Advies Raad van State inzake het voorstel van wet, houdende houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport (Wet op de Nederlandse Sportraad)

Nader Rapport

29 november 2021

3272862-1010835-WJZ

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport (Wet op de Nederlandse Sportraad)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 8 juli 2021, no.2021001362, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan de Minister voor Medische Zorg te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 september 2021, no.W13.21.0186/III, bied ik U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierbij aan.

De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport (Wet op de Nederlandse Sportraad), met memorie van toelichting.

Met het wetsvoorstel wordt de Nederlandse Sportraad (hierna: Sportraad) ingesteld als een permanent adviescollege op het terrein van beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de motivering van het voorstel. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Inleiding

In 2016 is de Nederlandse Sportraad ingesteld als tijdelijke adviescollege1 en in 2020 is de instelling met twee jaar verlengd.2 De oorspronkelijke taak van de Sportraad bij oprichting was te adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen. Het voorstel behelst een omzetting van de Sportraad naar een permanent adviescollege met een wettelijke adviestaak. Het wetsvoorstel formuleert de taak van de nieuwe Sportraad als volgt: ‘adviseren over beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport’.3

Het algemeen wettelijk kader waarbinnen de voorgestelde instelling van de Sportraad plaatsvindt en waarbinnen de Sportraad zijn taak kan uitoefenen, wordt gevormd door de Kaderwet adviescolleges. Begin jaren negentig van de vorige eeuw is besloten tot een herziening van het adviesstelsel, vanwege de grote aantallen adviesraden.4 Eén van de doelstellingen van de Kaderwet adviescolleges is versobering van het adviesstelsel.5 Sinds de herziening van het adviesstelsel is het streven van de regering om terughoudend te zijn met het instellen van nieuwe afzonderlijke adviescolleges.6 Uit artikel 1 van de Kaderwet adviescolleges blijkt dat de reikwijdte van die wet is beperkt tot externe adviescolleges en hun advisering aan regering en Staten-Generaal over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk. De Kaderwet adviescolleges is niet van toepassing op de interne (ambtelijke) adviescolleges van de regering. Colleges die voor meer dan de helft bestaan uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in dat college zitting hebben vallen niet onder deze wet.7

2. Motivering van het voorstel

Volgens de toelichting is de kennis en expertise vanuit sport en bewegen gewenst en van daaruit een bredere blik op het sportbeleid in samenhang met maatschappelijke vraagstukken. Uit de evaluatie van de Sportraad volgt dat de Sportraad meerwaarde heeft als een adviescollege dat onafhankelijk en objectief adviseert, aldus de toelichting. Voorts stelt de toelichting dat de nieuwe Sportraad een functie zal innemen voor de regering, het parlement en de maatschappij als geheel. Deze functie kan volgens de regering niet worden gevonden in andere adviescolleges, in het bijzonder de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de Gezondheidsraad (GR), en legitimeert daarmee de instelling van een apart adviescollege.

De Afdeling merkt het volgende op:

a. Evaluatie

Het evaluatierapport concludeert dat de Sportraad zich in korte tijd een positie heeft weten te verwerven in het sportbestel en dat de meerwaarde op dit moment vooral is gelegen in de rol van bruggenbouwer en verbinder.8 De Afdeling constateert evenwel dat met het voorstel wordt gekozen voor een koers waarbij de Sportraad wordt gepositioneerd als adviesraad. Een gevolg daarvan kan zijn dat daarmee juist de rol als bruggenbouwer en verbinder op de achtergrond raakt.

b. Positionering

De toelichting vermeldt dat het om verschillende redenen niet mogelijk is gebleken om de taak van de Sportraad onder te brengen bij de GR of de RVS. Daarbij benadrukt de toelichting vooral de eigenheid van sport en de expertise van de leden van de Sportraad op dit specifieke terrein.

