De burgemeester van Amsterdam
Overwegende:
dat de burgemeester van Amsterdam op grond van artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), juncto artikel 151c Gemeentewet, de bevoegdheid heeft om te kunnen besluiten tot plaatsing van een camera voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar haar oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde;
Proportionaliteit
Uit informatie van de politie ten aanzien van omgeving Pieter van der Doesstraat blijkt dat er zich op 16 december 2024 en 18 december 2024 ernstige geweldsincidenten hebben voorgedaan bij een woongebouw in deze straat. Deze incidenten leveren een gevaar op voor de openbare orde. Omwonenden voelen zich naar aanleiding van dit incident niet meer veilig in hun woon- en leefomgeving. Ook is er de vrees voor herhaling van openbare orde verstoringen in dit gebied.
Subsidiariteit / andere maatregelen
Ter handhaving van de openbare orde op bovengenoemde locatie zijn de volgende maatregelen getroffen:
- -
Er worden nazorggesprekken gevoerd;
- -
De politie heeft extra aandacht voor de locatie.
Belangenafweging
Het inzetten van cameratoezicht is in aanvulling op de bestaande maatregelen noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde.
De burgemeester heeft het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy anderzijds tegen elkaar afgewogen. In die afweging moet aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen meer gewicht worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te dulden in de privacy.
De burgemeester volgt de (verstoringen van de) openbare orde op en rond de Pieter van der Doesstraat permanent en het besluit tot het instellen van cameratoezicht zal onmiddellijk worden ingetrokken indien het cameratoezicht niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.
Besluit
Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.24 APV;
Brengt ter algemene kennis dat zij op 19 december 2024 heeft besloten: