Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 3 juni 2020 houdende regels voor de geweldsregistratie (Besluit geweldsregistratie)

De Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 17, derde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren;

Besluit:

Artikel 1

In de registratie, bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren worden ten minste de in de bijlage bij dit besluit bedoelde gegevens vastgelegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit geweldsregistratie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN BESLUIT GEWELDSREGISTRATIE

1. Melding en registratie

  • 1.1 De datum en het tijdstip van de geweldsmelding aan de hulpofficier van justitie.

  • 1.2 De datum en het tijdstip van de geweldsregistratie door de hulpofficier van justitie.

2. Tijdstip en locatie

  • 2.1 De datum en het tijdstip van de geweldsaanwending.

  • 2.2 De locatie van de geweldsaanwending.

  • 2.3 Een beknopte omschrijving van de locatie van de geweldsaanwending.

3. De hulpofficier van justitie

  • 3.1 De naam van de hulpofficier van justitie.

  • 3.2 De rang of functie van de hulpofficier van justitie.

  • 3.3 De eenheid of het dienstonderdeel van de hulpofficier van justitie.

4. De ambtenaar die geweld heeft aangewend

  • 4.1 De naam of het nummer van de ambtenaar die geweld heeft aangewend.

  • 4.2 De rang of functie van de ambtenaar die geweld heeft aangewend.

  • 4.3 De eenheid of het dienstonderdeel van de ambtenaar die geweld heeft aangewend.

5. Indien geweld is aangewend onder leiding van een ter plaatste aanwezige meerdere na diens uitdrukkelijke last

  • 5.1 De naam of het nummer van die meerdere.

  • 5.2 De rang of functie van die meerdere.

  • 5.3 De eenheid of het dienstonderdeel van die meerdere.

6. Geoefendheid van de ambtenaar

  • 6.1 Het gegeven of de ambtenaar de voor hem van toepassing zijnde toetsen als bedoeld in:

    • a. artikel 1, onder d, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, dan wel artikel 1, onder e, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten, in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

    • b. artikel 1, onder e, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, dan wel artikel 1, onder f, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten, in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

    • c. artikel 1, onder f, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, dan wel artikel 1, onder g, van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 6.2 Het gegeven of de ambtenaar als geleider surveillancehond of geleider AOT-hond de keuring, bedoeld in artikel 13 van de Regeling politiehonden, met goed gevolg heeft afgelegd en een op de dag van de geweldsaanwending geldig certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de hond is verstrekt.

  • 6.3 Indien het geweld is aangewend door een militair van de Koninklijke marechaussee of van een ander onderdeel van de krijgsmacht, het gegeven of die militair overeenkomstig de door of namens de Minister van Defensie voorgeschreven regels in het gebruik van het geweldmiddel is geoefend.

7. Legitimeren

  • 7.1 Het gegeven of de ambtenaar optrad in uniform of in burgerkleding.

  • 7.2 Indien de ambtenaar optrad in burgerkleding het gegeven of de ambtenaar zich legitimeerde.

  • 7.3 Indien de ambtenaar optrad in burgerkleding en zich niet legitimeerde of optrad in uniform en zich op verzoek niet legitimeerde, een beschrijving van de redenen daartoe.

8. Optreden onder een ter plaatse aanwezige meerdere

  • 8.1 Het gegeven of de ambtenaar, al dan niet in gesloten verband, optrad onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere.

  • 8.2 Indien de ambtenaar optrad onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere, het gegeven of de ambtenaar het geweld aanwendde op uitdrukkelijk last van die meerdere en een beschrijving van die last.

  • 8.3 Indien de ambtenaar optrad onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere, het gegeven of die meerdere vooraf bepaalde dat diens uitdrukkelijke last niet was vereist voorafgaand aan het aanwenden van geweld.

9. Geweldsaanwending

  • 9.1 Een beschrijving van de situatie waarin de geweldsaanwending plaatshad.

  • 9.2 Een beschrijving van de persoon of personen of de zaak of zaken waartegen de geweldsaanwending plaatshad.

  • 9.3 Een beschrijving van het doel van de geweldsaanwending, waaronder de redenen die tot de geweldsaanwending hebben geleid.

  • 9.4 Een beschrijving van de wijze waarop voorafgaand aan de geweldsaanwending is gewaarschuwd of bij het ontbreken daarvan een beschrijving van de redenen van het achterwege laten.

  • 9.5 Een beschrijving van de aard van de geweldsaanwending, waaronder indien van toepassing het daarbij gebruikte geweldmiddel en de wijze van het gebruik daarvan.

  • 9.6 Een beschrijving van de gevolgen van de geweldsaanwending.

10. Persoonlijke ervaring van de ambtenaar

  • 10.1 Een beschrijving van de persoonlijke ervaring van de ambtenaar bij de geweldsaanwending.

  • 10.2 Indien de ambtenaar die geweld heeft aangewend, onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere heeft opgetreden en geweld heeft aangewend na diens uitdrukkelijke last, een beschrijving van de persoonlijke ervaring van die meerdere bij de geweldsaanwending.

TOELICHTING

Artikel 17, derde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna Ambtsinstructie) bepaalt dat de hulpofficier van justitie waarbij de ambtenaar of diens meerdere een geweldsaanwending meldt, die geweldsmelding registreert op een door de Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde wijze indien:

  • het aanwenden van geweld de dood dan wel lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis heeft veroorzaakt;

  • gebruik is gemaakt van een vuurwapen, of

  • het aanwenden van geweld naar het oordeel van de hulpofficier van justitie daartoe aanleiding geeft.

Dit besluit bepaalt de wijze waarop de hulpofficier van justitie de geweldsmelding registreert.

Dit besluit schrijft voor welke gegevens bij een geweldsregistratie ten minste worden vastgelegd. Het gaat om diverse gegevens die van belang kunnen zijn voor een zo volledig mogelijk beeld van de feiten en omstandigheden die tot de geweldsaanwending hebben geleid. Dit besluit op zichzelf zegt nadrukkelijk niets over de beoordeling van de rechtmatigheid van het aangewende geweld als zodanig. Dit besluit schrijft geen model geweldsregistratieformulier voor waarbij de redactie en vormgeving van het formulier wordt vastgelegd. De hulpofficier van justitie waarbij de ambtenaar of diens meerdere een geweldsaanwending meldt, is werkzaam bij de politie, de Koninklijke marechaussee, de rijksrecherche of een bijzondere opsporingsdienst. Dit besluit geeft zodoende aan die organisaties de ruimte om de geweldsmelding te registreren in een eigen geautomatiseerd systeem.

De geweldsregistratie geeft de nodige informatie om te beoordelen of de ambtenaar – en indien van toepassing de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven – heeft gehandeld in overeenstemming met de geweldsinstructie. Onder de geweldsinstructie wordt verstaan de bij of krachtens de Politiewet 2012 en de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten gegeven algemeen verbindende voorschriften die tot de ambtenaar gerichte instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld.

In de gevallen waar geweld is aangewend onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere – en na diens uitdrukkelijke last – geschiedt de melding door de meerdere. In die gevallen worden de gegevens van de meerdere – naast de gegevens van de ambtenaar – overeenkomstig het bepaalde onder 5 geregistreerd. In andere gevallen meldt de ambtenaar het aangewende geweld en is het bepaalde onder 5 niet van toepassing. Onder ambtenaar wordt in dit besluit mede verstaan een ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst en een buitengewoon opsporingsambtenaar.

Omdat uit de geweldsregistratie altijd moet blijken of is opgetreden onder een ter plaatse aanwezige meerdere is het bepaalde onder 8.1 opgenomen. Dit gegeven moet zowel bij een melding door de ambtenaar als bij een melding door de meerdere worden geregistreerd. Indien geweld is aangewend onder leiding van een ter plaatste aanwezige meerdere dient daarnaast het bepaalde onder 8.2 en 8.3 te worden geregistreerd. De gegevens, waarvan dit besluit bepaalt dat de geweldsregistratie die ten minste bevat, zijn ontleend aan de geweldsinstructie.

Dit besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop het Besluit van 11 mei, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en het Besluit politiegegevens in verband met de herziening van de geweldsmelding in werking treedt (Stb. 2020, 144).

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven