Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 april 2021, nr. 3274885, houdende verlenging van de geldigheidsduur van de toets geweldsbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden in verband met maatregelen rondom bestrijding van covid-19

De Minister van Justitie en Veiligheid

Gelet op artikel 2, zesde lid, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten;

BESLUIT;

Artikel 1

  • 1. Gedurende het jaar 2021 is de opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 1, onder a van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten, voor de duur van dat kalenderjaar geoefend in het gebruik van de in artikel 2, eerste lid, van die regeling bedoelde bevoegdheden dan wel van het in artikel 2, eerste lid, van die regeling bedoelde geweldsmiddel, indien hij de toets geweldsbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden in het jaar 2019 met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 2. Het vorige lid geldt niet indien de opsporingsambtenaar in het jaar 2020 de hiervoor bedoelde toets met onvoldoende resultaat heeft afgelegd.

Artikel 2

Het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 2 maart 2021, nr. 3219959 wordt ingetrokken.

Artikel 3

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 april 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

De covid-19-uitbraak heeft ertoe geleid dat in ieder geval buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in de domeinen I (Openbare ruimte), II (Milieu, welzijn en infrastructuur) en IV (Openbaar vervoer) in 2020 niet of slechts beperkt de toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden konden afleggen. Aannemelijk is dat zulks breder (o.a. buitengewoon opsporingsambtenaren in domein VI) en mogelijk ook voor ambtenaren in dienst van bijzondere opsporingsdiensten geldt. Hierdoor is het voorgekomen dat boa’s zich niet tijdig hebben kunnen certificeren voor het jaar 2021, terwijl ook in 2021 de inzet van boa’s bij de handhaving van de covid-19-maatregelen voorlopig onverminderd van groot belang blijft.

Op grond van artikel 2, zesde lid, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten kan de Minister van Justitie en Veiligheid, indien sprake is van buitengewone omstandigheden, de geldigheidsduur van de certificering voor geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden met een kalenderjaar verlengen.

Met het besluit van 2 maart 2021, nr. 3219959 is toepassing gegeven aan die mogelijkheid. De toelichting op dat besluit vermeldt: ‘De huidige maatregelen vanwege covid-19 zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden. Om die reden wordt, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021, de geldigheidsduur van de toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, die boa’s en opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten vóór 31 december 2020 gezien de covid-19 maatregelen niet hebben kunnen afleggen, eenmalig verlengd tot en met 31 december 2021.’ Uit deze toelichting kan worden afgeleid dat het besluit van 2 maart 2021 is bedoeld voor degenen die in 2020 geen toets hebben kunnen afleggen als gevolg van de covid-19-uitbraak. Met dat besluit is blijkens de toelichting niet beoogd de geldigheidsduur van de toetsen te verlengen voor de boa’s die in 2020 wel een toets hebben afgelegd, maar deze niet met voldoende resultaat hebben afgerond. Gebleken is echter dat uit de wijze waarop de bepaling is omschreven onbedoeld volgt dat ook de in de vorige zin bedoelde boa’s worden geacht geoefend te zijn. Om dit gebrek in het besluit van 2 maart te verhelpen wordt het besluit van 2 maart 2021 ingetrokken en een nieuw besluit genomen met een aangescherpt artikel 1. Een inhoudelijke wijziging wordt hiermee niet beoogd.

’s-Gravenhage, 12 april 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven