Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 3 maart 2021, nr. IENW/BSK-2021/59318, tot wijziging van de Regeling vierde tijdelijk verbod burgerluchtverkeer luchtruim Nederland en BES in verband met het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart en artikel 24 van de Luchtvaartwet BES;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vierde tijdelijk verbod burgerluchtverkeer luchtruim Nederland en BES in verband met het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het luchtverkeer afkomstig uit de volgende landen die een hoog-risico vormen bij de verspreiding van het virus dat COVID-19 veroorzaakt:

    • a. het Verenigd Koninkrijk;

    • b. Zuid-Afrika;

    • c. Dominicaanse Republiek;

    • d. Brazilië;

    • e. Argentinië;

    • f. Bolivia;

    • g. Chili;

    • h. Colombia;

    • i. Ecuador;

    • j. Frans-Guyana;

    • k. Guyana;

    • l. Panama;

    • m. Paraguay;

    • n. Peru;

    • o. Suriname;

    • p. Uruguay;

    • q. Venezuela.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘geldt tot 4 maart 2021, 00.01 uur plaatselijke tijd’ vervangen door ‘geldt tot 1 april 2021 00.01 uur plaatselijke tijd’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 4 maart op het tijdstip waarop daarvan mededeling wordt gedaan door de verlener van luchtverkeersdiensten door middel van luchtvaartpublicaties zijnde Notice to Airmen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling vierde tijdelijk verbod burgerluchtverkeer luchtruim Nederland en BES in verband met het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt (hierna: de regeling). De regeling is vastgesteld om de instroom in Europees Nederland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba van mensen die mogelijk het virus bij zich dragen dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt zoveel mogelijk te beperken.

Het OMT is gevraagd een advies uit te brengen over epidemiologische noodzaak voor eventuele verlenging van vliegverboden. Op basis van dit advies en de besluitvorming in de MCC heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht de vliegverboden grotendeels te verlengen.

Het OMT heeft aangegeven dat zolang de naleving van het quarantainebeleid in Nederland onvoldoende is, het belangrijk is om reizigersstromen, vooral uit landen waar de verschillende zorgelijke varianten (VOC’s) circuleren, tot een minimum te beperken. Naast het ontraden van niet-essentiële reizen kunnen de vliegverboden hieraan bijdragen en dienen deze te worden gehandhaafd. Gezien de nog beperkte aanwezigheid van de P.1.-variant uit Brazilië in Nederland is continuering van het verbod voor de landen in Zuid-Amerika en Midden-Amerika adequaat. Gezien de beperkte, maar toenemende verspreiding van de Zuid-Afrikaanse variant in Nederland is uitbreiding van het vliegverbod naar een groter deel van Afrika niet nodig. Door de uitgebreide verspreiding van de VK-variant is een uitbreiding van vliegverboden gericht op beperking van import van deze variant ook niet aangewezen. Verder heeft het OMT aangegeven dat het vliegverbod voor Kaapverdië opgeheven kan worden omdat er geen tekenen van verspreiding van VOC’s zijn in dat land.

Gelet op het voorgaande is in artikel 2, tweede lid, Kaapverdië verwijderd van de lijst met landen waarvoor het vliegverbod geldt. De regeling is verlengd tot 1 april 2021, tenzij voor dat tijdstip tot verlenging of intrekking van deze regeling is besloten.

Onderhavige regeling is op grond van artikel 5.10, vierde lid, Wet luchtvaart via een Notice to Airmen (NOTAM) bekendgemaakt en wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven