Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 10 oktober 2018, nr. IENW/BSK-2018/214523, tot wijziging van de samenstelling van het tuchtcollege voor de scheepvaart

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op 55b, eerste en zesde lid, van de Wet zeevarenden;

BESLUIT:

Artikel 1

A.N. van Zelm van Eldik, oud-vicepresident in de rechtbank Rotterdam, wonende te Rotterdam, wordt eervol ontslagen als voorzitter van het tuchtcollege voor de scheepvaart.

Artikel 2

P.J. Lensen, hoofdwerktuigkundige, wonende te Grootebroek, wordt eervol ontslagen als lid van het tuchtcollege voor de scheepvaart.

Artikel 3

P.C. Santema, vicepresident/senior rechter A in de rechtbank Rotterdam, wonende te Vlaardingen, wordt eervol ontslagen als plaatsvervangend voorzitter van het tuchtcollege voor de scheepvaart.

Artikel 4

In het tuchtcollege voor de scheepvaart wordt voor de periode tot en met 31 oktober 2022 tot voorzitter benoemd: P.C. Santema, vicepresident/senior rechter A in de rechtbank Rotterdam, wonende te Vlaardingen.

Artikel 5

In het tuchtcollege voor de scheepvaart wordt voor de periode tot en met 31 oktober 2022 tot plaatsvervangend voorzitter benoemd: W. van der Velde, lector maritime law aan de NHL Hogeschool, wonende te IJlst.

Artikel 6

In het tuchtcollege voor de scheepvaart wordt voor de periode tot en met 31 oktober 2022 tot lid benoemd: C. Kuiken, chief officer bij Maersk Line, wonende te Eindhoven.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 55b, zesde lid, van de Wet zeevarenden, dat bepaalt dat aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van het tuchtcollege voor de scheepvaart ontslag wordt verleend met ingang van de maand, volgende op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.

Voorts wordt één van de twee plaatsvervangende voorzitters ontslagen als plaatsvervangend voorzitter en benoemd als voorzitter.

Vanwege het in artikel 55b, eerste lid, vastgestelde aantal (plaatsvervangende) voorzitters en (plaatsvervangende) leden betekent dit ook dat er een nieuwe plaatsvervangende voorzitter en een nieuw lid moeten worden benoemd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven