32 140 Herziening Belastingstelsel

Nr. 82 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 januari 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 november 2020 over de instelling Commissie Draagkracht (Kamerstuk 32 140, nr. 78).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 25 januari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Buisman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het instellingsbesluit van de Commissie Draagkracht. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen een opsomming van opdrachten en reflecties door de Commissie Draagkracht. Terecht dat de Commissie onder meer kijkt naar het bevorderen van arbeidsparticipatie (inclusief de verstorende belastingheffing wanneer men meer gaat werken). De leden merken wel op dat in de opdracht een afbakening mist. Kan het kabinet de onderzoeksopdracht zoals gegeven precies en uitputtend verwoorden? De Commissie heeft «in ieder geval» vier onderwerpen meegekregen om te behandelen. Waarom deze vier? Waarom heeft het kabinet het onderwerp niet afgebakend?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het vormen van de opdracht niet wordt uitgegaan van een specifieke definitie van «draagkracht», maar dat de Commissie de verschillende definities van «draagkracht» in beeld moet brengen in relatie tot belastingheffing. Waarom is voor deze vorm gekozen? Wie bepaalt wanneer daadwerkelijk de verschillende definities van «draagkracht» in beeld zijn gebracht? Hoe wordt voorkomen dat binnen de Commissie oneindigheid ontstaat over de gebruikte definitie(s), nu het kabinet de vrijheid tot het bepalen van welke definitie van draagkracht wordt meegenomen in het onderzoek bij de Commissieleden zelf legt? Had het kabinet niet beter het Centraal Planbureau (CPB) een definitie voor «draagkracht» kunnen laten meegeven aan de Commissie? Zo nee, waarom niet? Wat is volgens het kabinet de definitie van het begrip «draagkracht»?

Hoe moet het uiteindelijke onderzoeksrapport eruit komen te zien? Kan het kabinet toelichten wat precies «de verschillende doelstellingen van belastingbeleid» zijn? De leden spreken de verwachting uit dat de Commissie met concrete adviezen komt die bijdragen aan het beter aansluiten van de belastingheffing op draagkracht. De leden lezen dat de Commissie rekening moet houden met verschillende definities van «draagkracht», met verschillende doelstellingen van belastingbeleid en daarnaast geen afgebakende onderzoeksopdracht heeft; hoe vallen uit deze weinig concrete onderzoekelementen toch concrete adviezen te formuleren?

De opdracht, zoals verwoord in de kabinetsbrief, schetst een breed palet aan opdrachten, gerelateerd aan allerlei informatiebronnen. De leden van de VVD-fractie vragen of de Commissie in haar onderzoek ook kijkt naar belastingsystemen in andere landen. Zo nee, waarom niet? De leden verwijzen hierin naar het betalen van belasting als gemiddelde van het inkomen, de draagkracht van alle Nederlanders tezamen aan het inkomen van de Nederlandse staat. De leden vragen een reactie op het overzicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van een halve eeuw aan belastingontwikkelingen. Internationaal gezien draagt een Nederlander per verdiende euro een relatief hoog percentage af aan belastingen. Kan het kabinet, nu er op voorhand niet is gekozen de onderzoeksopdracht af te bakenen, de Commissie vragen in het onderzoek ook te kijken en rekening te houden met internationale trends van belastingbeleid en internationale ontwikkelingen in draagkracht? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet is gekomen tot de Commissieleden. Op basis waarvan is gekomen tot deze selectie? Wat zijn de expertises van de verschillende Commissieleden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het instellingsbesluit van de Commissie Draagkracht. Allereerst zijn zij verheugd dat de Commissie waar zij het kabinet om verzocht hebben al zo snel is opgericht en aan het einde van het eerste kwartaal van 2021 haar bevindingen zal rapporteren. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben naar de achtergrond van de Commissieleden gekeken en het valt hen op dat veel van de leden een economische achtergrond hebben. Kan het kabinet aangeven wat de overweging is geweest om voornamelijk economen plaats te laten hebben in de Commissie? Is draagkracht niet in beginsel een fiscaal en juridisch begrip? Is de Commissie wat dat betreft wel voldoende gebalanceerd om ook het fiscale en juridische perspectief te borgen?

De leden van de CDA-fractie willen ook expliciet benoemen dat zij graag zouden vernemen wat het relevante bestaansminimum is voor standaardhuishoudens en of zij daar bij de huidige institutionele setup aan toekomen. Alleen als dat bestaansminimum – bijvoorbeeld zoals het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) dat berekent – helder gedefinieerd is, dan kan er een inschatting gegeven worden van de draagkracht en de mogelijkheden om belasting te betalen (of de noodzaak toeslagen te ontvangen om het relevante minimum te bereiken).

Verder verwachten de leden van de CDA-fractie niet alleen een reflectie op de nevendoelen (verhogen arbeidsparticipatie), maar ook de nevenschade. Dan denken deze leden dus aan de gevolgen van prikkels wanneer mensen, buiten hun schuld, echt geen werk kunnen vinden. Zij merken op dat bijvoorbeeld de helft van de mensen met een Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering er niet in slaagt om ten minste 50% van de restverdiencapaciteit te benutten en daardoor terugvalt tot een zeer laag inkomen.

Tot slot: deze leden hopen dat de Commissie er ook in slaagt met praktische aanbevelingen te komen die ook tot een vereenvoudiging leiden en niet tot een nog ingewikkelder stelsel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog enkele vragen over de instelling van de Commissie Draagkracht.

Is de Commissie ook bereid om in te gaan op de vragen die zijn gesteld in het schriftelijk overleg over inkomensongelijkheid van 10 juni 2020 (Kamerstuk 32 140, nr. 72)? Bijvoorbeeld als het gaat over vermogenswinst en rentebetalingen die gevolgen hebben voor de draagkracht van mensen? Of de koerswinsten van aandelen die de draagkracht vergroten?

Gaat de Commissie ook kijken naar de totale lasten- en premiedruk in Nederland?1 Waaruit blijkt dat de laagste 10% welvaartsgroep 42,7% betaalt aan totale lasten en premiedruk terwijl de rijkste 10%-groep 48,1% aan totale lasten en premiedruk betaalt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van het kabinet een Commissie Draagkracht in te stellen en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen. Om te beginnen willen de leden vragen of het kabinet kan aangeven waarom gekozen is voor deze leden, per lid. Ook willen deze leden graag vernemen welke affiniteit of ervaring individuele Commissieleden hebben met het ontbreken van financiële draagkracht en de impact die dat heeft op een individu en zijn of haar kinderen en omgeving.

De leden van de SP-fractie lijkt het waardevol te onderzoeken hoe het beginsel van draagkracht kan worden verankerd in het belastingstelsel. De leden van de SP-fractie vinden het ook relevant om te bezien hoe de gezinssamenstelling van invloed kan zijn als het bestaande belastingstelsel als uitgangspunt wordt genomen. Deze leden merken wel op dat gezinssamenstelling zeker niet de enige factor is die van grote invloed is voor de financiële draagkracht en zij vragen hoe de Commissie talloze ándere criteria zal betrekken. Uitgaande van het huidige belastingstelsel stellen de leden van de SP-fractie voor om tevens de volgende factoren voor draagkracht mee te nemen in de analyse:

  • verschil tussen lage en middeninkomens enerzijds en hoge inkomens anderzijds en de fiscale behandeling van deze inkomens (toeslagen, aftrekposten, belastingkortingen);

  • verschil van de structurele fiscale bevoordeling van kopers ten opzichte van huurders en de gevolgen daarvan voor de draagkracht in kaart te brengen;

  • de gevolgen van de belastingvrijstelling op huurinkomsten van huisjesmelkers voor de draagkracht van huurders;

  • de ontwikkeling van de draagkracht van huurders in de afgelopen decennia in relatie tot overheidsbeleid;

  • de gevolgen voor de draagkracht van de uiterst gunstige behandeling van ondernemers ten opzichte van de gevolgen voor de draagkracht van de inkomstenbelasting voor werknemers;

  • de mate van economische zelfstandigheid van mensen met werk in relatie tot het (samengestelde) inkomen;

  • de gevolgen van flexibilisering van de arbeidsmarkt op de draagkracht van zowel alleenstaande als samenwonende mensen met kinderen;

  • de gevolgen van slechte draagkracht voor opgroeiende kinderen.

De leden van de SP-fractie horen graag hoe de Commissie met deze factoren zal omgaan of dat ze deze zal betrekken in de analyse en het onderzoek.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Instellingsbesluit Commissie Draagkracht. Zij zijn verheugd dat deze Commissie ingesteld is, die onderzoek gaat doen naar en een reflectie zal geven op het begrip draagkracht in het belastingstelsel. Deze leden hopen dat de bevindingen van deze Commissie zullen bijdragen aan een betere inbedding van het begrip draagkracht in het belastingstelsel en dat de conclusies van de Commissie bijdragen aan het ontwikkelen van concrete beleidsopties om de belastingheffing beter aan te laten sluiten bij de draagkracht van gezinnen. Tevens hopen en verwachten de genoemde leden dat de conclusies van de Commissie bijdragen aan het eerlijker en rechtvaardiger maken van de verhouding tussen eenverdieners- en tweeverdienersgezinnen aangaande de belastingheffing. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Commissie zal ingaan op de definities van het begrip draagkracht in relatie tot de belastingheffing, en hoe deze zich verhouden tot de verschillende doelstellingen van het belastingbeleid. Als voorbeeld van een doelstelling wordt het bevorderen van arbeidsparticipatie genoemd. Deelt het kabinet de mening dat het slechts één van de vele doelstellingen is? En dat bijvoorbeeld ook het bevorderen en mogelijk maken van het verlenen van mantelzorg doelstelling van het belastingbeleid is? Wordt ook deze doelstelling, naast vele andere, door de Commissie in het onderzoek betrokken?

De Commissie gaat bezien hoe (het verschil in) draagkracht tussen verschillende groepen in kaart gebracht kan worden, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Worden de uitkomsten daarvan ook direct door de Commissie toegepast? Met andere woorden: gaat de Commissie ook de draagkracht van verschillende groepen in kaart brengen (kwalitatief of kwantitatief) of gaat de Commissie enkel bezien hoe dat kan?

De leden van de SGP-fractie lezen dat ook het verzoek in de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk 35 570 IX, nr. 18) meegenomen is in het Instellingsbesluit. Deze leden vragen of de Commissie niet alleen kijkt met welke mate en wat voor soort kosten huishoudens met kinderen te maken krijgen ten opzichte van huishoudens zonder kinderen, maar ook hoe deze verschillen uitwerken op de draagkracht van deze groepen? Deelt het kabinet de mening dat dit een nuttig onderdeel is van de taakopdracht en zo nodig toegevoegd moet worden?

De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat er in de taakopdracht niet expliciet wordt ingegaan op het analyseren hoe belastingmaatregelen die in het verleden genomen zijn zich verhouden met de draagkracht van verschillende groepen. Deelt het kabinet de mening dat het nuttig is om lessen te trekken uit het verleden, met betrekking tot de vraag hoe (fiscale) maatregelen (niet per maatregel, maar op abstractieniveau) effect hebben gehad op de draagkracht en hoe deze maatregelen uit het verleden zich verhouden tot de draagkracht van verschillende groepen? En dat deze lessen nuttig kunnen zijn bij het vormgeven van toekomstige maatregelen? Is het kabinet bereid deze taak expliciet aan de taakopdracht toe te voegen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Commissie gevraagd is om ook de inbreng van de Kamer in het debat over het Belastingplan te betrekken bij de werkzaamheden. Kan het kabinet dit nader toelichten? Worden hierbij alle opmerkingen meegenomen die over de Commissie Draagkracht of over draagkracht in het algemeen gemaakt zijn meegenomen?

