Eerste wijziging Gedragscode integriteit commissaris van de koning en gedeputeerden Provincie Limburg 2021

Provinciale Staten van Limburg maken ter voldoening aan het bepaalde in de 40c, tweede lid en 68, tweede lid van de Provinciewet en gezien het advies van de Commissie ESA bekend dat zij in hun vergadering van 2 februari 2024 het volgende besluit hebben genomen:

 

Provinciale Staten van Limburg,

 

BESLUITEN

 

Vast te stellen het volgende besluit:

 

De eerste wijziging van de Gedragscode integriteit commissaris van de koning en gedeputeerden Provincie Limburg 2021

Artikel 1  

 

De Gedragscode integriteit commissaris van de koning en gedeputeerden Provincie Limburg 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Onder “Inleiding” wordt ”Integriteit is niet alleen een kwestie van regels (…), dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.” vervangen door “Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang, met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke en bestuurlijke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.”

 

B

In artikel 2.1.1, tweede lid, wordt “ gaande het lidmaatschap” vervangen door “gedurende de ambtsperiode”.

 

C

Na artikel 2.1.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.1.3

  • 1.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerden doen bij de provinciesecretaris opgave van hun belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de Provincie Limburg betrekkingen onderhoudt.

  • 2.

    Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde belangen worden beheersafspraken gemaakt, die worden gemeld aan Provinciale Staten.

D

Na artikel 2.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.5

  • 1.

    Een lid van het college van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning heeft binnen twee jaar na diens aftreden geen zakelijk contact met medewerkers die werkzaam zijn voor of namens de Provincie Limburg.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet indien een functie wordt vervuld binnen de publieke en semi-publieke sector.

  • 3.

    Het college van Gedeputeerde Staten kan in zeer uitzonderlijke gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Het college van Gedeputeerde Staten maakt binnen twee weken na verlening de ontheffing openbaar.

E

Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

  • 3. Omgangsvormen

     

    Artikel 3

    Van een politieke ambtsdrager wordt correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.

     

F

In artikel 4.1, vierde lid wordt “op grond van lid 4 van dit artikel” vervangen door “op grond van lid 3 van dit artikel”

 

G

 

In artikel 4.3, vierde lid wordt “bedoeld in artikel 5.3, tweede lid” vervangen door “bedoeld in artikel 6.3, tweede lid”

 

H

In artikel 5.4 wordt “toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan” vervangen door “toepassing van de artikelen 6.2 en 6.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan”

 

I

In artikel 3.3 vervalt “Het is niet toegestaan om ten behoeve van activiteiten contact te onderhouden met provinciale medewerkers, voor een periode van twee jaar.”

 

J

Onder Bijlage 2 –Artikelsgewijze toelichting wordt “artikel 2.1.1. en 2.1.2. Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt (...) De termijn van twee jaar is in lijn met de landelijke bepalingen ter zake het zogenaamde ‘lobbyverbod.’ vervangen door “Artikel 2.1.1 en 2.1.2

 

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt zijn er enkele verschillen in de wetgeving ten aanzien van de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen commissarissen van de Koning enerzijds en gedeputeerden anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk. De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan. Hoewel aan het ambt gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties.

 

Het is de commissaris van de Koning en de gedeputeerden niet toegestaan niet-ambtsgebonden dan wel persoonsgebonden nevenfuncties of nevenactiviteiten te aanvaarden bij organisaties die actief zijn binnen de provincie Limburg. Nevenfuncties of -activiteiten bij organisaties buiten de provinciegrenzen zijn aanvaardbaar voor zover deze organisaties in geen enkele relatie staan tot de provincie Limburg.

 

De definiëring van de term nevenfuncties en de nadere afspraken betreffende nevenfuncties bij de Provincie Limburg zijn opgenomen in bijlage 3, die onderdeel uitmaakt van deze gedragscode.

 

Artikel 2.1.3.

Het gaat hier om zakelijke belangen van een lid van GS of de CdK in ondernemingen en organisaties waarmee de Provincie Limburg zakelijke betrekkingen onderhoudt. Het betreft zakelijke belangen zowel in publiek- rechtelijke als privaatrechtelijke zin. Het kan daarbij gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen e.d. Een bestuurder is tevens verantwoordelijk voor het adequaat melden van wijzigingen in deze gegevens. De in het tweede lid gemaakte beheersafspraken worden gemaakt tussen de gedeputeerde en de Commissaris van de Koning. De Commissaris van de Koning maakt ten aanzien van mogelijke belangen beheersafspraken met de minister van BZK.

 

Artikelen 2.3, 2.4 en 2.5

Burgers en samenleving stellen niet alleen tijdens de uitoefening van het ambt maar ook na afloop hoge eisen aan de integriteit van bestuurders. De artikelen 2.3 tot en met 2.5 zien op het zorgvuldig scheiden van belangen na het aftreden als bestuurder, zodat er geen (schijn van) belangenverstrengeling ontstaat. Het uitgangspunt blijft dat de verantwoordelijkheid voor het scheiden van belangen ligt bij de voormalige bestuurder zelf. De genoemde artikelen hebben voor de betrokken partijen in dit verband een preventieve functie, activeren de bewustwording en bieden handelingsperspectief.

 

Draaideurverbod

In deze bepalingen 2.3 en 2.4 is het de zogenaamde draaideurverbod geregeld. Dit verbod draaideurconstructie geldt niet bij aanvaarding van het statenlidmaatschap.

 

In artikel 2.3 is de uitsluiting geregeld van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de provincie gedurende twee jaar na aftreden. Bij offerteverzoeken en opdrachtverleningen is extra alertheid in de procedure geboden wanneer blijkt dat ook oud-bestuurders van de Provincie Limburg of bevriende relaties zijn betrokken, mede om iedere schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan. In dat geval worden meerdere offertes aangevraagd en vergeleken, ook wanneer dit op grond van het vigerende inkoop- en aanbestedingenbeleid van de Provincie Limburg niet noodzakelijk zou zijn. ‘Oud-bestuurders’ is hierbij gedefinieerd als voormalige gedeputeerden of voormalige commissaris van de Koning.

 

Dit artikel beoogt te voorkomen dat de bestuurder kennis en contacten opgedaan uit hoofde van zijn functie als bestuurder van de provincie, na beëindiging van zijn betrekking bij de provincie gebruikt voor commerciële of persoonlijke doeleinden. De reikwijdte van dit artikel is niet beperkt tot de bestuurder die een eenmanszaak heeft of als zzp’er werkzaamheden voor de provincie verricht, maar strekt zich tevens uit tot die situaties waarin de voormalige bestuurder overheersende feitelijke zeggenschap heeft over de werkzaamheden die ten behoeve van de provincie worden verricht of daar anderszins overwegende invloed op kan uitoefenen. Daarbij is de juridische (rechts)vorm waarin die werkzaamheden worden verricht geen relevante maatstaf. Zo geldt dit artikel bijvoorbeeld ook voor de bestuurder die werkzaam is bij een vennootschap en de (overwegende) feitelijke zeggenschap heeft over de werkzaamheden ten behoeve van de provincie of daarbij anderszins een (persoonlijk of commercieel) belang heeft.

 

Wat betreft opdrachtverleningen is primair van belang dat individuele leden van Gedeputeerde Staten zich te allen tijde onthouden van het beïnvloeden van het resultaat van aanbestedingen in het geval sprake is van familie- of vriendschapsbanden met een van de aanbieders, en zich onthouden van de besluitvorming in deze gevallen. Dit zou de morele grenzen overschrijden.

 

Lid 4 veronderstelt niet dat de ambtelijke organisatie te allen tijde kan achterhalen of er sprake is van een oud-bestuurder of bevriende relatie bij aanbieders. Het gaat derhalve om een inspanningsverplichting.

 

Artikel 2.4 betreft de uitsluiting voor een periode van twee jaar na aftreden van benoeming als commissaris van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Op grond van de tweede regel van artikel 2.4 eerste lid, is deze uitsluitingstermijn eveneens van toepassing indien de voordracht vanuit een andere partij plaatsvindt, bijvoorbeeld tijdens een aandeelhoudersvergadering. De Provincie Limburg zal dan niet kunnen instemmen met een dergelijk voorstel tot benoeming en zal dit evenmin anderszins kunnen bekrachtigen of goedkeuren.

 

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

 

Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet die organisatie failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

 

Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

 

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige provincie is niet uitgesloten. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de provincie gaat solliciteren.

 

In de eerste twee jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-bestuurders van de Provincie Limburg niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen provincie te verrichten.

 

Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 20 december 2016 reeds een afwegingskader vastgesteld voor selectie en benoemingen van externen. Het betreft het beleidskader “Selectie en benoemingen door Gedeputeerde Staten”. Het doel van dit beleidskader is om transparantie, diversiteit en integriteit bij het selectie- en benoemingsproces te bevorderen. Op grond van het vigerend beleidskader rapporteren Gedeputeerde Staten jaarlijks aan Provinciale Staten over de benoemingen conform de vastgestelde werkwijze. Dit benoemingenkader wordt medio 2021 geactualiseerd.

 

Het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden), geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de voormalige provincie.

 

Met de artikelen 2.3 en 2.4 wordt tevens tegemoet gekomen aan een aantal aanbevelingen van de Zuidelijke Rekenkamer uit 2020 in het rapport naar aanleiding van de inzet van oud-politici in Limburg, voor wat betreft het verbeteren van de procesgang bij de inzet van oud-politici door Gedeputeerde Staten, het vergroten van de transparantie van de eerste stappen in de werving, het beperken van één-op-één gunnen en het (daarmee samenhangend) intensiveren van de zoektocht naar meerdere kandidaten.

 

Artikel 2.5

Een lobbyverbod beoogt te voorkomen dat een afgetreden bestuurder expertise, positie en netwerk uit de eerdere hoedanigheid als bestuurder op onwenselijke wijze benut voor het behartigen van de belangen van een organisatie waar hij na het aftreden in dienst is getreden. Bovendien kan er dan sprake zijn van oneerlijke concurrentie voor een dergelijke organisatie door een informatievoorsprong.

 

Het zakelijk contactverbod tussen oud-bestuurder en ambtenaar in artikel 2.5 geldt voor een periode van twee jaar. Deze periode is in lijn met de landelijke bepalingen hieromtrent. Het verbod is niet van toepassing indien het lid van GS of de commissaris van de Koning een functie vervult in de publieke sector of in de semi-publieke sector. Publieke functies zijn immers gericht op het algemeen belang. GS kunnen in uitzonderingsgevallen ontheffing verlenen van het lobbyverbod. Deze beslissing wordt openbaar gemaakt.

 

Het lobbyverbod wordt opgenomen vanwege de preventieve werking die dit verbod heeft. De provincie heeft immers geen zeggenschap over voormalige bestuurders. Desondanks is gekozen voor dit lobbyverbod om een signaal af te geven dat zakelijke contacten met provinciemedewerkers na beëindiging van een ambtsperiode niet wenselijk zijn. Als aanvulling hierop is in de Ambtelijke gedragscode een verbod opgenomen voor medewerkers om zakelijke contacten te onderhouden met de desbetreffende voormalige bestuurders.

 

Artikel 2.6 Omgangsvormen

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar gaat ook over onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met de bewoners en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke en bestuurlijke inhoud en stijl, is van groot belang. ‘Op de persoon spelen’, grof taalgebruik, pesten, (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en geweld zijn uitingen van ongewenste omgangsvormen en worden niet getolereerd. De uitingen kunnen zowel verbaal als non-verbaal zijn, mondeling of schriftelijk, of digitaal.

 

Politieke ambtsdragers vervullen een voorbeeldfunctie voor burgers en ambtenaren. De handel en wandel van politieke ambtsdragers heeft zijn weerslag op de hele organisatie, zowel in positieve als in negatieve zin. Politieke ambtsdragers zijn zelf verantwoordelijk voor de eigen integriteit en collectief voor de integriteit van hun organisatie. De politieke ambtsdrager heeft uiteraard net als iedere andere burger recht op een privéleven, maar hij leeft in een glazen huis. Daardoor kunnen privégedragingen ook onderwerp van (brede) publieke aandacht zijn. Daarom moet een politieke ambtsdrager 24 uur per dag alert zijn op handelingen of gedragingen die het aanzien en de integriteit van het politieke ambt kunnen schaden.

 

Respectvol, met behoud van eigen politieke stijl: een respectvolle omgang met inwoners en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke stijl, is van groot belang. Democratie bestaat bij de gratie van het meningsverschil. Het kan schuren op de inhoud. Het is daarbij niet wenselijk ‘op de persoon’ te spelen. Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Verwacht wordt dat je elkaar hierin steunt en zo nodig corrigeert.

 

Zorg met elkaar voor het besef dat ongewenst gedrag niet acceptabel is door zelf het goede voorbeeld te geven en elkaar aan te spreken op ongewenst gedrag. Politieke ambtsdragers hebben een belangrijke voorbeeldfunctie en dienen ongewenst gedrag te corrigeren. Iemand die het slachtoffer is van ongewenst gedrag, kan altijd contact opnemen met de commissaris van de Koning en/of met de provinciesecretaris. Voor een gesprek kan ook contact opgenomen worden met de externe adviseur integriteit.

 

Hoofdstuk 3 Informatie algemeen

Voor het omgaan met informatie gelden de volgende uitgangspunten:

  • Openheid en transparantie waar mogelijk is het vertrekpunt;

  • De vertrouwelijkheid van informatie dient te worden bewaakt;

  • Doel gebonden informatie mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor de informatie is verstrekt.

Uitgangspunt binnen het openbaar bestuur is dat bij de uitvoering van taken de openbaarheid volgt zoals die in de wet is vastgelegd. Informatie over bestuurlijke aangelegenheden is in principe openbaar. Uit eigen beweging behoort de Provincie deze informatie te delen. Burgers hebben dus recht op goede informatie over alles wat door of namens het Provinciebestuur wordt gedaan of besloten; ook om de bestuurlijke argumenten en afwegingen te kennen. Het handelen van de overheid heeft immers grote invloed op het leven van de burgers. De overheid is daarom verplicht om te zorgen dat de burger nauwkeurig en op tijd op de hoogte is.

 

Dat neemt niet weg, dat er ook informatie is over overheidshandelen met bijvoorbeeld een privacygevoelig of een vertrouwelijk karakter. Deze informatie mag niet bekend worden. Het openbaar maken zou in dat geval leiden tot het schenden van de rechten van de burgers of het onevenredig schenden van de belangen van burgers, bedrijven of het publieke belang.

 

Als er sprake is van het verlies of lekken van (vertrouwelijke) informatie, dan wendt een politieke ambtsdrager zich wenden tot de commissaris van de Koning of diens eerste plaatsvervanger als het de commissaris van de Koning zelf betreft.

 

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Artikel 3.2

Ondanks het wettelijke verbod op het schenden van de geheimhoudingsplicht beoogt dit artikel richting te geven bij onder meer het maken van integriteitsafwegingen bij het aanvaarden van een maatschappelijke functie na aftreden en de bewustwording van de negatieve maatschappelijke gevolgen van een eventuele informatievoorsprong te vergroten.“

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Eerste wijziging van de Gedragscode integriteit commissaris van de koning en gedeputeerden Provincie Limburg 2021

Maastricht, d.d. 5 april 2024

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

E.G.M. Roemer

secretaris,

D. Timmer

Naar boven