Gezien het uitgangspunt van de grote terughoudendheid om nieuwe adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges in te stellen, is de noodzaak tot instelling van de Sportraad als permanent adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges met deze argumenten echter nog niet gegeven. Dat sport een bijzonder terrein is en de leden van de Sportraad deskundig zijn maakt niet dat voorbij kan worden gegaan aan het hiervoor genoemde uitgangspunt van terughoudendheid.

Daar komt bij dat – ook al is sport een aparte tak van sport – de adviestaak van de Sportraad voor een deel overlapt met de adviesterreinen van beide colleges. Immers, sport kan potentieel ingezet worden ter ondersteuning van doelen als gezondheid, welzijn, onderwijs en leefbaarheid.9 De vraag is hoe in dat geval de samenwerking en de coördinatie met zowel de GR en RVS als met medeoverheden en andere ministeries dan VWS zal plaatsvinden. Uit de toelichting blijkt bovendien niet dat deze adviescolleges zijn geconsulteerd en of dit ter sprake is gekomen.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op vorenstaande aspecten in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.

Naar aanleiding van bovenvermeld advies is de memorie van toelichting op onderhavig wetsvoorstel aangevuld. Zie hiervoor paragraaf 2. Wat betreft de rol van de Sportraad is onder het kopje Meerwaarde opgemerkt dat de onafhankelijke positie als adviescollege juist bijdraagt aan het leggen van verbindingen tussen de diverse veldpartijen. De rol van bruggenbouwer en verbinder zal derhalve niet op de achtergrond geraken. Voorts is in deze paragraaf (op pagina 2) nader ingegaan op de consultatie met de Gezondheidsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over de verhouding met de Sportraad, het eventueel onderbrengen van de Sportraad bij één van deze adviescolleges en de wijze van samenwerking tussen adviescolleges onderling.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Th. C. de Graaf

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport H.M. de Jong.

Advies Raad van State

No. W13.21.0186/III

’s-Gravenhage, 15 september 2021

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2021, no.2021001362, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende instelling van een vast college van advies op het terrein van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport (Wet op de Nederlandse Sportraad), met memorie van toelichting.

Met het wetsvoorstel wordt de Nederlandse Sportraad (hierna: Sportraad) ingesteld als een permanent adviescollege op het terrein van beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de motivering van het voorstel. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Inleiding

In 2016 is de Nederlandse Sportraad ingesteld als tijdelijke adviescollege1 en in 2020 is de instelling met twee jaar verlengd.2 De oorspronkelijke taak van de Sportraad bij oprichting was te adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen. Het voorstel behelst een omzetting van de Sportraad naar een permanent adviescollege met een wettelijke adviestaak. Het wetsvoorstel formuleert de taak van de nieuwe Sportraad als volgt: ‘adviseren over beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport’.3

Het algemeen wettelijk kader waarbinnen de voorgestelde instelling van de Sportraad plaatsvindt en waarbinnen de Sportraad zijn taak kan uitoefenen, wordt gevormd door de Kaderwet adviescolleges. Begin jaren negentig van de vorige eeuw is besloten tot een herziening van het adviesstelsel, vanwege de grote aantallen adviesraden.4 Eén van de doelstellingen van de Kaderwet adviescolleges is versobering van het adviesstelsel.5 Sinds de herziening van het adviesstelsel is het streven van de regering om terughoudend te zijn met het instellen van nieuwe afzonderlijke adviescolleges.6 Uit artikel 1 van de Kaderwet adviescolleges blijkt dat de reikwijdte van die wet is beperkt tot externe adviescolleges en hun advisering aan regering en Staten-Generaal over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk. De Kaderwet adviescolleges is niet van toepassing op de interne (ambtelijke) adviescolleges van de regering. Colleges die voor meer dan de helft bestaan uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in dat college zitting hebben vallen niet onder deze wet.7

2. Motivering van het voorstel

Volgens de toelichting is de kennis en expertise vanuit sport en bewegen gewenst en van daaruit een bredere blik op het sportbeleid in samenhang met maatschappelijke vraagstukken. Uit de evaluatie van de Sportraad volgt dat de Sportraad meerwaarde heeft als een adviescollege dat onafhankelijk en objectief adviseert, aldus de toelichting. Voorts stelt de toelichting dat de nieuwe Sportraad een functie zal innemen voor de regering, het parlement en de maatschappij als geheel. Deze functie kan volgens de regering niet worden gevonden in andere adviescolleges, in het bijzonder de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de Gezondheidsraad (GR), en legitimeert daarmee de instelling van een apart adviescollege.

De Afdeling merkt het volgende op:

a. Evaluatie

Het evaluatierapport concludeert dat de Sportraad zich in korte tijd een positie heeft weten te verwerven in het sportbestel en dat de meerwaarde op dit moment vooral is gelegen in de rol van bruggenbouwer en verbinder.8 De Afdeling constateert evenwel dat met het voorstel wordt gekozen voor een koers waarbij de Sportraad wordt gepositioneerd als adviesraad. Een gevolg daarvan kan zijn dat daarmee juist de rol als bruggenbouwer en verbinder op de achtergrond raakt.

b. Positionering

De toelichting vermeldt dat het om verschillende redenen niet mogelijk is gebleken om de taak van de Sportraad onder te brengen bij de GR of de RVS. Daarbij benadrukt de toelichting vooral de eigenheid van sport en de expertise van de leden van de Sportraad op dit specifieke terrein.

Gezien het uitgangspunt van de grote terughoudendheid om nieuwe adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges in te stellen, is de noodzaak tot instelling van de Sportraad als permanent adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges met deze argumenten echter nog niet gegeven. Dat sport een bijzonder terrein is en de leden van de Sportraad deskundig zijn maakt niet dat voorbij kan worden gegaan aan het hiervoor genoemde uitgangspunt van terughoudendheid.

Daar komt bij dat – ook al is sport een aparte tak van sport – de adviestaak van de Sportraad voor een deel overlapt met de adviesterreinen van beide colleges. Immers, sport kan potentieel ingezet worden ter ondersteuning van doelen als gezondheid, welzijn, onderwijs en leefbaarheid.9 De vraag is hoe in dat geval de samenwerking en de coördinatie met zowel de GR en RVS als met medeoverheden en andere ministeries dan VWS zal plaatsvinden. Uit de toelichting blijkt bovendien niet dat deze adviescolleges zijn geconsulteerd en of dit ter sprake is gekomen.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op vorenstaande aspecten in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Regels omtrent de instelling van de Nederlandse Sportraad

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college van advies van het Rijk in te stellen die adviseert over beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet en in samenhang met de Kaderwet adviescolleges noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1. Er is een Nederlandse Sportraad.

  • 2. De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden.

Artikel 2

De Raad heeft tot taak de regering en beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 4

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Nederlandse Sportraad.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister voor Medische Zorg,

MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel beoogt de instelling van de Nederlandse Sportraad (hierna: NLsportraad) als een permanent adviescollege op het terrein van beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport.

Het algemeen wettelijk kader waarbinnen de voorgestelde instelling van het nieuwe adviescollege plaatsvindt en waarbinnen het adviescollege zijn taak kan uitoefenen, wordt gevormd door de Grondwet, de Kaderwet adviescolleges en de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. In de Kaderwet adviescolleges zijn de algemene regels vastgelegd over de benoeming en het ontslag van de leden, de onafhankelijkheid, de eisen die aan leden van een adviescollege worden gesteld, het secretariaat, de mogelijkheid om uit eigen beweging, op verzoek van de Minister of op verzoek van een van beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren, de mogelijkheid om commissies in te stellen, de werkwijze, de begroting en het werkprogramma. Aangezien de beoogde raad een adviescollege is in de zin van de Kaderwet adviescolleges en tot enige taak heeft om de regering en het parlement te adviseren over te voeren beleid van het Rijk (op het in artikel 2 van het wetsvoorstel omschreven terrein) zijn de in de Kaderwet adviescollege opgenomen bepalingen onverkort van toepassing op de beoogde raad. De Wet vergoedingen adviescolleges en commissies biedt het kader voor het toekennen van vergoedingen aan de leden van adviescolleges. Dit wetsvoorstel blijft daarom beperkt tot:

  • 1. de instelling van het adviescollege;

  • 2. de naam van dit adviescollege;

  • 3. de taakomschrijving van het college;

  • 4. het maximum aantal leden van dit college.

2. Aanleiding

Het is nu bijna vijf jaar geleden dat de NLsportraad is ingesteld, oorspronkelijk als tijdelijke adviesraad. In die periode heeft de NLsportraad diverse adviezen afgegeven over sportevenementen, bewegen op en rond de school en over de organisatie en financiering van de sport. In overeenstemming met de kabinetsreactie op de vierde evaluatie van de Kaderwet adviescolleges (brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 januari 2016 Kamerstukken II 2015/16, 28 101, nr. 15, p. 4) is de NLsportraad drie jaar na het instellen ervan geëvalueerd. Deze evaluatie (brief van de Minister voor Medische Zorg van 25 november 2019 Kamerstukken II 2019/20, 30 234, nr. 240, p. 13) is gebruikt voor de beoordeling van het voortzetten van de adviestaak van de raad (brief van de Minister voor Medische Zorg van 13 maart 2020 Kamerstukken II 2019/20, 30 234, nr. 242)

Meerwaarde

Uit de evaluatie blijkt dat de opvatting dat de NLsportraad meerwaarde heeft, breed wordt gedeeld. Veel geïnterviewden geven aan dat een eigen adviesraad de sportsector volwassen maakt. De NLsportraad legitimeert sport als een volwaardig beleidsterrein en creëert meerwaarde door vanuit een onafhankelijke rol als verbinder te acteren tussen verschillende ministeries en sectoren. Doordat juist kennis en expertise vanuit sport en bewegen is gewenst en van daaruit een bredere blik op het sportbeleid in samenhang met maatschappelijke vraagstukken, vraagt dit om een expertise die niet wordt gevonden in andere adviescolleges en legitimeert dit een apart adviescollege. Sport is van onschatbare waarde voor de samenleving en dus is een adviescollege dat daarover adviseert aan politiek en maatschappij van waarde.

Daarbij heeft de NLsportraad verschillende impactvolle adviezen gegeven die een bijdrage hebben geleverd aan het Nederlandse sportbeleid. Zo hebben de adviezen over het beleid ten aanzien van sportevenementen hun weg gevonden in de herijking van het (strategische) evenementenbeleid in het kader van de uitwerking van het Nationale Sportakkoord. Ook heeft de raad haar meerwaarde getoond met adviezen over thema’s met sport en bewegen als verbindende factor. Deze adviezen zijn vernieuwend, onderbouwd door onderzoek en op transparante wijze ontwikkeld met de betrokkenen uit het veld. Hiermee hebben zij nieuwe inzichten verschaft en het maatschappelijk debat gestimuleerd.

Zo draagt de NLsportraad bij aan het versterken van de maatschappelijke betekenis die aan sport wordt gegeven: door te agenderen en te signaleren en op basis van eigen expertise te adviseren. Als een adviescollege dat als objectieve partij in de sportsector impactvolle adviezen geeft, waarbij het zwaartepunt te allen tijde bij de sport ligt. Adviezen die van grote waarde zijn voor het sportbeleid, en voor alle beleidsterreinen die daarmee verband houden. Gezien de meerwaarde van de NLsportraad voor de sport en het Nederlands sportbeleid is het van wezenlijk belang dat de NLsportraad haar adviezen kan blijven geven.

Een alternatieve mogelijkheid om de adviestaak in stand te houden is om deze onder te brengen bij bestaande adviescolleges binnen het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Momenteel zijn er twee andere adviescolleges, te weten de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de Gezondheidsraad (GR). De GR geeft adviezen over het hele spectrum van de volksgezondheid: van gezondheidszorg, preventie en voeding tot leefomgeving, arbeidsomstandigheden en innovatie en kennisinfrastructuur. Alle raadsleden van de GR zijn wetenschappers die op basis van de stand van de wetenschap adviseren over bovengenoemde thema’s. De NLsportraad concentreert zich primair op sport en sportgerelateerde vraagstukken, waarmee over wezenlijk andere onderwerpen wordt geadviseerd dan de GR. Daarnaast zijn de aard en werkwijze van de beide raden (te) verschillend: de NLsportraad bestaat uit deskundigen die over veel maatschappelijke kennis en ervaring beschikken, vooral op het gebied van sport. De adviezen die zij geven zijn strategisch en operationeel van aard. Het meer technisch-specialistische en wetenschappelijke karakter van de GR maakt dat samenvoegen onwenselijk is.

Onderbrengen bij de RVS is evenmin een wenselijke optie. In de laatste evaluatie van de RVS uit 2019 door de Commissie Van der Schoot is geconstateerd dat de wettelijke taak van de RVS – door de samenvoeging van twee eerdere adviesraden op het terrein van zorg en samenleving – erg breed is en dat meer inhoudelijke focus wenselijk is. De RVS heeft deze aanbeveling opgevolgd. Om die reden is het ondoenlijk en onlogisch om een breed en substantieel adviesterrein als de sport aan de scope toe te voegen. Buiten dat geeft de NLsportraad zowel strategische als operationele adviezen, waar de adviezen van de RVS louter strategisch van aard zijn. Met de praktisch toepasbare, operationele adviezen onderscheidt de NLsportraad zich van de andere adviescolleges binnen het adviesterrein van het ministerie van VWS. Ook geeft de RVS strategische adviezen over onderwerpen op het snijvlak tussen volksgezondheid, zorg en samenleving. De adviesterreinen van de RVS en de NLsportraad verschillen hierbij aanzienlijk van elkaar.

Kortom, om verschillende redenen is een samengaan van de NLsportraad met de GR of de RVS niet mogelijk. Om de meerwaarde van de NLsportraad te blijven benutten dient er derhalve een permanente raad ingesteld te worden. Deze wet voorziet in de continuering van de NLsportraad door een permanent adviescollege in te stellen (artikel 4 van de Kaderwet adviescolleges). Met het toevoegen van de NLsportraad aan het adviesstelsel ontstaat binnen VWS een gedifferentieerd en complementair adviesstelsel.

3. Reikwijdte adviestaak

De oorspronkelijke taak van de NLsportraad bij oprichting was te adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen. Dit advies werd gedaan binnen de bredere context van het Nederlandse sportbeleid, zoals is uiteengezet in de brief van 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 30 234, nr. 142). Deze taakomschrijving heeft een zestal adviezen opgeleverd over het beleid ten aanzien van sportevenementen. Hieraan heeft geen aparte adviesaanvraag ten grondslag gelegen, maar er is wel nauw contact geweest tussen VWS en de NLsportraad over de scope van de betreffende adviezen. Zoals gezegd hebben deze adviezen mede aan de basis gestaan van de herijking van het (strategische) evenementenbeleid in het kader van de uitwerking van het Nationale Sportakkoord.

Uit de evaluatie van het functioneren van de NLsportraad is gebleken dat de NLsportraad meerwaarde heeft als een adviescollege dat onafhankelijk en objectief adviseert over thema’s met sport en bewegen als verbindende factor. Dat is een bredere taakopvatting dan alleen adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen, die evenwel aansluit bij de verbreding van het werkterrein van de NLsportraad die in de afgelopen periode in onderling overleg heeft plaatsgevonden. Dit is ook terug te zien in de bredere adviezen zoals ‘Plezier in bewegen’ en het advies over de organisatie en financiering van de sport ‘De opstelling op het speelveld’.

De formele scope van de NLsportraad beperkt zich daarmee niet langer tot louter advisering over het beleidsterrein van sportevenementen, maar strekt zich uit tot waar de sport de potentie heeft een bijdrage te leveren aan maatschappelijke vraagstukken. Tot het adviesdomein van de NLsportraad behoort hiermee sport in de breedste zin van het woord: advisering over niet alleen sportevenementen, maar sport in brede zin, en niet alleen over sportspecifieke onderwerpen zoals breedtesport, topsport en een goede sportinfrastructuur, maar ook over sport in relatie tot maatschappelijke thema’s. Het staat de NLsportraad vrij, afhankelijk van het onderwerp en de inzichten daarin, concreet toepasbare, operationele adviezen met impact op de korte termijn te geven, dan wel adviezen te geven met een meer strategisch lange-termijn-karakter. Van belang voor alle adviezen is dat ze goed zijn onderbouwd, waar nodig en mogelijk evidence based.

De NLsportraad is hiermee een onafhankelijke adviesraad die op verschillende manieren het regeringsbeleid ten aanzien van sport ondersteunt dan wel uitdaagt en daarbij bovenal het maatschappelijke debat voedt, met een mix van operationele en strategische adviezen. Deze raad zal op basis van de stand van de wetenschap en de aanwezige kennis en expertise omtrent sport en maatschappelijke vraagstukken een informatiefunctie en een agenderende functie innemen voor de regering, het parlement en de maatschappij als geheel. Het streven hierbij is dat dit op de korte en de lange termijn leidt tot beter sportbeleid en een complementaire samenstelling van adviesraden binnen VWS.

4. Samenstelling van de NLsportraad

De NLsportraad heeft in korte tijd een positie verworven als speler op het snijvlak van sportbeleid en de sportsector. De raadsleden beschikken over kennis en expertise die de basis vormen waarop zij vanuit verschillende perspectieven kunnen adviseren over de tendensen in de sportsector en daarbij ook tegen de stroom of gangbare opinies ingaan. Dit laatste is van groot belang en kenmerkt de meerwaarde van de NLsportraad aangezien zij vanuit een onafhankelijke positie eraan kan bijdragen dat sport in Nederland inspireert en floreert.

De NLsportraad bestaat uit een voorzitter en 9 raadsleden. Om goede en impactvolle adviezen te kunnen geven over thema’s die het gehele adviesdomein beslaan, is het van belang dat er bij de raadsleden naast kennis over sport ook kennis over andere relevante domeinen aanwezig is zoals overheid, bestuur, financiën, wetenschap en samenleving. Bij adviezen worden via commissies of bijeenkomsten externe adviseurs ingeschakeld uit de wetenschap of de praktijk. De NLsportraad kan daarbij terugvallen op een vaste pool van adviseurs, maar kijkt waar nodig ook naar expertise en ervaring buiten deze pool.

De Kaderwet adviescolleges schrijft voor dat bij een nieuw, permanent adviescollege vacatures voor alle raadsleden worden opengesteld. Zittende raadsleden van de tijdelijke raad, die geldt tot 1 april 2022, die hun raadswerk willen continueren worden daarbij uitgenodigd om te reageren op deze vacature. Het ligt niet voor de hand om de raad geheel te vernieuwen, omdat er nadrukkelijk wordt voortgebouwd op een ontwikkeling die al in gang is gezet met de zittende raadsleden van de tijdelijke raad. Zo zijn recent nieuwe raadsleden voor de tijdelijke raad geworven met een profiel dat (ook) aansluit bij de geschetste bredere taakopvatting. Daarbij is ook rekening gehouden met de diversiteit van de raad. Deze aandacht zal voortduren. Bovendien is continuïteit in de NLsportraad wenselijk.

