uitmaken van het leefgebied van de (vogel)soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

3.4 Toelichting bij geometrische begrenzing en uitgesloten delen

De geometrische begrenzing van het Natura 2000-gebied is weergegeven in de bijlage. Voor zover van toepassing is daarbij onderscheid gemaakt tussen de begrenzingen van Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied. Daar waar de geometrische begrenzing en de nota van toelichting niet overeenstemmen, is de tekst in deze paragraaf doorslaggevend.

Voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden geldt de volgende algemene exclaveringsformule: Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in paragraaf 3.3 wordt afgeweken. Voor de gebruikte begrippen gelden de definities (voor zover van toepassing in het onderhavige gebied) zoals die omschreven zijn in artikel 3.

4. NATURA 2000-WAARDEN

4.1 Inleiding

In artikel 1 is een opsomming gegeven van de waarden waaraan het gebied zijn betekenis als Vogelrichtlijngebied ontleent. Paragraaf 4.2.2 vermeldt de vogelsoorten waarvoor het gebied onder de Vogelrichtlijn is aangewezen. Op alle vermeldde (vogel)soorten is een instandhoudingsdoelstelling van toepassing (zie artikel 4 en hoofdstuk 5).

4.2 Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen
4.2.1 Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II)

Deze paragraaf is vervallen.

4.2.2 Vogelrichtlijn: vogelsoorten (bijlage I en artikel 4.2)

Het gebied is aangewezen voor de volgende soort, opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:

A037

Kleine Zwaan (Cygnus columbianus)

Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogel waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):

A050

Smient (Anas penelope) (º)

Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007)7 zijn verklaard in bijlage B.2 van deze nota van toelichting.

5. INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN

5.1 Inleiding

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.

Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Tevens is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten.

Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.

Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen8 kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006). In bijlage B.3 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per (vogel)soort9.

5.2 Algemene doelen

Behoud en indien van toepassing herstel van:

  • 1.

    de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie;

  • 2.

    de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie, die zijn opgenomen in bijlage I of bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;

  • 3.

    de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, inclusief de samenhang van de structuur en functies van de habitattypen en van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;

  • 4.

    de op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

5.3 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

A037

Kleine zwaan

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 190 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen kleine zwanen zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort met name een functie als foerageergebied. Het Arkemheen levert als foerageergebied één van de grootste relatieve bijdragen binnen het Natura 2000-netwerk. De soort is een overwinteraar, arriveert in oktober en vertrekt in februari/maart. Kleine zwanen gebruiken de natte graslanden van Arkemheen en Putterpolder om te foerageren, en slapen en drinken in de nabijgelegen randmeren. In het begin van het seizoen wordt in deze meren nog op waterplanten gefoerageerd; naarmate deze voedselbron uitgeput raakt wordt overgeschakeld op het achterliggende grasland. De aantalsontwikkeling in Arkemheen wordt dus mede beïnvloed door ontwikkeling van de vegetatie in de randmeren.

A050

Smient

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 850 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen smienten zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort vooral een functie als foerageergebied. Deze vogels rusten en slapen met name op het aangrenzende Nuldernauw dat onderdeel is van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Behoud van de huidige situatie is voldoende gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding.

Bijlage A

afbeelding binnen de regeling

Bijlage B

Nadere onderbouwing van wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen en toewijzing van en wijzigingen in instandhoudingsdoelstellingen.

B.1 Wijzigingen in soorten ten opzichte van het ontwerpbesluit (paragraaf 4.2.1)
  • Het complementaire doel10 voor de habitatsoort grote modderkruiper zoals opgenomen in het ontwerpbesluit (2007) is vervallen, omdat de soort niet blijkt voor te komen binnen de begrenzing van het gebied. Bij een gerichte inventarisatie die recent is uitgevoerd, werd de soort niet aangetroffen. De veronderstelling dat de soort er zou voorkomen, is vermoedelijk gebaseerd op waarnemingen in de omgeving van het gebied.

B.2 Wijzigingen in vogelsoorten ten opzichte van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied en/of het ontwerpbesluit (paragraaf 4.2.2)

De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2000 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)11. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)12. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.

Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)13 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de vogellijst van dit gebied de volgende consequentie:

  • In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing tot Vogelrichtlijngebied (2000) en het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor één soort zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Vogelrichtlijnbesluit:

A050 ̶ Smient

Op basis van gemiddelde aantallen in de periode 1999-2003 voldoet het gebied aan het getalsmatige criterium voor opname van de smient. Het gebied heeft vooral een foerageerfunctie (de vogels slapen op het aangrenzende randmeer). Er verblijven ruim 2.600 vogels in het gebied (seizoensmaximum 1999/2000-2003/2004), waarmee ruimschoots wordt voldaan aan het getalsmatige criterium dat op deze soort van toepassing is (0,1% van de biogeografische populatie is 1.500 vogels).

B.3 Toewijzing instandhoudingsdoelstellingen (artikel 4 hoofdstuk 5)

De hier vermelde gebiedsdoelen en vermeldingen van de relatieve bijdrage van de Natura 2000-gebieden die buiten dit aanwijzingsbesluit vallen en waarvan de definitieve besluiten op het moment van vaststelling van het onderhavige besluit nog niet zijn vastgesteld, moeten worden beschouwd als “indicatieve” opgaven en kunnen nog aan verandering onderhevig zijn.

In dit onderdeel wordt voor iedere Natura 2000-waarde waarvoor het onderhavige gebied is aangewezen, inzichtelijk gemaakt hoe de landelijke doelstelling is uitgewerkt in de Natura 2000-gebieden. Onder iedere tabel wordt de landelijke staat van instandhouding van betreffende (vogel)soort vermeld. Indien de landelijke doelstelling van de betreffende waarde afwijkt van wat kan worden verwacht uit de landelijke staat van instandhouding, is dit hier gemotiveerd. Gebiedsdoelstellingen die afwijken van de landelijke doelstelling worden ook zoveel mogelijk gemotiveerd. In gevallen waarin motivering ontbreekt, is aanpassing nog in overweging (met name naar aanleiding van zienswijzen) in het kader van het besluit voor het betreffende gebied. Doelstellingen die volgens de tabellen zijn aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit (zie kolom “Besluit”) staan eveneens onder de betreffende tabellen gemotiveerd. De instandhoudingsdoelstellingen van (vogel)soorten die zijn toegevoegd naar aanleiding van zienswijzen, zijn in principe op behoud gesteld, omdat de landelijke doelstelling al haalbaar werd geacht zonder deze toevoegingen.

De niet-broedvogelsoorten waarvoor zowel landelijk als in alle gebieden een behoudsopgave is gesteld zijn samengevat in één tabel. In een aparte kolom is van elk gebied de relatieve bijdrage vermeld. Dit is de bijdrage van het gebied aan de landelijke instandhoudingsdoelstelling voor de soort. Het betreft het aandeel van de landelijke populatie dat (geregeld) in het gebied aanwezig is. Afhankelijk van de soort wordt dit afgemeten aan getelde aantallen (vogels, grote zoogdieren, sommige planten) of aantal bezette plekken of kilometerhokken.

Er is gebruik gemaakt van de volgende klasse-indeling:

A1 = 15-30%, A2 = 30-50%, A3 = 50-75% en A4 = > 75%

B1 = 2-6% en B2 = 6-15%

C = < 2%

B.3.1 Habitatrichtlijn: soorten

Deze paragraaf is vervallen.

B.3.2 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels



Niet-broedvogelsoorten

Landelijke doelstelling: behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied

Vogelsoort

Aantal gebieden

Landelijke doelstelling populatie

Populatie Arkemheen

Relatieve bijdrage*

Besluit

A037 Kleine zwaan a

29

4.820

190

f, B1

conform ontwerp

A050 Smient b;c

45

258.200

850

f, C

doel toegevoegd

* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf).

  • (a)

    Ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling voor de kleine zwaan geformuleerd. De recente afname is verbonden aan een afname op internationaal niveau en mogelijk aan enkele andere slecht stuurbare factoren (Natura 2000 doelendocument, 2006).

  • (b)

    De staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.

  • (c)

    Enige afname veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.

Appendix

Toelichting op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Arkemheen gebruikt zijn.

Onderstaande paragrafen zijn opgenomen in de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

3. Gebiedsbeschrijving, aanduiding leefgebied en begrenzing
3.2 Aanduiding leefgebied

Arkemheen is aangewezen als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn vanwege de aanwezigheid van open vochtige graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoort. Het is een leefgebied van een soort van Bijlage I (art. 4.1) dat fungeert als overwinteringsgebied en rustplaats. De begrenzing van de Beschermingszone is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat in samenhang met sbz Eemmeer en sbz Wolderwijd en Nuldernauw voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan van bedoelde vogelsoort.

4. Vogelkundige waarden
4.1 Kwalificerende vogelsoorten

Arkemheen kwalificeert als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van de Kleine zwaan14.

Soort van Bijlage I waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet

Soort

Art. 4

Brv a

Biogeogr. populatie b

1% Bio.pop. c

% in sbz d

Telperiode

Kleine zwaan Cygnus columbianus

1

nee

W-Siberië/NW-Europa

170

7,5%

1993-97

  • (a)

    De kwalificatie betreft niet-broedende vogels (indien ingevuld met "nee")

  • (b)

    Biogeografische populatie waartoe de in Nederland pleisterende exemplaren van deze soort worden gerekend

  • (c)

    Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biografische populatie (biografische populatie en drempelwaarde ontleend aan Rose & Scott 1997, Waterfowl Population Estimates – 2nd edition. Wetlands International, Wageningen)

  • (d)

    Aantal in het onderhavige gebied uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie

4.2 Plaatselijke omstandigheden

De Kleine zwaan gebruikt de graslanden van sbz Arkemheen hoofdzakelijk als voedselgebied. De vogels overnachten op de nabijgelegen sbz Eemmeer en sbz Wolderwijd en Nuldernauw. De biotopen van deze vogels hebben mede de begrenzing van dit gebied bepaald.

Bijlage Gebiedsbegrenzingen

LEGENDA:

Artikel

Noemer

Indicatief/exact

GIO-id15

1, eerste lid

Arkemheen - Vogelrichtlijngebied

Exact

/join/id/regdata/mnre1153/2023/N2000_Arkemheen_VR/nld@2023‑10‑01

2, tweede lid

Natura 2000-gebied Arkemheen

Exact

/join/id/regdata/mnre1153/2023/N2000_Arkemheen_N2000/nld@2023‑10‑01

Toelichting bij hernieuwde vaststelling aanwijzingsbesluit Arkemheen

1. Ongewijzigde vaststelling

Dit besluit is een nieuwe, inhoudelijk ongewijzigde vaststelling van dit aanwijzingsbesluit voor het Vogelrichtlijngebied Arkemheen en het Natura 2000-gebied Arkemheen, maar nu gepubliceerd met behulp van de nieuwe digitale standaard voor officiële publicaties: de Standaard Officiële Publicaties (STOP). Het besluit wordt inhoudelijk ongewijzigd vastgesteld. Dit aanwijzingsbesluit is de bijlage bij dit besluit. De consolidatie is enkel een redactionele aanpassing, en brengt geen wijziging met enig rechtsgevolg met zich ten opzichte van het oorspronkelijke besluit. De reden voor de vaststelling van deze consolidatie als het geldende aanwijzingsbesluit is, dat in het kader van de Omgevingswet wordt overgegaan op nieuwe digitale standaarden voor de vormgeving van besluiten en consolidaties.

2. Procedure

Op de voorbereiding van dit besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op grond van artikel 16.25a van de Omgevingswet niet van toepassing, omdat de wijzigingen van ondergeschikte aard zijn. Het betreft geen wijzigingen die leiden tot een andere inhoudelijke reikwijdte dan het geldende aanwijzingsbesluit voor dit gebied: er is geen sprake van wijzigingen van de geldende begrenzing of van instandhoudingsdoelstellingen. De tekst betreft enkel een redactionele aanpassing. In zoverre is dus ook geen sprake van zelfstandige rechtsgevolgen ten opzichte van het geldende besluit. Belanghebbenden die menen dat er wel sprake is van relevante wijzigingen en nieuwe rechtsgevolgen, kunnen evenwel met een bezwaarschrift eventuele bedenkingen tegen het besluit naar voren te brengen en de beslissing op het bezwaarschrift in een beroepsprocedure door de bestuursrechter laten toetsen.

3. Inwerkingtreding

Omdat dit besluit inhoudelijk ongewijzigd wordt vastgesteld, kan het meteen de dag na publicatie inwerking treden.

De Minister voor Natuur en Stikstof

Namens deze

w.g. de directeur Natuur drs. G. van Hooijdonk

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 19 april 2024

  • 1

    De afkorting sbz (“speciale beschermingszone”) en de aanduiding “beschermingszone” zijn hierin vervangen door de term “Vogelrichtlijngebied”. Terug naar link van noot.

  • 2

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 3

    Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 4

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 5

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 6

    Conform artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Stb. 2004, 31) zal dit besluit voor wat betreft de kadastrale percelen die geheel of gedeeltelijk binnen het aangewezen gebied zijn gelegen, in de kadastrale registratie als beperking worden ingeschreven. Terug naar link van noot.

  • 7

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 8

    Het Natura 2000-landschap van het gebied waarop dit besluit betrekking heeft staat vermeld in paragraaf 3.2 van deze Nota van toelichting. Terug naar link van noot.

  • 9

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 10

    Zie ook Natura 2000 doelendocument (2006), pagina 35-36. Terug naar link van noot.

  • 11

    SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 12

    Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 13

    SOVON & CBS (2005). Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 14

    Onderstreepte soort is opgenomen in Bijlage I van de Richtlijn (artikel 4.1). Terug naar link van noot.

  • 15

    Het GML-bestand voor de werkingsgebieden is via Internet raadpleegbaar door de URL https://identifier.officielebekendmakingen.nl voor /join/.. te zetten (bijvoorbeeld https://identifier.officielebekendmakingen.nl/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterkwaliteit/nld@2019‑11‑01). Terug naar link van noot.

Naar boven