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst

De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 december 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn op 20 november 2020 toegezonden brief inzake Instelling en taakopdracht Commissie Draagkracht (Kamerstuk 32 140, nr. 78).

Ik wil de leden van de fracties dankzeggen voor hun vragen en opmerkingen. Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties. In algemene zin wil ik aangeven dat – omdat de commissie gevraagd is om in maart 2021 hun rapport op te leveren – de commissie snel aan de slag is gegaan met de taakopdracht en zich ook in een krappe tijdsplanning bevindt. Dit betekent ook dat de taakopdracht van de commissie vaststaat. Dat gezegd hebbende, sluit de taakopdracht en commissie voor een groot deel aan bij de aard van de vragen en heb ik er vertrouwen in dat er uiteindelijk een rapport komt te liggen dat aan de belangrijkste vragen tegemoetkomt. Hieronder ga ik in op de vragen die zijn voorgelegd. Bij de beantwoording daarvan volg ik zoveel mogelijk de volgorde van het verslag, behoudens waar de fracties eenzelfde vraag hebben gesteld.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet de onderzoeksopdracht zoals gegeven precies en uitputtend kan verwoorden, waarom de commissie juist deze vier onderwerpen heeft meegekregen en waarom het kabinet het onderwerp niet heeft afgebakend. De onderzoeksopdracht is om te reflecteren op de verschillende visies op het draagkrachtbeginsel, en daarbij de vier genoemde onderwerpen in ieder geval te behandelen. Dit betekent dat de commissie de definities en de verschillen in draagkracht tussen verschillende groepen in kaart zal brengen, beoordelen hoe dit aansluit bij het huidige belastingstelsel en de doelstellingen van belastingbeleid, en opties in kaart brengt om belastingheffing beter aan te laten sluiten bij draagkracht. Het in kaart brengen van definities en de verschillen zijn volgens het kabinet nodig om tot een goed inzicht in de draagkracht binnen het belastingstelsel te komen. De relatie met de andere doelstellingen om te laten zien welke keuzes er binnen het belastingbeleid gemaakt moeten worden. En tot slot de opties om te laten zien hoe er eventueel andere keuzes kunnen worden gemaakt. De reden dat de commissie de vrijheid heeft gekregen om naast deze onderwerpen ook andere onderwerpen te behandelen, is dat het niet altijd mogelijk is om vooraf precies te doorzien wat nodig is om een goede analyse van een bepaald onderwerp te geven. Het kabinet is wel van mening dat deze onderzoeksvragen voldoende afbakening bieden voor de commissie om aan de slag te gaan.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de commissie de vrijheid heeft om verschillende definities van draagkracht in kaart te brengen, of het kabinet het CPB niet beter een definitie had kunnen laten meegeven en wat volgens het kabinet de definitie van het begrip draagkracht is. Onderdeel van het analyseren van draagkracht is ook om te kijken hoe dit begrip het beste kan worden gedefinieerd. Het kabinet is het eens met de VVD-fractie dat een belangrijk deel van de kennis hiervoor bij het CPB ligt. Tegelijkertijd zit de benodigde kennis om dit goed uit te voeren ook bij instanties als het NIBUD, de Belastingdienst, wetenschap en de individuele ministeries. In de commissie zitten daarom afgevaardigden van al deze instanties incl. het CPB. Daarnaast is het binnen de korte tijdsperiode ook niet mogelijk om eerst een onderzoeksvraag bij het CPB uit te zetten alvorens de commissie met het eigen onderzoek aan de slag kan.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het uiteindelijke onderzoeksrapport eruit moet komen te zien, of het kabinet de doelstellingen van het belastingbeleid precies kan toelichten en hoe er uit de weinig concrete onderzoekelementen toch concrete adviezen kunnen worden geformuleerd. Uiteindelijk is het aan de commissie zelf hoe het uiteindelijke onderzoeksrapport eruit komt te zien en welke doelstellingen rondom belastingbeleid precies worden geïdentificeerd. De commissie is wel gevraagd om voort te bouwen op eerdere studies zoals Bouwstenen voor een beter belastingstelsel waar ook al een aantal concrete doelstellingen voor belastingbeleid is beschreven, zoals bijvoorbeeld het stimuleren van arbeidsparticipatie. Het is ook uiteindelijk aan de commissie zelf hoe ze de opties en eventuele adviezen presenteren. Het kabinet is wel van mening dat de taakopdracht voldoende concreet is om tot concrete opties te komen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de commissie ook kijkt naar belastingsystemen in andere landen. Dat wordt niet gedaan omdat de taakopdracht met name vraagt om te kijken naar de rol van het draagkrachtbeginsel in het Nederlandse belastingstelsel. Daarnaast vragen deze leden naar een reactie op het overzicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Uit de rapportage van de OESO blijkt de totale belasting- en premie-inkomsten als percentage van het BBP van een land. Hierin wordt onder meer duidelijk dat Nederland ten opzichte van het OESO-gemiddelde relatief veel inkomsten ontvangt uit premies. De inkomsten uit de inkomstenbelasting zijn daarentegen lager dan het OESO-gemiddelde. Omdat de totale belastinginkomsten bijvoorbeeld ook omzetbelasting bevatten, die niet worden geheven naar het inkomen, blijkt uit dit onderzoek niet eenduidig dat een Nederlander per verdiende euro een relatief hoog percentage af aan belastingen afdraagt. Wel wordt duidelijk dat de totale belasting- en premie-inkomsten van Nederland afgezet tegen het BBP hoger zijn dan het OESO-gemiddelde. Ten slotte vragen deze leden of de commissie ook kan kijken naar en rekening houden met internationale trends in belastinginkomsten. De Commissie Draagkracht kan de genoemde punten niet in het onderzoek betrekken. Deze zaken vloeien namelijk voort uit talrijke belastingsystemen van andere landen die niet (kunnen) worden onderzocht. Daarnaast bestaan deze belastingeninkomsten ook uit opbrengsten uit belastingen die niet naar draagkracht worden geheven, zoals de accijnzen. Daarom vallen deze zaken buiten de reikwijdte van het onderzoek.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet is gekomen tot de commissieleden, en wat de expertises van de verschillende commissieleden zijn. Daarnaast vragen de leden van de fractie van SP het kabinet naar een motivering per lid, en welke affiniteit individuele commissieleden hebben met het onderwerp draagkracht. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de commissie voldoende gebalanceerd is om het fiscale en juridische perspectief te borgen. Het kabinet wil niet ingaan op individuele commissieleden, maar heeft bij de samenstelling van de commissie geprobeerd te zorgen voor een vertegenwoordiging van wetenschappers, de Belastingdienst, ministeries en van het NIBUD en CPB. Hierbij is geprobeerd om niet alleen een economische, maar ook de filosofische kant van de wetenschap te betrekken. Via de betrokken directies van de ministeries en de Belastingdienst wordt daarnaast ook de juridische en fiscale kant geborgd. Het kabinet is van mening dat hiermee de relevante wetenschappelijke, inhoudelijke en uitvoeringsaspecten over het onderwerp draagkracht goed vertegenwoordigd zijn. Bovendien zorgt de aanwezigheid van betrokkenen vanuit het CPB en NIBUD ervoor dat er ook zoveel mogelijk kan worden geput uit de kennis die daar beschikbaar is over koopkracht, inkomens, huishouduitgaven en basisbehoeften.

De leden van de CDA-fractie willen ook expliciet benoemen dat zij graag zouden vernemen wat het relevante bestaansminimum is voor standaardhuishoudens en of zij daar bij de huidige institutionele setup aan toekomen. De mogelijkheid van een huishouden om lasten te dragen is naast de hoogte van het beschikbare inkomen onherroepelijk verbonden met het uitgavenpatroon dat een huishouden kent. De Commissie Draagkracht zal daartoe noodzakelijke uitgaven aan basisbehoeften – en daarmee een bestaansminimum – bij de analyse betrekken, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de referentiebudgetten en de methodiek die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hanteren.

De leden van de CDA-fractie vragen of de commissie niet alleen op de nevendoelen, maar ook op de nevenschade zal reflecteren. In lijn met de taakopdracht focust de Commissie Draagkracht op het belastingstelsel. Het reflecteren op arbeidsparticipatie als nevendoel van het belastingstelsel is onderdeel van de taakopdracht. Daarbij staan de prikkels uit het stelsel centraal, die de keuze van mensen tussen werk en vrije tijd beïnvloeden. Hierbij wordt aangenomen dat het altijd mogelijk is om naar believen meer of minder te gaan werken. Wanneer niet aan deze aanname voldaan wordt en er mensen zijn die niet overeenkomstig hun wens hun werkuren kunnen uitbreiden, komt het sociale domein meer centraal te staan in plaats van de prikkels. De commissie is in de taakopdracht daarom niet gevraagd hierop in te gaan. Wel heeft de commissie uiteraard de vrijheid om relevante aspecten voor de draagkracht binnen het belastingstelsel mee te nemen.

De leden van de CDA-fractie geven aan dat ze hopen dat de commissie erin slaagt met praktische aanbevelingen te komen die ook tot een vereenvoudiging leiden en niet tot een nog ingewikkelder stelsel. De commissie is gevraagd om met opties te komen om belastingheffing beter te laten aansluiten bij draagkracht, en daarbij ook te kijken naar de effecten op de verschillende doelstellingen van het Belastingbeleid. In de analyse van box 1 van de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel wordt beschreven dat een van de doelstellingen is om te zorgen voor een stelsel dat niet te ingewikkeld, en zo eenvoudig mogelijk is. Dit wordt dus meegenomen. Hierbij is de afweging tussen verschillende opties en doelen van het belastingbeleid uiteindelijk natuurlijk wel aan de politiek. Daarnaast wordt ook gevraagd om te kijken naar de effecten voor de Belastingdienst. Hiermee is getracht tegemoet te komen aan de wens van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de commissie bereid is in te gaan op de vragen die gesteld zijn in het schriftelijk overleg over inkomensongelijkheid van 10 juni 2020 (Kamerstuk 32 140, nr. 72) over onder andere vermogenswinst en rentebetalingen die gevolgen hebben voor de draagkracht van mensen of de koerswinsten van aandelen die de draagkracht vergroten. De betreffende vragen waaraan de fractie refereert zijn aan het kabinet gesteld en door het kabinet beantwoord. De commissie is in de taakopdracht niet gevraagd hierop in te gaan. Wel heeft het CBS eind vorig jaar nieuwe cijfers omtrent pensioenvermogens en vermogensongelijkheid gepubliceerd, en verbetert het vanaf 2021 de vermogensstatistiek. Hiermee komt er meer inzicht in de cijfers omtrent vermogensongelijkheid.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de commissie ook gaat kijken naar het verschil in totale lasten- en premiedruk tussen de laagste en hoogste welvaartsgroep. De commissie is vooral meegegeven om de verschillende soorten huishoudens en gezinssamenstellingen met elkaar te vergelijken. De commissie zal echter ook kijken naar de basisbehoeften, hoe het belastingstelsel zich daartoe verhoudt en de progressie binnen het belastingstelsel. De lasten- en premiedruk van lage inkomens wordt op deze manier dus meegenomen.

De leden van de SP-fractie stellen voor om een aantal factoren mee te nemen in de analyse, en horen graag hoe de commissie hiermee omgaat. Allereerst vragen ze naar het verschil in fiscale behandeling tussen lage en hoge inkomens. De commissie is gevraagd te kijken naar verschillende groepen huishoudens, en zal daarbij ook de progressie van het belastingstelsel in kaart brengen. Hier wordt dus aandacht aan besteed. Daarnaast vragen de leden ook naar de fiscale bevoordeling van kopers, huisjesmelkers en de ontwikkeling van draagkracht van huurders in de afgelopen jaren in relatie tot het overheidsbeleid. De commissie is niet gevraagd om de woningmarkt in de analyse te betrekken. Wel heeft de commissie de vrijheid om verschillende groepen zoals huurders en kopers te onderscheiden. In hoeverre dit wordt gedaan is uiteindelijk aan de commissie zelf. Verder vragen de leden naar de draagkracht van ondernemers, de economische zelfstandigheid en de flexibele arbeidsmarkt. Ook hier geldt dat de commissie niet is gevraagd om de arbeidsmarkt te onderzoeken, maar wel de vrijheid heeft om relevante aspecten mee te nemen. Tot slot vragen de leden van de fractie naar de gevolgen van draagkracht voor opgroeiende kinderen. De kosten van kinderen vormen een expliciet onderdeel van de taakopdracht. Dit zal dus ook door de commissie worden meegenomen.

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat het bevorderen van arbeidsparticipatie slechts één van de vele doelstellingen is van het belastingbeleid. Het kabinet deelt deze mening. Behalve arbeidsparticipatie zijn onder andere de bekostiging van de overheidsuitgaven, herverdeling en het stimuleren of afremmen van bepaald gedrag doelstellingen van belastingbeleid. Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de Commissie het bevorderen van mantelzorg zal bekijken als doelstelling van belastingbeleid. Dit is niet expliciet opgenomen in de taakopdracht, en het is aan de commissie om te bepalen in hoeverre ze dit meeneemt bij het analyseren van de doelen van belastingbeleid.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Commissie niet alleen gaat bezien hoe (het verschil) in draagkracht tussen verschillende groepen in kaart gebracht kan worden, maar ook de uitkomsten daarvan gaat toepassen. De Commissie zal waar dit kan de uitkomsten ook toepassen en dus draagkracht van verschillende groepen in beeld brengen. Hierbij zullen ook relevante beleidsopties in kaart worden gebracht.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Commissie ook kijkt naar de uitwerking van de kosten van kinderen op de draagkracht. De Commissie zal onder andere kijken naar met welke mate en met wat voor soort kosten van kinderen huishoudens met kinderen te maken krijgen. Daarnaast worden de kosten van kinderen ook betrokken in de vergelijking tussen verschillende groepen.

De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat er in de taakopdracht niet expliciet wordt ingegaan op het analyseren hoe belastingmaatregelen die in het verleden genomen zijn zich verhouden met de draagkracht van verschillende groepen, en of dit aan de taakopdracht toe moet worden gevoegd. In de toelichting bij het instellingsbesluit is aan de Commissie gevraagd om te beoordelen hoe het huidige belastingstelsel en de verschillende doelstellingen van belastingbeleid aansluiten bij de verschillende visies op draagkracht, en ook te kijken naar het beleid van de afgelopen jaren. Dit vormt dus wel degelijk onderdeel van de taakopdracht. Daarbij zal worden voortgebouwd op de conclusies uit Bouwstenen voor een beter belastingstelsel.

De leden van de SGP-fractie vragen of verduidelijkt kan worden welke inbreng van de Kamer in het debat over het Belastingplan mee is genomen. Het betreft hierbij de opmerkingen over de Commissie Draagkracht, en niet over draagkracht in het algemeen. Deze opmerkingen zijn ook verwerkt in de taakopdracht zelf.


X Noot
1

Centraal Bureau voor de Statistiek, Welvaart in Nederland, 2019.

Naar boven