5. Financiën

Vanaf 2022 is momenteel jaarlijks € 1.195.000,– begroot. Deze uitgaven komen ten laste van de begroting van het Ministerie van VWS, zoals ook bij andere adviescolleges gebeurt. Met dit bedrag wordt zowel alle personele inzet (raadsleden, adviseurs en secretariaat), als alle materiele benodigdheden bekostigd. Het materieel budget is nodig om bijvoorbeeld ter voorbereiding van adviezen samenvattende analyses te laten maken (inventarisatie van de stand van de wetenschap), om gaande het proces de interactie te ondersteunen (organiseren van bijeenkomsten), om de publicatie en presentatie van adviezen mogelijk te maken en voor overige communicatie van de NLsportraad. Gemiddeld is per beleidsadvies een bedrag nodig van € 50.000. Bij vier beleidsadviezen per jaar en een jaarcongres komt het gewenste materieel budget uit op € 250.000. Er is geen budget voor de bedrijfsvoering; hiervoor wordt gebruik gemaakt van de faciliteiten van het Ministerie van VWS.

6. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

7. Internetconsultatie

Omdat onderhavig wetsvoorstel geen verandering brengt in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen, is ervan afgezien om het wetsvoorstel in internetconsultatie te brengen.

Ingevolge artikel 7 van de Kaderwet adviescolleges is het wetsvoorstel mede ondertekend door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat de Kaderwet adviescolleges onder diens verantwoordelijkheid valt.

De Minister voor Medische Zorg,


X Noot
1

Besluit van 20 mei 2016, Stb. 2016, 207.

X Noot
2

Besluit van 11 mei 2020, Stc. 2020, 30090.

X Noot
3

Zie het voorgestelde artikel 2 Wet op de Nederlandse Sportraad.

X Noot
4

Kamerstukken II 2001/02, 28 101, nr. 1.

X Noot
5

Kamerstukken II 1995/96, 24 503, nr. 3.

X Noot
6

Bijlage ‘Evaluatie Kaderwet Adviescolleges: Vierde staat van advies 2010 – 2015’ bij Kamerstukken II 2015/16, 28 101, nr.15.

X Noot
7

Kamerstukken II 1995/96, 24 503, nr. 3, Algemeen deel, paragraaf 3. De reikwijdte van het wetsvoorstel.

X Noot
8

Bijlage ‘Evaluatie Nederlandse Sportraad’ bij Kamerstukken II 2019/20, 30 234, nr. 240, paragraaf 5.3. Overigens wordt in het rapport geconcludeerd dat er verschillende beelden leven over de opdracht, doelstelling en visie van de Sportraad.

X Noot
9

Zie in dit kader de bijlage ‘Sport en bewegen voor maatschappelijke impact – een inventarisatie’ bij Kamerstukken II 2016/17, 30 234, nr. 150, p. 2.

X Noot
1

Besluit van 20 mei 2016, Stb. 2016, 207.

X Noot
2

Besluit van 11 mei 2020, Stc. 2020, 30090.

X Noot
3

Zie het voorgestelde artikel 2 Wet op de Nederlandse Sportraad.

X Noot
4

Kamerstukken II 2001/02, 28 101, nr. 1.

X Noot
5

Kamerstukken II 1995/96, 24 503, nr. 3.

X Noot
6

Bijlage ‘Evaluatie Kaderwet Adviescolleges: Vierde staat van advies 2010 – 2015’ bij Kamerstukken II 2015/16, 28 101, nr.15.

X Noot
7

Kamerstukken II 1995/96, 24 503, nr. 3, Algemeen deel, paragraaf 3. De reikwijdte van het wetsvoorstel.

X Noot
8

Bijlage ‘Evaluatie Nederlandse Sportraad’ bij Kamerstukken II 2019/20, 30 234, nr. 240, paragraaf 5.3. Overigens wordt in het rapport geconcludeerd dat er verschillende beelden leven over de opdracht, doelstelling en visie van de Sportraad.

X Noot
9

Zie in dit kader de bijlage ‘Sport en bewegen voor maatschappelijke impact – een inventarisatie’ bij Kamerstukken II 2016/17, 30 234, nr. 150, p. 2.

Naar boven